Twe-spraack; Ruygh-bewerp; Kort begrip; Rederijck-kunst
(1962)–H.L. Spiegel– Auteursrechtelijk beschermdHet zeste capittel.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een paerd ófte de man, de vrouw ende het paerd; waar uyt vólght/ dat een voor allerley geslacht van (65) namen magh komen: maar de voor het manlyck ende wyflyck; ende het, voor het ghenerley gheslacht ófte neutrum. weet óóck datmen voor de dickwils de letter d ende voor het de t ghebruyckt/ even alzó voor des, de s, ende desghelycks voor ick de k: als Ga naar margenoot+men zeyt wel d'appelbóóm, d'ezels huyd, d'ouders, t'wyf, t'varken, t'manneken, t'appelbóómken, t'ezelken, óóck s'mans róck, s'vrouwen tabbard, s'varkens borstelen, ende k'weet, k'zal, k'wil, etc. voor ick weet, ick zal, ick wil. Int vervoeghen der wóórden en byzonder int veel-voudigh ghetal komen de namen wel zonder leden te staan/ men zeyd/ daar komen paerden, mannen, etc. óóck roepende/ man, diener, etc. Ga naar margenoot+Voor-Naam, word voor een naam (als ghezeyd is) ófte in de plaats van een naam ghestelt/ zonder betekenis van tyd/ altóós een zeker persoon anwyzende: ende zyn XIII. als/ ick, du, zyns, zy, die, deze, wie, welck, myn, dyn, zyn, onze, uwe. Ga naar margenoot+Wóórd, bevangt alle wóórden die betekenen iet datter gheschied/ ghedaan ófte gheleden wordt. Ga naar margenoot+Deelneming bevat de namen die vande wóórden afgheleyd worden/ die hun ver-(66)voeghingen met vallen ófte casus hebben/ een zeker onderscheyd van tyd betekenende: als schryvend, minnend, werckende, etc. Ga naar margenoot+Voorzettinghen, als die voor de ander delen ghezet worden der zelver betekenis vervullende/ veranderende ófte verminderende: dees staan lós ófte anghehecht/ de lósse zyn deze; tót, by, voor, toe, teghens, nevens, weder, boven, over, binnen, buyten, om, omtrent, tusschen, op, onder, door, behalven, na, naast, van, uyt, zonder, met, in, af, an, mis, wan. enighe dezer worden wel an de wóórden gheknócht: maar de vólghende komen nimmermeer lós zynde/ als/ be, ver, her, on, ghe ende ont. Merckt in bezien, verzien, herzien, onghezien, ghezien, ontzien, etc. óóck toezien, voorzien, opzien, doorzien, omzien, nazien, uytzien, inzien, afzien, anzien, miszien, wanschapen, etc. Ga naar margenoot+Bywóórd, is een deel eender redene dat an óf by een wóórd ghezet zynde des zelfs betekenis verbreed/ vervult/ vermeerdert óf vermindert: dezer betekenissen zyn verscheiden als des plaats, waar/ hier/ daar/ binnen/ buyten/ boven/ beneden/ iewers/ niewers/ over al/ herwerts/ derwerts/ werwerts/ elwerts/ opwerts/ neerwerts/ ter linker/ ter(67)rehterGa naar voetnoot1)/ verre/ na by/ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van honck/ ghinder/ in/ uyt/ nerghens/ onder/ over/ etc. des tyds, wanneer/ huiden/ mórghen/ ghister/ althans/ thans/ vlus/ terstond/ over een wyl/ korts/ over lang/ tavond/ eertyts/ voormaals/ voorheen/ nimmermeer/ wanneer/ dan/ lestmaal/ altemet/ somtyds/ mette ghang/ allengskens/ voormaals/ namaals/ somwyl/ etc. des ghetaals, eens/ eenmaal/ twemaal/ hondertmaal/ dickmaal/ dickwils/ zelden/ daghelycks/ steeds/ ende zó vóórt, ja/ neen/ alzó/ voorwaar/ wederom/ hoe/ wat/ hoezó/ zekerlyck/ gheensins/ dóch/ welan/ óchóf/ anders/ luttel/ veel/ zonderling/ nauwelyck/ zwaarlyck/ bycans/ ke/ nu/ zózó/ wacker/ dapper/ wazó/ zóziet/ hey/ hóla/ hou/ ontbeyt/ tjan/ ende dierghelycke meer/ die al bywóórden versterckenGa naar voetnoot1). Inwurp, die als in een reden ghewurpen worden ende enige bewegingGa naar margenoot+ des ghemoeds betekenen: als zyn dezer ghelyke/ des verwonderings, hoe/ ho/ aldus/ ontbeyt/ bay/ badou/ tjan/ wel/ etc. des blydschaps, hah/ hach/ hay/ jou/ wich/ wichtom/ wohay/ etc. des droefheyts, wape/ móórd/ helas/ lacy/ wacharmen/ aymy/ o/ óch/ ach/ ay/ etc. des smaats, fy/ foey/ kack/ puff/ baeck/ etc. ende dierghelycke die al onder bywóórd wel mo-(68)ghen begrepen worden/ alzó die by den Grieken daar onder vervat zyn. Kóppeling, dat een reden t'samen knóópt ófte voeght ende mochtenGa naar margenoot+ óóck onder bywóórden begrepen worden/ alzó veel kóppelinghen bywóórden ende veel bywóórden kóppelinghen verstrecken: deze zyn bindende als/ ende/ óóck/ mede/ nóch/ etc. óf lozende als óf/ ófte/ nóch/ nóchte/ etc. ende zó vóórt/ als maar/ nóchtans/ hoewel/ alhoewel/ al ist zó/ tzy/ ghenomen/ dan/ immers/ nademaal/ alzó/ lykewel/ insghelyckx/ dierghelycken/ desghelyckx/ want/ zó/ twelck/ waarom/ om dies wil/ dies/ deshalven/ hierom/ aldus etc. Dees heb ick u dus breed willen verhalen op dat wy ter zake komende vant misbruick inde t'samenvoeghing/ ons na de voors. deling rechten zouden moghen. R. Hoe zal een onervaarne deze delen uyt den ander leren onderkennen? G. lichlyck anmerkende dat onder Wóórd,Ga naar margenoot+ behóren al wat betekend iet te gheschieden/ te doen óf te lyden/ ende worden vervoeght door zekere wyzen ende tyden/ zó wy hier na verhalen zullen. Onder Naam komt (als ghezeyt is) al waarmen een, de, ófte het voor zetten magh. Deze laten zich buighen door zekere casus ófte vallen, daar wy (69) nódigh van te handelen zullen hebben. nóch zynter twe delen die zich buighen laten/ als Voornamen (welcke ick u meest al genoemt heb) ende Deelneming, dat namen zyn van de wóórden komende: de andere zyn altsamen onbuyghelyck; waar van men de Voorzettinghen behóórt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
inde ghedenckenis te prenten. Welcke de reden binden dat zyn Kóppelinghen, ende die enighe schielyke verandering des ghemoeds betekenen zyn Inwurpen, het overschót zyn Bywóórden. R. dit heb ick verstaan/ verhaalt my nu nópende de t'samenvoeghing dezer delen ende waar in het meeste misbruyck is. G. Hoe zeer hier inne/ ja by vele schryvers ghedoolt wordt/ is te verwonderen/ zómen die scherpelyck overhaalt en houden zy (ick laat de ghemeene man varen) reghel/ maat nóch