Het Rijk van Nijmegen. Westelijk gedeelte
(1982)–A.G. Schulte– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 312]
| |||
Afb. 394. Verpondingskaart van het dorpsgebied en de polder van Niftrik, getekend door de landmeter A. van Leeuwen in 1809. r.a.g., Arnhem.
| |||
[pagina 313]
| |||
Niftrik
| |||
De spoorbrugIn 1872 werd aan het Engelse parlementslid Alexander Brogden toestemming verleend om een spoorweg aan te leggen van Tilburg naar Nijmegen. Vrijwel direct is men met de bouw van de spoorbrug over de Maas bij Niftrik en Ravenstein begonnen. Brogden noemde de brug naar zijn dochter Edith, die ook de eerste steen legde. Op de zuidelijke pijler werd haar borstbeeld aangebracht. Nog hetzelfde jaar droeg de Engelsman de verworven concessies over aan de Zuid-Ooster Spoorwegmaatschappij. Met steun van het Rijk kon deze maatschappij, ondanks grote financiële moeilijkheden in 1875 de zaak toch tot een goed einde brengen. De spoorlijn werd geopend op 4 juni 1881. De brug bestond aanvankelijk uit een horizontale bovenbouwconstructie van het type | |||
[pagina 314]
| |||
Afb. 395. De dorpskern van Niftrik volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
Moerdijkbrug, die in het begin van deze eeuw is vervangen door vier bogen rustend op zeven brugpijlers. De spoorbrug werd op 10 mei 1940 opgeblazen en door een nieuwe vervangen. - Literatuur. Camps 1956, blz. 100, 176, 227. | |||
De Rooms-Katholieke kerkDe aan St. Damianus toegewijde kerk aan de Kerkstraat is gebouwd in 1941-1942 en vervangt een neogotisch kerkgebouw, dat op zijn beurt de middeleeuwse dorpskerk aan de dijk verving, die in 1892 is gesloopt (afb. 396, 397). | |||
Bronnen
| |||
GeschiedenisIn 1117 behoorde de kerk van ‘Nifterka’ aan het Stift van Xanten en bezat de proost het patronaatsrecht. In 1243 verkocht een zekere Wierus, zoon van Freson van Nichterich, zijn recht op de kerk en de tiende aan het Xantens kapittel. De inlijving bij dit kapittel werd in 1308 door de aartsbisschop van Keulen bevestigd. De kerk was toegewijd aan de H.H. Cosmas en Damianus. In het Stiftsarchief in Xanten bevinden zich verschillende door Wilkes gepubliceerde oorkonden betreffende de verpachting van de stiftshof te Zande, waarvan met name twee vroeg 15de-eeuwse oorkonden mededelingen bevatten omtrent bouwactiviteiten aan en onderhoud van de parochiekerk. Volgens een oorkonde van 2 februari 1411 (Wilkes | |||
[pagina 315]
| |||
Afb. 396. Situering van de r.k. kerk volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
Afb. 397. De plaats van het tegenwoordige r.k. kerkgebouw met aanduiding van de standplaats van de middeleeuwse kerk volgens het huidige nette plan.
