Het Land van Maas en Waal
(1986)–A.G. Schulte– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 394]
| |||||||
Afb. 536. Kaart van de kadastrale gemeenten Bergharen, Hernen en Leur uit Kuypers Gemeente-atlas, 1867.
| |||||||
[pagina 395]
| |||||||
Bergharen
| |||||||
Hervormde kerkDe Hervormde kerk, een pseudobasiliek met forse westtoren, doch zonder koorpartij, is gelegen op een natuurlijke zandbult nabij de boerderij Hooge Hof ten zuiden van de huidige dorpskom. De kerk wordt omgeven door een kerkhof, dat aan de zuidzijde is begrensd door een lage kerkhofmuur (afb. 538-549).
Bronnen
1 Plattegrond, schaal 1:50, 1970 (afb. 547); 2-3 Plattegronden en aanzichten (vlakken en profielen) van de putten a-d, schaal 1:20; 4 Lengtedoorsnede (oost-westprofiel) over het verdwenen priesterkoor, schaal 1:20, 1972.
Geschiedenis In het midden van de 13de eeuw was er in Bergharen een kapel, die onder bescherming stond van O.L. Vrouw Hemelvaart (Assumptio). De kapel wordt in 1302 genoemd in verband met een geschil over het patronaatsrecht. Deze kwestie werd in de kerk van Wijchen beslist ten gunste van Willem van Millne (Millen), heer van Wickerath. Deze | |||||||
[pagina 396]
| |||||||
Afb. 537. De kern van het dorp Bergharen volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
| |||||||
[pagina 397]
| |||||||
Afb. 538. De Hervormde kerk gezien vanuit het zuidwesten voor de restauratie van 1968-1971 (opn. 1952).
Willem, ook van Leur genaamd, verkocht in 1311 aan de abt van het Cisterciënserklooster Altenkamp het collatierecht van de kerk van Leur en de aan deze moederkerk onderhorige kapellen van Bergharen en Nederasselt. In 1322 is er sprake van de pastoor te Haren (Bergharen), die als tiende penning een bedrag van vijf solidi min twee dinarissen betaalde. Waarschijnlijk is de kapel kort voor de inlijving bij de abdij tot parochiekerk verheven. Na 1350 waren monniken van Altenkamp pastoor van deze ‘ecclesia pauperrima’. Er wordt een tweetal vicarieën genoemd met altaren toegewijd aan ‘de Almachtige God, de H. Maagd Maria, Petrus en Andreas’, en aan ‘Antonius Abt, Catharina en Barbara’; beide vicarieën worden doorgaans aangeduid als de Petrusvicarie en Antoniusvicarie. Over het kerkgebouw zijn weinig schriftelijke gegevens bekend, waardoor bouw- en verbouwingsactviteiten archivalisch worden ondersteund. Aan het eind van de 15de eeuw heeft er een ingrijpende vergroting plaatsgevonden, waarbij de voordien eenbeukige kerk tot driebeukige pseudobasiliek werd omgevormd. In 1566 is een onder aanvoering van de zonen van Herman van Bronckhorst, heer van Batenburg, ondernomen kerkplundering verijdeld (vergelijk Horssen, blz. 115). Rondzwervende troepen, waarschijnlijk die van Leicester, hebben in 1584 ernstige schade toegebracht aan het kerkgebouw. In 1611 ging de kerk over in handen van de hervormden. Tot onderhoud van het priesterkoor werd na 1635 de pastorie verplicht een derde van de onkosten bij te dragen. In het archief van de Nederlands Hervormde gemeente bevinden zich een bestek en voorwaarden betreffende het onderhoud van de toren en het kerkgebouw in de periode 1767-1779 (inv. nr. 172). In 1798 heeft de Hervormde gemeente door krachtig verweer van de toenmalige predikant A.E. Jansen en de kerkmeester A.E. baron Mackay het kerkgebouw voor zich weten te behouden, waarop de katholieken krachtens de provisionele beschikking rechtens aanspraak maakten. In 1809 is opnieuw door de katholieken een poging ondernomen om het kerkgebouw en de kerkelijke goederen in handen te krijgen, waartoe beide partijen een rekwest indienden bij koning Willem 1. Nog in 1825 stelden pastoor F. van Clarenbeek en de kerkmeesters A. Loeffen en J. van den Heuvel in een rekwest aan de koning voor een kerkruil tot stand te brengen. Voor een geringe som geld zou voor de slechts 38 zielen tellende Hervormde gemeente een kerkje op 's lands kosten dienen te worden gebouwd. De 570 zielen tellende katholieke parochie wilde graag gebruik maken van de oude kerk; daartoe wilden zij zelfs afzien van alle landelijke subsidies en op zich nemen om uit de revenuen die bij de kerk hoorden het oude gebouw en het te bouwen Hervormde kerkje te onderhouden, dan wel zoveel goederen of inkomsten als voor dat onderhoud nodig zou zijn aan de hervormden af te staan (inv. nr. 157). Hiertegen rees opnieuw verzet van predikant en kerkmeesters. In 1826 is de koorpartij, bestaande uit het hoofdkoor en het St. Petruskoor, afgebroken en de aldaar liggende grafzerken zijn verspreid (archief inv. nr. 175). In de zuidoosthoek van het schip is daarna een consistoriekamer ingericht. In de 19de eeuw is het interieur opnieuw onder handen genomen en zijn de beide schipruimtes aan weerszijden van de toren van de zijbeuken afgescheiden. In 1905 is er een grote herstelbeurt uitgevoerd (archief inv. nr. 176).