schickelyckheyd/ in gheslacht, genus, ghetal, numerus ófte val, casus. Een Drucker stelt voor op zyn boeck Den Bibel. de Overicheyd doet de willekueren aflezen/ beghinnende/ Mynen heren de Borghemeesteren ghebieden dat niemand, etc. zó men hier lettede in wat gheval de, ende myn, een n, achter an nemen/ men zoude gheen den ófte mynen aldaar stellen. Maar deze achtelóósheyd/ komt uit óórzaack (70) datmen de jueght (ja die al schóón Latyn leren) gheen volkómen óf bestandighe vervoeghing ófte buighing der wóórden ende namen in Duits voorhoudt. Ick wil hier mede niemand gheraackt hebben/ maar verhaal dees twe exempelen alleenlyck op dat ghy diesvólghens in alle schriften mooght na spueren dierghelyke misstellinghen. R. Eerst zalt u believen my een voet te gheven. G. zó veel my daar af bewist is/ wil icket ghaern doen/ niet dat ick my zelf in zulx enighe volkomen wetenschap toe schryve/ maar twyfele niet óf ick en heb veel onbekende ghebreken/ in myn daghelyxe spraack: maar trachte/ om na te spueren de middelen/ daar door men mocht leren een reden behóórlyck Ga naar margenoot+stellen. Om dan daar toe te komen zullen wy der Namen ende Wóórden ende enigher andere delen deling/ buighing en vervoeghing over halen. zó weet dat de Namen zyn Zelfstandighe, dats Substantiva ófte Byvoeghlycke dats Adjectiva. De Zelfstandige by een wóórd ghezet maken een volkomen zin als/ het paerd lóópt, de mensch sterft. Maar de Byvoeghlyke, moghen met een wóórd gheen volkomen zin maken/ ófte daar moet een zelfstandige naam by zyn: want een zelfstandighe naam bete-(71)kent een ding dat zyn eyghen wezen heeft ófte by zich zelven bestaad/ als/ Jan, Pieter, mensch, stad, beest, kruid, stoel, hamer, etc. Byvoeghlyke naam/ betekent een ding dat gheen eyghen wezen heeft/ maar an een zelfstandighe naam ghevoeght word/ als/ wys, schóón, ghoed, quaad, groen, zwart, kranc, zwaar, etc. deze namen hebben haar verscheyden gheslachten. De drie voornaamste gheslachten zyn Manlyck, Wyflyck ende Ghenerley, dats Masculinum, Femininum ende Neutrum. Om nu te weten elcke naam die u voorkomt/ van wat geslacht die is: Merckt eerstlyck op de Byvoeghlyke. die zyn Wyflyck alze met een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
e. enden/ als schóne, ghoede, etc. Zonder e. zynze Manlyck ende Ghenerley zonder onderscheyd/ als schóón, ghoed, etc. Vóórt de Zelfstandighe namen daarmen t'ledeken het voor zetten magh/ zyn Ghenerley gheslachts/ als het beest, het paerd, etc. daarmen de voor zet/ die zyn Manlyck ófte Wyfflyck/ als de man, de vrou, etc. Om deze twe leste dan van elck ander te scheyden zó zetter het ledeken een, met een byvoeghlyke naam voor/ als een schoon man, een schone vrouw. Hier zuldy bevinden dat de Manlyke zelfstandighe namen een byvoeghlyke (72) naam zonder /e/ ende de Wyflyke een byvoechlyke met een /e/ eyndende voor hen eysschen. R. ick heb verstaan hoemen de namen uyt het ghebruyck/ na de