nr. 1105) verklaarden Arnt van Lienen en diens zoon Alard van Lienen van het Xantense stift ‘om Godes wil en niet van rechs wegen’ 40 oude schilden te hebben ontvangen om het koor van de kerk te Niftrik daarmee te ‘sperren, plencken end decken met leyen end mit loet te versten’. Zij verklaarden daarbij uitdrukkelijk dat deken en kapittel niet verplicht zijn ‘te tymmeren aender kerkcken van Niyfteric off aenden torn van rechs wegen’. Wanneer het koor ‘gespert, gedeck, geplenck, geloet end gemaeck is’ dan moeten deken en kapittel het koor voortaan ‘verwaren in dake te halden, dat niet en leke, end dat choer doen luchten des nachs als gewonlic is’. Volgens een oorkonde van 2 oktober 1439 sloten Rutger van den Staede en Gerit van Tiele met de deken en het kapittel een overeenkomst voor de duur van zes jaar om op hun kosten de dijken in het naburige Wijchen te onderhouden. Naast een vergoeding in land in het kerspel Wijchen kregen zij de opbrengst van de kleine tienden in het kerspel Niftrik, waarmee zij de kosten van verlichting van de parochiekerk aldaar moesten bestrijden; verder waren zij verplicht het koor van de Niftrikse kerk bouwkundig in goede staat te houden. Met de ingang van het Twaalfjarig Bestand verscheen de eerste predikant in Niftrik, die ook de gemeenten van Balgoij en Keent ging bedienen. De Hervorming noopte de katholieke dorpsbewoners om hun heil te zoeken in Ravenstein. In 1672 werd Niftrik verenigd met de statie Wijchen en in 1715 bouwde men een kerkschuur en pastorie. In 1795 kon de oude parochiekerk aan de dijk weer door de katholieken in gebruik worden genomen. Aan kerk en pastorie konden in 1823, het jaar waarin de Domeinen de verplichting tot onderhoud van de kerk afkochten, enige verbeteringen worden uitgevoerd met behulp van de afkoopsom. Waarschijnlijk is de kerk toen vernieuwd en de middeleeuwse toren wat opgeknapt, want J. Van Schevichaven spreekt expliciet over ‘de nieuwe R.C. kerk’. In 1891-1892 werd ten noordwesten van de oude kerk die aan de dijk stond, naar ontwerp van architect C. Franssen een éénbeukige kerk met een schip van vier traveeën, een lager koor met halfrond gesloten absis en een toren van vier geledingen met een schilddakspits gebouwd, sterk verwant aan de kerk van het dorp Altforst. De oude kerk aan de dijk werd gesloopt en de toren door vijftig sterke mannen omgetrokken. Foto's gemaakt tijdens de sloop laten zien dat het torenlichaam was opgetrokken, c.q. bekleed met afwisselend twee lagen baksteen en een laag tufsteen. De kerk van 1892 is tijdens de oorlogshandelingen op 10 mei 1940 verwoest, omdat op bevel van de Nederlandse legerleiding het schootsveld moest worden vrijgemaakt. Op 16 juli 1941 werd de eerste steen gelegd voor de huidige parochiekerk, gebouwd naar ontwerp van architect Fr. Schütz uit Den Bosch.
Ga naar margenoot+ Tot de inventaris van het kerkgebouw behoren naast een 17de-eeuwse kelk en een 18de-eeuwse monstrans voornamelijk 19de-eeuwse vaatwerk, kandelaars en lichtornamenten.
Ga naar margenoot+ Acht een- en drielichts wandarmaturen. Geel koper; xixb. Twee armen. Vlucht 53 cm; 3-lichts. Ronde, geprofileerde muurplaat; voluutarm met aan het einde 3 kaarsenhouders met hoge bobèche, waarop 1 × knorren en 2 × palmetten; aan het begin van de arm en onder de vetvanger voluten. | |||
[pagina 316]
| |||
Afb. 398. r.k. kerk. Wandarm van geel koper, een-lichts, 19de eeuw (opn. 1977).
Afb. 399. r.k. kerk. Wandarm van geel koper, drie-lichts, 19de eeuw (opn. 1977).
Twee armen. Vlucht 53 cm, 3-lichts. Dezelfde als boven, maar met een muurplaat waarop rand van knorren. Twee armen (afb. 399). Vlucht 53 cm, 3-lichts. Dezelfde als de eerste, maar met knorren op de muurplaat en halverwege de arm bladmotief. Twee armen. Vlucht 50 cm, 1-lichts (afb. 398). Dezelfde als 3, zonder palmetten onder de vetvanger. Herkomst: uit de vorige kerk; nieuw aangebracht in 1951.