Afb. 539. De Hervormde kerk en het schoolhuis volgens het kadastraal minuutplan.
Afb. 540. De Hervormde kerk e.o. volgens nette plan.
| |||||||
[pagina 398]
| |||||||
Afb. 541. Opmetingstekening van de Hervormde kerk met plattegrond, lengtedoorsnede en dwarsdoorsnede gezien naar de toren.
Tot aan de restauratie die in 1968-1971 plaatsvond o.l.v. architect H. Korswagen, opgevolgd na diens overlijden door D. Wijma, is het aspect van het kerkgebouw inwendig grondig gewijzigd. Men herstelde de oorspronkelijke ruimtewerking. De ‘inbouw’ van een bankenplan en een daaraan gekoppelde afsluiting van de zijbeuken met houten wanden had ‘een kerk in de kerk’ geformeerd. Tijdens de restauratie werd door de r.o.b. in 1970 binnen het kerkgebouw een bodemonderzoek ingesteld, dat in 1972 is gevolgd door een opgraving ter plaatse van de vroegere koorpartij (afb. 547).
Ga naar margenoot+ De kerk bestaat uit een driebeukig schip van vier traveeën lengte en een toren op het westen, die wordt geflankeerd door kapellen in het verlengde van de zijbeuken. De koorpartij en de haar belendende kapellen zijn afgebroken in 1826. Het schip is ontstaan door vergroting van een eenbeukig schip tot driebeukige pseudobasilicale ruimte. Bij de verbouwing tot pseudobasiliek heeft men het schip op zijn oude lengte | |||||||
[pagina 399]
| |||||||
Afb. 542. De Hervormde kerk gezien vanuit het noordwesten (opn. 1980).
Afb. 543. De Hervormde kerk en toren vanuit het zuiden gezien na de restauratie (opn. 1980).
gehandhaafd en verdeeld in vier rechthoekige traveeën, waartegen zijbeukstraveeën werden aangezet met een wat onregelmatige vierkante grondslag. De traptoren in de zuiderzijbeukskapel sluit aan tegen de westmuur (afb. 541).
Ga naar margenoot+ De toren is opgetrokken in rode baksteen, formaat 26/27 × 12/14 × 6,5/7 cm, 10 lagen 83 cm, gemetseld in staand verband. De zijbeuksmuren zijn van rode baksteen, gemiddeld formaat 25,5 × 12,5 × 6,5 cm, 10 lagen 77 cm. De waterlijsten zijn van Baumberger zandsteen en de onderdorpels en venstermontants van Römer tuf; grotendeels vernieuwd tijdens de restauratie.
Ga naar margenoot+ De aan drie zijden ingebouwde torenromp bezit ook aan de westzijde een tamelijk gesloten karakter. Behalve bij het lage plint versnijdt het torenlichaam op halve hoogte slechts eenmaal. In de torenvoet is de hoofdingang aangebracht, een ongeprofileerde deuropening. Twee smalle lichtspleten corresponderen met de torenverdiepingen; de klokkeverdieping met omlopende kortelinggaten heeft rondom gekoppelde galmgaten met een middenzuiltje van Wasserstein. Ook aan de noord- en zuidzijde van de toren, die later zijn ingebouwd, treft men nog de cordonlijst en een spleetvenster aan in de onderste geleding. De tweede geleding wordt onder de spits beëindigd door een geprofileerde lijst. In de naden tussen de torenromp en de westelijke zijbeuksmuren is vulmateriaal aangebracht, waaronder estrikken. Tegen het noordoostelijke veld van de ingesnoerde spits is de wijzerplaat van het in 1969 vernieuwde uurwerk aangebracht, gericht naar de dorpskom. Op de met leien gedekte, ingesnoerde spits staat een leliekruis met haan. De Rijndekking vervangt de voor de restauratie aanwezige Maasdekking (afb. 542).