ghewoonte van spreken kan onderscheyden van welck gheslacht die zyn: maar zoumen voor den leerlinghen ende onduitschen ghene zekere reghels konnen stellen als in andere talen gheschiet/ waar by de zelve uyt haar betekenis te onderscheyden mochten zyn. G. Dit was int voorghemelde bewerp al mede onderstaan/ dóch waren de uytreghelighe óf gheexcipieerde in gróten ghetal. R. wilt my alleenlyck den voet óf de fórm kond doen. G. onder het Man-Ga naar margenoot+lyck gheslacht komter letter alleenlyck/ Ghód, mensch, man, ende manlyke eyghen namen, ende ampten, als leraar/ koninck/ koopman/ smit/ boer/ etc. Des Wyfliken gheslachts zyn/ vrouw, de namenGa naar margenoot+ ende ampten der vrouwen, uytghenomen wyff/ etc. Wyflyck zyn óóck de namen der elementen/ tyden/ en der zee/ uitghesondert licht/ vier/ water/ sneeu/ en wainigh andere. wyflyck zyn oock de namen der delen en lidmaten des menschen lichaams/ der zieckten/ des huysraads/ ghebous/ wercktuyghs/ der klederen/ dieren/ visschen/ voghelen/ bomen/ vruchten/ dranck/ ste-(73)nen/ ghelt ende ghewicht: dóch waren hier veel uytghezonderde/ de welcke als oock de boven schreven uytghezonderde alle desGa naar margenoot+ ghenerley gheslachts zyn/ als onder des menschen lichaams delen, lidmaten ende zieckten zyn uitregheligh, lyf/ leven/ vernuft/ verstand/ vleesch/ ghezicht/ ghehóór/ ghevoelen/ lid/ vel/ been/ bloed/ hóófd/ brein/ óógh/ óór/ haer/ aanzicht/ speexel/ mergh/ inghewand/ hart/ zweet. Onder tgebouw, huysraat, kleren ende wercktuygh zyn uytgemonstert; dack/ ghewelft/ venster/ luyck/ schót/ zeyl/ touw/ tóóm/ rad/ juck/ roer/ schip/ bóót/ wiel/ huysraad/ bed/ slaaplaken/ kussen/ ghordyn/ mes/ heft/ punt/ lemmet/ hembd/ web/ bórd/ boor/ waterpas/ snoer/ schap/ blóck/ vat/ schryn/ spit/ dexel/ becken/ kleed/ kaproen/ schorteldoeck/ wambeys/ juweel/ ghordel/ handschrift/ boeck/ zeghel/ vierslach/ harnas/ zwaard/ wapen. Onder den Dieren, dier/ beest/ paerd/ hengst/ vool/ kalf/ rhe/ ve/ lam/ schaep/ zwyn/ varken/ hart/ kuiken/ kapoen. Onder de bómen, vruchten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ende stenen zyn uytghemonstert/ blad/ lóf/ kruid/ gras/ hóy/ stróy/ lóóck/ bróód/ speck/ vleesch/ ey/ bier/ way/ kóórn/ kaf/ meel/ deegh/ zout/ pick/ teer/ hars/ was/ vlas/ smeer/ hout/ cristal/ albasterd/ pond. ende wainich andere die hier zou-(74)den moghen overgheslaghen óf vergheten zyn. Des Ga naar margenoot+Ghenerley gheslachts zyn óóck de eyghen namen der Landen ende steden, de namen des Aardrycks, des plaats woninghen, uytghe-Ga naar margenoot+zondert/ stad/ straat/ acker/ hófste/ slóót/ gracht/ burgh/ bergh/ hóef/ ghaarde/ kerck/ veste/ steegh/ spyker/ woning/ lóóds/ wayde/ duin/ dyck/ dam/ sluis/ kluit/ zóde/ turf/ póórt/ brug/ tóórn/ marckt/ graft. óóck de namen der Metalen: de namen der Heerlyckheyden ende ampten zyn óóck des ghenerley gheslachts als/ Kayzeryck/ Hertóghdom/ Graafschap/ Ambacht/ etc. Alle