Ga naar margenoot+ Stralenmonstrans (afb. 400). Hoogte 62,5 cm, diam. voet 21,5 × 18 cm; zilver, vergulde stralen; merken: stadsteken: boompje (= 's-Hertogenbosch), meesterteken: wb = wvb gemonogrammeerd (= Wernardus Franciscus van Beugen, vanaf 1740; Crooy nr. 131), jaarletter c (= 1752), trembleersteek. Geschulpte voetrand; op de welving (gedreven) kelk en hostie, omgeven door wolken en de vier evangelistensymbolen te zamen met één open boek (afb. 401); op de zijkanten druiven, aren en schuimkammen; vaasvormige nodus met godrons en knorren; op het draagvlak een driekwart reliëfbeeldje van de H. Damianus met pul en zwaard, de stralenkrans is omgeven door wingerdranken waarin twee engeltjes en ronde bosse; boven de lunula, in reliëf, God de Vader met Geestesduif, daarboven een kroon waarop bol en kruisje. Inscriptie op de voetrand: ‘g.p.a.v. teefelen 1753’. Kelk. Hoogte 24 cm, diam. voet 17,5 cm; zilver; merken: stadsteken: S. Michielskopje en gekroond leeuwtje in schild (= Brussel), gekroonde k, jrl. gekroonde c of o, onleesbaar teken, trembleersteek; m. xvii. Vierlobbige voet met tussen de lobben uitstekende punten; rand met wingerd; op de welving 4 × aren, daartussen druiven; vaasvormige nodus tussen twee ronde nodi met parellijsten; nodus versierd met druiven en aren; tegencuppa versierd met druivenranken. Kelk. Hoogte 22,5 cm, diam. voet 12 cm; verguld zilver; merken: lg waartussen een ster in een liggende ruit, Frans minervakopje (vanaf 1838), Frans zwijnskopje; ca. 1920. Ronde voet, gegraveerd wingerdornament op de ronde voet, op de ronde nodus en op de onderzijde van de cuppa; ronde stam met kleine en grote nodus. Kelk. Hoogte 22,5 cm, diam. voet 17 cm; verguld zilver; merken: jrl. m (= 1922), leeuwtje, minerva; Jorna fec. (inscriptie), 's-Hertogenbosch. Ronde, geprofileerde voetrand; op de welving in reliëfs: 1. kruisgroep, 2. St. Jozef, 3. St. Franciscus Xaverius, 4. St. Damianus met fles en palmtak; daartussen bladmotieven; ronde stam; ronde nodus met bladmotief; tegencuppa met bladmotief onder arcade. Onder de voetrand inscriptie ‘jorna fec.’. Bedieningsset. Hoogte 6 cm, diam. 4,5 cm; zilver; xixa. Onderste doosje aan de binnenzijde driedelig, opschrift op de buitenkant: ‘i’, ‘o’ en ‘c’; het bovenste doosje is van binnen verguld; versierd met filetstrepen. Inscriptie aan onderzijde: ‘j.e.d.k.’ De bekroning ontbreekt. Wierookvat en scheepje. Vat: hoogte 33 cm, diam. 13 cm; scheepje: hoogte 9 cm, lengte 15,5 cm; verzilverd koper; m. xix. Vat: ronde voet met rand van godrons; tegen het lichaam laurierbladeren; aan bovenzijde van het vat drie engelenkopjes bij de aanhechtingsplaatsen van de kettingen en een rand van godrons; koepel van het deksel versierd met laurierbladeren, een vlam als knop. | |||
[pagina 317]
| |||
Afb. 400. r.k. kerk. Monstrans door W.F. van Beugen, Den Bosch, 1752 (opn. 1977).
Afb. 401. r.k. kerk. Detail van monstrans, evangelistensymbolen op de achterzijde van de voet (opn. 1977).
Afb. 402. r.k. kerk, kandelaars van rood en geel koper, respectievelijk 71 en 58 cm hoog, uit een serie van twee maal vier stuks, derde kwart 19de eeuw (opn. 1977).
Scheepje: ronde voet met rand van godrons; schelpvormig lichaam; op beweegbaar deel van het deksel engelenkopje. Wierookvat. Hoogte 33 cm, diam. 14 cm; verzilverd koper; xixb. Ronde geprofileerde voet; onder- en bovenzijde van het vat versierd met bladmotief; deksel met 3 × ajour bladmotief, ajour vlechtband en knorren. Wijwateremmer. Hoogte 22,5 cm, diam. 25 cm; geel koper; xixa.
Ga naar margenoot+ Missaalbeslag. Schildjes, hoogte 13,5 cm, breedte 12 cm; zilver; merken: klein zwijnskopje (import of Frans) xixc. Op schilden, sloten en hoeken medaillons omgeven door bladvoluten en schuimkammen, met de volgende voorstellingen: voorzijde - schild: kruisgroep; hoeken: de 4 evangelisten met symbolen. achterzijde - schild: Christus in de hof van olijven; hoeken: 4 × een engelenkopje. op de sloten: Salvator - Maria - Jozef - Petrus - Paulus - St. Jan de Doper. | |||
[pagina 318]
| |||
Ga naar margenoot+ Altaar-lezenaar. Hoogte 39 cm, breedte 43 cm, diepte 38 cm; geel koper; xixc. Op vier klauwpoten; op de benedenband blad- en bloemranken met engelenkopjes; daarboven, op de zijvlakken, bustes van Christus en Maria.
