Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Chronologisch woordenboek (2001)

Informatie terzijde

Titelpagina van Chronologisch woordenboek
Afbeelding van Chronologisch woordenboekToon afbeelding van titelpagina van Chronologisch woordenboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.70 MB)

Scans (67.25 MB)

XML (5.63 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Chronologisch woordenboek

(2001)–Nicoline van der Sijs–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen


Vorige Volgende
[pagina 143]
[p. 143]

Hoofdstuk 3
De herkomst van Nederlandse woorden

3.0 Inleiding

Dit hoofdstuk volgt de indeling van de herkomst van Nederlandse woorden zoals in 1.2.5 vermeld. In 3.1 wordt de vorming van inheemse woorden bekeken en worden de volgende vragen beantwoord: Zijn er verschillen tussen de manier waarop vroeger samenstellingen werden gevormd en de manier waarop dat momenteel gebeurt? Tot wanneer waren momenteel improductieve achtervoegsels productief? Welke woorden zijn van oorsprong klanknabootsend of klankschilderend? Hoe oud is dit procédé en is het nog productief?

Paragraaf 3.2 draait om leenwoorden. Hier worden onder andere de volgende vragen bekeken: Wat zijn de oudste leenwoorden? Welke talen hebben invloed op het Nederlands gehad? Wanneer was de grootste toevloed van leenwoorden uit een bepaalde taal en welke terreinen betrof die toevloed? Hoeveel leenwoorden leverde de ontdekking van nieuwe continenten in de zeventiende eeuw op? Bestaat er een relatie tussen het soort taalcontact en de hoeveelheid overgenomen leenwoorden?

In 3.3 geef ik de pseudo-ontleningen als voorbeeld van afgeleiden van leenwoorden, en bekijk ik op welke talen we ons in welke periodes gericht hebben bij het maken van pseudo-ontleningen.

In 3.4 geef ik een overzicht van de in het Nederlands gevormde letterwoorden en lettergreepwoorden en ga ik na uit welke periode deze dateren.

In 3.5 vermeld ik alle woorden waarvan de herkomst onbekend is, dat wil zeggen: waarvan we niet kunnen uitmaken of ze inheems dan wel geleend zijn.

Dit hoofdstuk is voornamelijk gebaseerd op het veld <herkomst> in de database, gecombineerd met de dateringen. Hier komt de herkomst van reeksen Nederlandse woorden ter sprake; het gaat niet om individuele woorden. Door het temporele aspect worden taalverschijnselen in dit hoofdstuk in perspectief gebracht en krijgen we meer kennis over de verschijnselen als zodanig. Er komt naar voren hoe oud bepaalde verschijnselen of vreemde invloeden zijn, en of ze nog steeds gelden of niet meer. Iedere paragraaf eindigt met een samenvatting van de bevindingen.

 

Om te beginnen enkele cijfers over de opbouw van de woordenschat in het bestand. De totaalcijfers voor de verschillende categorieën zijn al genoemd in 1.2.5; hieronder wordt een uitsplitsing per eeuw gegeven. Ik laat een eeuw zoals gebruikelijk lopen van het jaar 1 tot en met het jaar 0 van de volgende eeuw.

[pagina 144]
[p. 144]

In de rijtjes woorden die in dit en in het volgende hoofdstuk worden gegeven, wijk ik hiervan om praktische redenen af: in de rijtjes zijn telkens de jaartallen waarvan het tweede cijfer (vóór het jaar 1000 het eerste cijfer) verspringt, typografisch onderscheiden door middel van een horizontaal streepje in de kantlijn. Hierdoor wordt het mogelijk in één oogopslag te zien waar een nieuwe eeuw begint, welke woorden en hoeveel er in iedere eeuw voorkomen, en hoe de verhoudingen tussen de woorden in de verschillende eeuwen liggen. Om die visuele indruk te verkrijgen, moeten de eerste getallen identiek zijn en loopt een eeuw dus van 1900 tot en met 1999, en niet volgens de officiële eeuwindeling van 1901 tot en met 2000. Overigens komen de eerste eeuwjaren in de rijtjes niet bijzonder vaak voor.