verkleynde namen óf diminutiva, als manneken/ vrouwken/ schipperken/ koningsken/ bóómken/ etc. Diesvólghens mede die in betekenis verkleinen als/ kind/ kalf/ kuycken/ vool/ jong etc. zyn des ghenerley gheslachts. óóck de namen die van wóórden komen/ als het schrift/ het werck/ het lóf/ het ghehóór/ etc. komende van schryven/ wercken/ loven/ hóren/ zyn des ghenerley geslachts: andere als de liefd/ de hoop/ de spraack/ etc. komende van lieve/ hope/ spreke/ zyn wyflyck: in dezer ghelycke namen ende wóórden/ alzó die zich breed strecken/ heb ick nóch gheen alghemene Ga naar margenoot+reghel ghezien: metter tyd mochtmen zulx te weegh brenghen. (75) De bovenst uitgemonsterde namen zyn wyflyck: evenghelyck al die uyt de wyflyke ghemonsterd waren/ ghezeyd zyn des ghenerley gheslachts te wezen. De manlyke ende wyflyke namen (zó ghezeid is) eyschen de, voor haar. Des ghenerley gheslachts eyschen het. Om dan ande buighing, dats declinatio, te komen zullen wy de leden als de ende het eerst moeten voornemen: maar voor al de Vallen ófte casus beschryven/ op dat ghy verstaan mooght in wat gheval ende betekenis die ghebezight worden. De Latynen hebbender zes/ die wy in dezen vólghen zullen/ om daar deur tót grondlyker Naspuering der eighenschappen onses taals te komen: dees noemenze Nominativus, Genitivus, Dativus, Accusativus, Vocativus, Ablativus, die wy de Noemer, Barer, Ghever, Anklagher, Roeper ende Ofnemer zouden moghen noemen. R. ghy most my dit breder uytlegghen zoud' icker iet van verstaan. G. hóórt my eerst uytleggen der zelver betekenis. Noemer/ daarmen eerstklaps de name des dings of t'gheen dat iet wat doet ófte lyd me noemt als/ de man spreeckt. Barer/ daarmen iemand iet mede toe eyghend als/ des mans huys. Ghever/ daar iemand iet mede ghedaan óf ghegheven word als/ ick hebt den man ghegheven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Anklagher/ t'ghene dat volbracht word/ als ick beschuldich den man of de man. Roeper/ daarmen iemand mede roept óf dwingt/ als ho man. Ofnemer/ daar door men iet neemt ófte ontfangt/ dees heeft altyd t'wóórdeken /van/ voren/ als ick hebt vanden of vande man ontfanghen. Merckt dat onze namen ghelyck óóck de Hebreeusche doen/ int buighen gheen verandering hebben/ dan inden Barer/ daar zetmer een /s/ by/ óóck inden Ghever somtyds een /e/ de endende Meklinker verdubbelende als den manne. De leden veranderen wat meer/ de, heeft des inden barer, den inden ghever, de of den inden anklagher, ho (óf enighe ander ropend gheluyd) inden roeper, vande óf vanden inden ófnemer. het, heeft des inden B. het inden G. ende A. ho inden R. als boven/ van het óf vant inden O. maar een heeft gheen verandering als een s. inden barer ende somtyds/ en inden G. ende A. zó ghy hier/ by nevens de Latynse namen myn mening mooght hóren. Eerst verstaande dat het (77) Enkel ghetal maar een/- ende het Meervoud veelen bevat/ dat zy Singularis ende Pluralis noemen.