Ga naar margenoot+ Acht kandelaars (afb.402). 4 × hoogte 71 cm, 4 × hoogte 58 cm; rood-geel koper; xixc. Ronde, geprofileerde voet met rand van knorren, op 3 geornamenteerde pootjes; balusterstam met bladmotieven; vaasvormige vetvanger met rand van knorren. Twee kandelaars. Hoogte 88,5 cm; rood-geel koper; xixc. Driezijdige voet op klauwpoten; boven de poten een geornamenteerd hoekstuk, op de zijden een ovaal waarin koppen van de Vader, de Zoon en de Geestesduif; balusterstam met bladmotieven, vaasvormige vetvanger met rand met knorren. Tien kandelaars. 6 × hoogte 77 cm, 4 × hoogte 60 cm; gegoten koper; xixc. Driezijdige voet op voluten; op de zijden ovalen waarin koppen van de Vader, de Zoon en de Geestesduif; gecanneleerde stam boven gecanneleerde vaas; vaasvormige vetvanger met knorren.
Ga naar margenoot+ De Voorlopige Lijst iv, blz. 201, vermeldt een gesmeed ijzeren uurwerk uit 1654, dat verloren is gegaan. In de toren van de vooroorlogse parochiekerk hing volgens H. Manders een zeer oude luidklok (gedateerd 1213), die overigens noch in de Voorloopige lijst, noch bij de klokkeninventarisatie in 1942-43 door Mr. A.P. van Schilfgaarde is geregistreerd. Waarschijnlijk betreft het hier een mystificatie. De kerk bezit geen oude klok, wel twee exemplaren van de firma Eysbouts uit 1949 en 1953. - Literatuur. Manders 1952, blz. 66-67. | |||
Voormalige Onze Lieve VrouwekapelNa de overwinning van de Geldersen op de Brabanders op 30 juni 1388, stichtte hertog Willem van Gelre, nadat hij daartoe van het Xantens kapittel verlof had gekregen, in 1392 een kapel ‘up Sinte Victoirs erve’, later ook wel de ‘strijdkamp’ genoemd en begiftigde daarmee heer Wynand van Amb. Deze kapel, die in een uit 1403 daterende pauselijke bulla sub plumbo wordt genoemd als een ‘capella in honorem Beatae Mariae Virginis SS. Victoris Joannis et Pauli’ (volgens Van Schevichaven Petrus i.p.v. Johannes), is waarschijnlijk de opvolgster van een houten kapel. Voor het onderhoud bestemde de hertog de hofstede Bankhoeve met elf morgen land en de tiende van het hertogelijk bezit aan de Teersdijk. In 1438 is de kapel samen met de kerk van Beuningen geïncorporeerd bij het kapittel van Grave. De incorporatie bij Grave werd in 1515 door hertog Karel van Gelre nogmaals bevestigd. In 1538 werd over het gebouwtje reeds gesproken als over ‘het vervallen capelleken’. Reeds in de 17de eeuw was elk spoor van de kapel verdwenen. - Literatuur. Schutjes v (1876), blz. 190-191, 962; J.C.W. Quack, Het gevecht te Niftrik, Geld. Volks-alm. 1892, blz. 128-138; Binterim-Mooren i (1892), blz. 182; H.D.J. van Schevichaven, De overwinning bij Niftrik en de kapel aldaar, Geld. Volks-alm. 1904, blz. 121-136; Stüwer 1938, blz. 156; Oediger 1940, blz. 47, nr.78; Verslagen omtrent's Rijks oude archieven 1953, serie ii, xxvi, 's-Gravenhage 1954, blz. 60, nr. 12; Pompen 1955, blz. 184-185; Camps 1956, blz. 27-32; Gorissen 1956, blz. 121. | |||