De herkomst van de woorden is als volgt over de eeuwen verdeeld:

inheems leenwoord afgeleid leenwoord letterwoord onbekend totaal
1-100 0 0 0 0 0 0
101-200 1 0 0 0 0 1
201-300 1 1 0 0 0 2
301-400 0 0 0 0 0 0
401-500 0 0 0 0 0 0
501-600 0 0 0 0 0 0
601-700 7 0 0 0 0 7
701-800 96 3 0 0 1 100
801-900 40 6 0 0 0 46
901-1000 383 20 3 0 2 408
1001-1100 185 16 7 0 2 210
1101-1200 155 22 1 0 1 179
1201-1300 1392 724 64 0 9 2189
1301-1400 440 302 50 0 8 800
1401-1500 529 407 57 0 8 1001
1501-1600 695 1303 142 0 18 2158
1601-1700 604 1257 204 0 14 2079
1701-1800 340 954 153 0 10 1457
1801-1900 457 2898 490 7 13 3865
1901-2000 311 2850 817 45 15 4038
             
Totaal 5636 10763 1988 52 101 18540

[pagina 145]
[p. 145]

In de vorm van een staafdiagram:



illustratie

Hoe nu de gegevens te duiden? Laten we om te beginnen kijken naar de totale aantallen per eeuw. Interessant genoeg wisselen de toppen en dalen in het ewb elkaar op gelijke wijze af, terwijl daarin van een andere woordenschat is uitgegaan; zie de Inleiding van het ewb. In absolute aantallen verschillen het ewb en het huidige bestand uiteraard, waarbij het meest opvallende verschil is dat in het ewb het percentage leenwoorden hoger ligt; dan komt door de keuze van de trefwoorden, zie 1.2.1.

Voor de alleroudste periode vertellen de aantallen vooral iets over de beschikbaarheid van bronnen uit vroeger eeuwen (zie ook hoofdstuk 2 en het chronologische overzicht van de belangrijkste bronnen en van de woorden). Er is een kleine piek in de achtste eeuw die voornamelijk op het conto van de Lex Salica is te schrijven (50 van de 100 woorden zijn gedateerd op basis van deze wet, de rest gaat terug op plaatsnamen). Er is een piek tussen 901 en 1000, omdat uit die periode de Wachtendonkse Psalmen bekend zijn. Tussen 1001 en 1100 zakt het aantal gedateerde woorden wat in, ondanks het feit dat hieronder de woorden uit de Leidse Willeram van 1100 vallen (veel woorden uit de Willeram staan ook in de Wachtendonkse Psalmen en zijn dus daarop gedateerd). Maar nog groter is de terugval in de twaalfde eeuw, omdat er dan nauwelijks bronnen zijn - beslist níét omdat de woordenschat van de mensen afnam.

De dertiende eeuw levert de eerste werkelijk grote piek op, omdat uit deze eeuw voor het eerst veel teksten bekend zijn. Opvallend is dat daarna weer een inzinking van twee eeuwen komt - deze zal verband houden met de gebrekkige dateringen die het mnw biedt. Tussen 1501 en 1700 stijgt het aantal gedateerde woorden weer fors, wat met een aantal factoren zal samenhangen. Het wnt begint in 1500, waardoor het aantal bronnen aanzienlijk toeneemt. Maar ook het aantal woorden nam tussen 1501 en 1700 toe. In deze periode bestond een sterke puristische beweging. Dankzij de inspanningen van Simon Stevin, H.L. Spiegel, Hugo de Groot en P.C. Hooft werden vele nieuwe woorden

[pagina 146]
[p. 146]

gemunt ter vervanging van vreemde woorden; veel van deze woorden hebben de eeuwen getrotseerd. In deze periode hadden de Nederlanden vele buitenlandse contacten: binnen Europa (mede door de Nederlandse Opstand of Tachtigjarige Oorlog), maar ook ver daarbuiten. Nieuwe continenten werden ontdekt, waarmee handelscontacten werden aangegaan. Men leerde vele nieuwe producten en zaken kennen, die allemaal een naam kregen.