Verstaat dat het ledeken een, voor alle gheslachten even alleens komt/ maar de leden de ende het als voorzeyt is niet/ noch óóck de byvoeghlyke naam alser een voorkomt zó ghezeyt is/ als een schóón man ende een schone vrouw: maar als de leden de ófte het voorghaan zó zyn int Manlyke, Wyflyke ófte Ghenerley gheslacht/ altyd de byvoeghlyke namen wyflyck/ als men zeyt de schone man, de schone vrouw, het schone dier. Merckt óóck dat de leden de ende het in alle de drie ghe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
slachten inden Barer ende Ghever int enkel ghetal alleens zyn óóck int Meervoud ghetal doorghaans in allen vallen/ zó ghy an de vólghende hóren moecht/ als Heer Manlyck zynde/ vrou Wyflyck/ ende dier des ghenerley gheslachts laten haar met de leden al(78)dus vervoeghen inden N. de heer, de vrouw, het dier. B. des heers, vrouws, diers. G. den here, vrouwe, diere. A. de óf den heer ende vrouw, het dier. R. heer, vrou, dier. O. vande óf vanden heer, vrou, van het òf vant dier. slaat gha datmen inden N.A.R. ende O. zó wel here ende vrouwe/ als heer ende vrouw zegghen mach maar inden G. voeght het (na myn achting) niet wel anders als here ende vrouwe te zegghen. Dit zy int Enkel ghetal/ int Meervoud buyghenze aldus inden N. de mannen, vrouwen, dieren. B. der mannen, vrouwen, dieren. G. den mannen, vrouwen, dieren. A. de of den mannen, vrouwen, dieren. R. ho, mannen, vrouwen, dieren. O. vanden of vande mannen, vrouwen, dieren. Hier meen ick u de buighing den namen belanghende vervoeght te hebben/ dóch staat u nóch achting te nemen op de namen met een /s/ endende als mes, glas, etc. dat die inden Barer niet veranderen. Dat óóck de byvoeghlyke namen die na een korte óf enkele klinker met een meklinker enden die zelve verdubbelen int wyflyck gheslacht als/ mal, zót, vet, glad, etc. ende malle, zótte, vette, gladde: óóck die met een /f/ na een langhe klincker óf na een meklinker enden/ datse een /v/ (79) int wyflycke gheslacht aennemen/ als dóóf, ryf, ende dóve, ryve: alzó óóck zelfstandighe namen en wóórden doen zó die een /e/ after an nemen als/ wyf/ graaf/ leef/ etc. wyve/ grave/ leve/ etc. Dit zy van de namen en leden ghezeyd nu/ an de Voornamen diemen inde plaats van een Naam ghebruickt/ ende dat veeltyds daar t'weer verhalen des naams verdrietigh valt. als men zeyd Pieter riep Jan, ende hy ghaff hem gheld, hier worden hy ende hem inde plaats der namen ghebezight/ daarmen anders zou moeten zegghen ende Pieter ghaff Jan gheld: int bezigen der Voornamen is zonderling gróót misbruyck by ons/ ende hebbe niewers meer zwaricheyd ghevonden dan int na spueren van der zelver eyghentlyke betekenis/ gheslacht ende vallen. R. Liever wild my in dezen als voorheen u helpende hand reycken. G. Dat icker iet bestandighs in zoude weeten voor te gheven/ wil ick my int minst niet beroemen/ maar believet u wy zullense mede overhalen om te bezien hoe na wyt brenghen konnen/ te hulp nemende eenen ghedruckten Donaat tot Straasburgh/ in Overlands/ van wóórd tot wóórd verduitscht zynde ende door den welgheleerden Henricus Glareanus lest ghezuiverd/ uyt het welck wy (80) veel vocabula artis, hier verduitscht zynde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontleent hebben/ op datmen niet en mene dat wy na ons eyghen hóófd vermetelyck die al ghestelt hebben/ óft óóck dat wy iemand van zyn ere willen beróven: maar tis ons ghenoegh zó wy maar iet tót verciering onzes taals vorderen moghen/ kerende tot ons voornemen zal ick u de Voornamen benevens de Latynse door de casus ófte vallen leyden/ op dat ghy die na spueren mueght/ waarze verstandigh ófte onduitselyck moghen ghestelt zyn/ ende my zulx anwyzen.
Voort Ghenerley (meen ick) ghebruiken wy in dezen t'ledeken/ het.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+die: als int M. ende W. gheslacht.