Voormalige kapel in 't ZandIn het gehucht 't Zand stond eertijds een aan o.l. Vrouw toegewijde kapel. De heren van Ravenstein bezaten het begevingsrecht, dat later is overgegaan naar de heren van Lijnden (Lienden bij Batenburg). Het gebouwtje bleef, ondanks het feit dat het na de Hervorming niet meer gebruikt werd, nog lange tijd staan. De kapel stond bij de hof te Sande, toebehorend aan het Xantens kapittel. De abdij van Berne bezat oudtijds een hofstede op 't Zand die de abt van dit klooster in 1246 aan het Stift van Xanten verkocht. In de nabijheid van deze hoeve, de Kapittelhof, kocht het kapittel in 1307 nog een allodiaal goed, 22 morgen bouwland omvattend. De pachters hadden zorg te dragen voor het onderhoud van de dijken. In 1839 kwamen deze goederen in bezit van de Domeinen. - Literatuur. Schutjes v (1876), blz. 193; Binterim-Mooren (1892), blz. 179; Weiler 1935, blz. 267-270; 414, 463, 495, 525, 526; Wilkes 1937, blz. 567; Oediger 1940, blz. 47, nr. 78; Wilkes 1954, nrs. 606, 717, 720, 721, 1052, 1105, 1198, 1301, 1307. | |||
[pagina 319]
| |||
BoerderijenIn Niftrik zijn ten gevolge van de oorlogshandelingen in mei 1940 een 22-tal woningen en boerderijen verwoest. In de kern van het dorp gevormd door de Kerkstraat, Gildestraat en Dorpsstraat vindt men dan ook vrijwel geen gave historische bebouwing meer. Aan de vanuit het dorp oostwaarts lopende Lagestraat staan een paar vermeldenswaardige hoeves.
Ga naar margenoot+ Dorpsstraat naast nr. 25. Tot schuur en pakhuis verworden krukhuis met naar rechts uitgebouwd woongedeelte. Op het erf voor het huis aan de straat een vervallen bakhuisje. De boerderij komt op het kadastraal minuutplan voor en dateert stellig uit de 18de of het begin van de 19de eeuw.
Ga naar margenoot+ Gildestraat nr. 14. Boerderij onder een afgewolfd met pannen belegd zadeldak, dat rechts boven het voorhuis wat is opgewipt. In de naar de Kerkstraat gerichte voorgevel rechts van de toegangsdeur een groot negenruits schuifvenster en aan weerszijden in vertrekken in de zijbeuken zesruits schuiframen, alle voorzien van klampluiken. Het overzolderde voorhuis wordt verlicht door twee venstertjes. Datering omstreeks 1800.
Ga naar margenoot+ Lagestraat nr. 18. Boerderij onder afgewolfd zadeldak belegd met grijze pannen. In de witgepleisterde voorgevel van het driebeukig voorhuis links van de voordeur een kelder met opkamer en rechts twee vensters met vroeg 20ste-eeuwse raamindeling. Alle vensters zijn voorzien van spiegelluiken. De zolderverdieping ontvangt licht via twee kleine ramen onder het wolfseind. Het voorhuis maakt nog een vrij gave indruk; het bedrijfsgedeelte is gemoderniseerd. Rechts voor het woongedeelte een vrijstaand bakhuisje. Datering omstreeks 1800. Lagestraat nr. 20. t-boerderij (afb. 403), blijkens stichtingssteentje links van het portiek in het voorhuis gebouwd door ‘b. uijen/1865’ ter vervanging van een oudere hoeve. Drie
Afb. 403. Lagestraat nr. 20. Boerderij (opn. 1977).
| |||
[pagina 320]
| |||
Afb. 404. Het schutterszilver van het St.-Damianusgilde (opn. 1977).
Afb. 405. Schutterszilver. De vogel (opn. 1977).
Afb. 406. Schutterszilver. De kraag (opn. 1977).