Tussen 1701 en 1800 is een inzinking te zien, die een zekere culturele en economische stagnatie weerspiegelt. Na 1800 vindt een explosie aan nieuwe woorden plaats, die tot op heden voortduurt. Deze explosie is ongetwijfeld op het conto van de wetenschappelijke woorden te schrijven: de laatste twee eeuwen hebben wetenschap en techniek zich enorm ontwikkeld en uitgebreid, en de woordenschat heeft deze ontwikkeling gevolgd.

Bij de hoge aantallen woorden uit de vorige en deze eeuw moet wel bedacht worden dat naarmate een woord langer in de taal bestaat, de kans groter wordt dat het vervangen wordt door een ander woord, bijvoorbeeld omdat de zaak waarnaar het woord verwijst, verandert. Wanneer men over een eeuw terugblikt, zal blijken dat veel woorden van nu allang weer verdwenen zijn. Het zal iedereen duidelijk zijn dat de woordenschat van bijvoorbeeld de dertiende eeuw niet bestond uit 2189 woorden (die in die eeuw zijn gedateerd) of uit 3142 woorden (namelijk alle woorden die zijn gedateerd vóór 1301). Nee, de woordenschat was groter, maar veel woorden zijn inmiddels verdwenen, en bovendien zitten in het bestand voornamelijk ongelede woorden, dus alle samenstellingen en afleidingen vallen buiten de boot. De cijfers geven alleen informatie over het voortleven van woorden, en dan nog moet die informatie met de nodige voorzichtigheid en scepsis bekeken worden. Sommige woorden (erfwoorden) blijven lang in een taal voortbestaan, dat blijkt wel uit de Nederlandse woorden die teruggaan op het Indo-europees. Andere woorden, zoals modewoorden en neologismen, hebben een veel kortere levensduur.

Bij de verdeling van inheemse en geleende woorden (zowel leenwoorden als afgeleiden daarvan) over de eeuwen valt op dat in de oudste eeuwen het aantal inheemse woorden aanzienlijk groter was dan het aantal leenwoorden. Tussen 1300 en 1500 neemt het aantal geleende woorden toe, maar dit blijft onder het inheemse aantal liggen. In de zestiende eeuw vindt een radicale ommekeer plaats: vanaf dat moment en in alle volgende eeuwen is het aantal leenwoorden veel hoger dan het aantal inheemse woorden. Dat hangt direct samen met de uitbreiding van de kennis van de wereld, zowel letterlijk (de bekendwording van nieuwe continenten) als figuurlijk (de nieuwe wetenschappelijke inzichten die de Renaissance met zich meebracht). Bedenk echter wel dat het aantal inheemse woorden vertekend is omdat het bestand vooral ongelede woorden bevat: er wordt hier slechts geconstateerd dat de ongelede woordenschat vanaf de zestiende eeuw vooral werd uitgebreid door de overname van leenwoorden.

De letterwoorden en lettergreepwoorden uit het bestand zijn alle jong: ze dateren vanaf de negentiende eeuw. De woorden waarvan de herkomst onbekend is, zijn gelijkmatig verdeeld over de eeuwen en volgen daarbij de pieken en dalen die in de totale woordenschat te zien zijn.

In 4.0 wordt een nadere verdeling van de woorden gegeven op grond van het woordveld waartoe ze behoren (gecombineerd met ouderdom en herkomst).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • over Woordenboek der Nederlandsche taal

  • over Middelnederlandsch Woordenboek (10 delen)