Ga naar margenoot+het Meervoud als het M. ende W. gheslacht.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daar heb ick u onze Voornamen verhaalt in haar vervoeghinghen zó na my doenlyck is gheweest/ watter an ghebreeckt maghmen metter tyd te rechte brenghen. R. na u mening is an t'misbruyck in dezen veel gheleghen. G. als óóck ant rechte gebruyck/ want waarom zoude ons deze ende die, dit ende dat niet zo veel verstrecken als hic & ille, hoc & illud by den Latynen/ welcke wóórden gróte verlichting ende ciraat in een reden brenghen/ doort na laten van de Namen telcken weder te verhalen/ ende zó vóórt met meer andere wel te ghebruiken. Nópende t'misbruick/ ick zal u enighe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
exempelen vóórtbrenghen/ op dat ghy daghelyx in ghelyken gheval zulx zult moghen naspueren; in myn bybel een vande beste overzettinghen zynde zonder naam ghedruct/ op dat ick óóck niemants schriften zoude schynen te willen bedillen óf meesteren (alzó ick zelf wel weet in dies niet volkomens te hebben maar dat ick nu met u sprekende onwetende óf door onghewoonte en achtelóósheid dickwils faal/ dóch ghaern my ende een ander (84) tot lering daar van berispt waar) heb ick die voorghenomen. In de spruecken Salo-Ga naar margenoot+mons cap. 12. 13. ende 14. vind' ick/ wie zyn acker boud zal bróóds ghenoegh hebben/ etc. ick meen wie behóórt die te zyn nóch: Enen zót laat zyn tóórn zien/ etc. behóórt een, te wezen. Nóch op den ghebaanden pad/ etc. t'behóort het ghebaande pad te zyn. Nóch: een wyze zoon laat hem tuchtighen/ etc. na myn achting zoudet zich tuchtighen behóren te zyn. Nóch: De gherechticheyd bewaart den onschuldighen maar dat ghódlóós wezen brengt eenen totter zonde/ etc. ick meen inde plaats van dat, het behóórt te komen/ anders strecktet tot iet dat te voren ghezeyt is. Nóch: waar den ós werckt/ etc. most de ós wezen. Nóch; menighen behaaght eenen wegh wel/ maar eyndelyck brenght hy hem tótten dóód/ etc. ick wane voor hy/ die behóórt te komen. Hier by willen wyt laten/ zelf mooghdy daghelycs zulx na sporen/ byzonder int overzetten uyt ander talen vindmen dat hier veel an gheleghen is. Nu willen wy vóórt an de Wóórden komen/ hoe Ga naar margenoot+de Help-wóórden, ick heb, ende ick ben, vervoeght worden (alzó alle Vocabulaars dat naacktlyck ghenoegh betóghen) is ons niet nódigh over te halen/ als óóck het wóórd ick (85) min ófte minne, dat vindy aldaar mede int breed: na welcke ghemene vervoeghing vant wóórd ick min ófte minne zich alle wóórden laten leden/ achtervólghende zeker onderscheid Ga naar margenoot+dat ick u verhalen zal. Let op des voors. wóórds vervoeghing/ dattet inde eerste persoon maar vyf veranderinghen in zich zelven heeft/ als ick min, minde, minnen, mint ende ghemint. vóórt wortet met help-wóórden ick heb/ ick had/ ick zoude/ ick zal/ ick heb ghehad/ inde vervoeghinghen onderscheiden/ na welcke wyze alle wóórden zich óóck vervoeghen laten/ ende nemen meest-al voor een /e/ an na datmen wil/ ick min minne/ schryf schrive/ lóóp lope/ lees leze/ etc. Somtyds de meklinker verdubbelende als de klinckletter kort is/ als in min minne, klap klappe, etc. Merckt óóck datmen de twede persoon int Enkel ghetal nu ter tyd zelden ghebruyckt/ maar inde plaats van du minnest, etc. ghy mint zegghende/ ende moeten dees volgens int veelvoudighe ghy luyden mint zegghen/ t'welck de taal verkruepelt ende die van haar ciraat beróóft. De H. van S. Aldegonde heeft hier in (als óóck int waarnemen van ghetal/ val/ gheslacht ende tyd) in