Afb. 407a-h. Schutterszilver. Acht schildjes daterend uit de 18de en 19de eeuw (opn. 1977).
a. schild 1748 (voorzijde), b. schild 1748 (achterzijde), c. 1756, d. 1773, e. 1777, f. 1792, g. 1801, h. 1859). | |||
[pagina 321]
| |||
venstertraveeën breed voorhuis met verdieping onder een met riet gedekt schilddak met twee schoorstenen. In het portiek zijn twee opalines aangebracht voorstellende de vier jaargetijden, gesymboliseerd door personen met attributen. Tegen de linker zijwand: Lente (bloemen) en Zomer (koren); rechts: Herfst (appels) en Winter (hakhout). Laatstgenoemd paneel is links onder gesigneerd: ‘Hein F.M. / Boumans / Asten 1955’. De kleine jongen achter de Herfst is het vijfjarig zoontje van de opdrachtgever, Bert Uijen. Inwendig zijn in gang en kamers de originele betimmeringen en betegeling vrijwel ongeschonden bewaard. Opmerkelijk is bij dit pand de erfbeplanting voor het huis, met gesnoeide hagen en bomen.
Ga naar margenoot+ Ravensteinseweg nr. 519. In de hoek gevormd door de Maasdijk en de Ravensteinseweg staat naast het Niftrikse Dijkmagazijn een tot café uitgegroeid dijkhuisje. Het mini-complex bestaat uit een aan de Maasdijk staand witgepleisterd drie traveeën breed dijkhuisje onder zadeldak, verlicht door zesruits schuiframen en een twintigruits venster in de rechter zijgevel. Achter dit pandje is aan de dijkvoet het huis uitgebreid met de café-aanbouw die dankzij het hoogteverschil nog een lage verdieping heeft. De achterbouw kreeg een zelfstandige gevel en is adresbepalend geworden. Links van het ‘Café Joh. van Geenen’ sluit een tegen de dijkvoet aangebouwde schuur aan. Het geheel vormt een schilderachtig en interessant stukje dijkbebouwing. | |||
SchutterszilverHet schutterszilver (afb. 404) van het St.-Damianusgilde bestaat uit 69 koningsplaten en een sikkelvormige kraag (afb. 406) waarop de gekruisigde Christus is gegraveerd, geflankeerd door de madonna met kind (type genadebeeld van Kevelaer?) en de patroonheilige St. Damianus met hoofddeksel, zwaard en urinaal. Hieraan hangt een vogel (afb. 405) in de vorm van een plaat. Kraag en vogel dateren vermoedelijk van omstreeks 1840. Volgens de Voorlopige Lijst iv, blz. 202, dateren zij uit de 18de eeuw. De meeste koningsplaten dragen een voorstelling en een rijm. Het jaar van oprichting van het Damianusgilde, in de Voorloopige Lijst abusievelijk St.-Dominicusgilde genaamd, is niet bekend. Men bezit slechts een aantekenboekje met als vroegste notitie een mededeling uit 1778. Van de volgende jaren komen koningsschilden voor:
Ga naar margenoot+ 18de eeuw. 1 t/m 14: 1719, 1728, 1746, 1748 (afb. 407a, b), 1756 (afb. 407c), 1761, 1769, 1773 (afb.407d), 1777 (afb. 407e), 1783, 1786, 1789, 1792 (afb. 407f), 1800. 19de eeuw. 15 t/m 45: 1801 (afb. 407g), 1803, 1808, 1810, 1813, 1817, 1820, 1823, 1826, 1835, 1838, 1842, 1844, 1848, 1852, 1854, 1856, 1859 (afb.407h), 1862, 1867, 1868, 1871, 1874, 1877, 1880, 1883, 1886, 1892, 1895, 1898, 1898. 20ste eeuw. 46 t/m 69: 1904, 1907, 1910, 1913, 1916, 1919, 1922, 1925, 1925-28, 1928-31, 1931-34, 1936, 1937-45, 1945-48, 1948, 1950, 1951-54, 1954, 1954-57, 1957-60, 1962-65, 1965-68, 1968, 1971-73.
Ga naar margenoot+ Het gilde bezit een vaandel, bestaande uit een modern vlaggedoek waarop als pièce de milieu een gedeelte van een ouder vaandel, xix b, is bevestigd. De patroonheilige St. Damianus, geschilderd in olieverf op een linnen ondergrond, is afgebeeld, gekleed in toog met schoudermantel en doktersbaret op het hoofd; als attributen heeft hij zwaard en urinaal. - Literatuur. Jolles 1931, blz. 11, 116-120; Jolles 1944, blz. 122; Manders 1952, blz. 186-191; Camps 1956, blz. 49-56. |
|