zynen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ghedruckten Zouter zyn vlyt betóónt: ende meer andere (86) hebben t'selve wel eertyds ghepóóght te beteren/ maar hebben luttel ghevordert/ zó quaden beest is quaghewoonte. R. byden Overlanders ist óóck verachtelyck /du/ te zegghen/ kan niet vermoeden waarom/ dan dattet zó de wyze is. G. Komende an t' onderscheyd inde vervoeghing der wóórden/ der zelver zynder zommighe die iet veranderen inde drie eerste tyden/ als neemt indeGa naar margenoot+ eerste persoon ick min, minde ende ghemind na welck wóórd (zó ghezeyt is) alle wóórden zich voeghen/ behalven zommighe die ick u meest al onderscheidlyck meen te verhalen. zó houdt dit voor de eerste alghemene vervoeghing daar de middel klinckletter niet en verandert, in ghenerley wyze van vervoeghing. Voor de twede vervoeghing/ neemt/ daar de middel klinckletterGa naar margenoot+ des hóófdwóórds verandert inde twede tyd ende dat de darde tyd weder tót deerste zich keert, dóch endende met /en. als/ ick lees, las, ghelezen. Inde darde vervoeghing verandert de middel klinckletter alsGa naar margenoot+ voren inde twede tyd ende de darde tyd vólght de zelfde verandering, als, ick schryf, schreef, gheschreven. Inde vierde vervoeghing is de middel klinckletter in alle de dryGa naar margenoot+ voors. tyden zonderling, als/ ick spreeck, sprack, gesproken. Onder de vyfde vervoeghing behóren de wóórden die inde twede tytGa naar margenoot+ twe wóórden hebbende dies met de darde ende vierde vervoeghing over een stemmen/ als/ ick zing, zong óf zang ende ghezonghen. Hier meen ick u na den grond onzes taals/ het onderscheyd onzer wóórden inde vervoeghing wel verdeelt te hebben/ tót welcke vyf vervoeghingen alle onze wóórden ghebracht moghen worden: uitghzondertGa naar voetnoot1) zommigeGa naar margenoot+ als/ ick kaetse, ban, span, weef, en luttel andere die onder de eersteGa naar margenoot+ vervoeghing behóren; behalven datmen ick kaetste inde II. tyd/ ende ghebannen, gespannen, gheweuen, inde III. tyd zeyd/ daar al ander wóórden dezer vervoeging op de, inde twede tyd ende op t, inde darde tyd eynden. R. ick hóre met gróót welghevallen/ dat u deling na de ghestalte onzes taals inden grond ghemaackt is/ maar ghaat vóórt ende voeghtse elck onder haar standert. G. Onder de eerste vervoeghing (zó ghezeyt is) komen int ghemeen meest alle wóórden/ die dies onnódigh verhaalt zyn: maar de andere zó veel icker heb konnen naspueren/ zal ick u verhalen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Merckt even ghelyck inde eerste vervoeghing/ al de wóórden inden III. tyd op een /t/ enden/ als ghemint etc. datze in al d'ander vervoeghinghen op/ en/ uitghaan: uytghenomen, lach/ inde II. ende breng/ denck/ werck/ zoeck/ inde III. vervoeghing die op een /t/ inde darde tyd enden. Oock verandert int wóórd ick koom ende quam/ de /k/ in /q/ welcke veranderingGa naar margenoot+ der Meklinkers ick noch in gheen ander wóórden ghemerckt heb. R. help/ hoe wel (90) behaaght my u verhaal/ dus doende zoumen men den vremdelinghen eenen zekeren voet konnen gheven om onze taal wel te leren/ ende allen schryvers een rechtsnoer om hun na te schicken. G. Int ruygh heb ick u overghehaalt/ zó veel my van zulx bewist is/ maar achte zó d'een óf d'ander gheleerde dit wilde ter hand nemen/ ghy zoud haast bemercken dat onze taal in ryckheyd/ lieflyckheyt/ ghoede schicking ende verstandelyckheit/ alle ander talen te bouen ghaat/ even als een vet vruchtbaar land dat ongebout vergheten zynde namaals ghehauend veelvoudighe vruchten gheeft. |
|