Ga naar margenoot+ Het torenportaal is gedekt met een bakstenen gewelf, waarvan de ribben rusten op tufstenen kraagsteentjes. Een brede spitsbogige doorgang vormt de verbinding met het middenschip. Bij de restauratie zijn dito passages, feitelijk oude doorbraken naar de flankkapellen van de toren, in de noord- en zuidmuur weer gesloten. De ruimte van de | |||||||
[pagina 400]
| |||||||
Afb. 544. De Hervormde kerk met het in het middenschip geconcentreerde bankenplan gezien naar de preekstoel voor de restauratie (opn. 1959).
Afb. 545. De noordbeuk van de Hervormde kerk gezien in oostelijke richting na de restauratie (opn. 1980).
doorgang aan de noordzijde is bij de als consistoriekamer ingerichte kapelruimte getrokken; de zuidelijke is een cel met sanitaire installaties geworden. In de westmuur is een balkgat opgenomen en de toegangsdeur bezit nog een oud slot. De tweede torenzolder bergt de klokkestoel met gehakte telmerken. De ingesnoerde spits heeft grote verwantschap met die van Horssen. Tegen de zuidmuur van de toren en de westmuur van de zuiderzijbeuk staat de op de vierkante grondslag gebouwde traptoren, die in verband is gemetseld met de westmuur, waarin twee spleetvensters zijn opgenomen. De stenen wenteltrap loopt tot boven het zijbeuksgewelf, maar blijft onder het zadeldak van de zijbeuk. De verbinding met de westtoren wordt gevormd door een in de zuidmuur gebroken rondbogige doorgang.
Ga naar margenoot+ De eikehouten torenspits bevat twee tafelmenten, waarop de flieringen rusten, die de sporen steunen. Het onderste tafelment wordt gevormd door de horizontale balken van twee elkaar kruisende jukspanten (dekbalkjukken) en vier halve jukspanten daartussen. Tussen de benen van deze jukspanten zijn ter versteviging elkaar kruisende schoren (Andreaskruisen) aangebracht. Midden op het tafelment staat een tot boven in de spits doorgaande koningstijl, die aan vier zijden is afgeschoord. Het tweede tafelment bestaat uit acht balken tussen de hoekkepers en de koningstijl. Dicht onder het toppunt bevindt zich nog een krans van haanhoutjes tussen de hoekkepers en de koningstijl (zie lengtedoorsnede op afb. 541). De jukspanten zijn genummerd met gesneden telmerken. De spits vertoont een opmerkelijke overeenkomst met die van de middeleeuwse kerktoren in Horssen (zie blz. 117 en afb. 133).
Ga naar margenoot+ Het schip bestaat uit vier traveeën van gelijke omvang en de in het verlengde van de zijbeuken tegen de toren aangebouwde kapellen met een afwijkende maat. De noord- en zuidgevel hebben een identieke opbouw met tweemaal versneden steunberen, waarvan de meest westelijke overhoeks staan. De muurgeleding bestaat uit een plint met zandstenen deklijst, een cordonlijst onder de vensters, die om de steunberen heenloopt en een geprofileerde daklijst. De gedrukte, spitsbogige vensters bezitten een tufstenen | |||||||
[pagina 401]
| |||||||
vorktracering, die bij de restauratie is aangebracht ter vervanging van de 19de-eeuwse roedenvensters. In beide zijbeuken zijn in de vierde travee toegangspoortjes aanwezig met een korfbogige afdekking, waar de cordonlijst overheen loopt. De steunberen zijn gedekt met leien. De kap van de kerk bestaat uit een zadeldak, dat bij de toren is afgewolfd. Het is een leidak in Rijndekking (afb. 543). Na de afbraak van het priesterkoor en de zijkoren in 1826 zijn het middenschip en de zuiderzijbeuk dichtgezet met een bakstenen vulwand, die men bij de jongste restauratie heeft vertind. De afsluiting van de noorderzijbeuk is veel ouder. Uitwendig zijn daar nog sporen van een stookplaats en een plint in tufsteen te zien. Deze stookplaats behoorde bij de ruimte aan de noordzijde van het priesterkoor (afb. 549).
Ga naar margenoot+ De kerk is geheel overkluisd met kruisribgewelven (afb. 544-545). De pijlers vertonen grote overeenkomst met die van de voormalige schippartij van de Hervormde kerk in Dreumel. Zij bezitten achthoekige basementen en in doorsnede geprofileerde schachten. De gewelfribben van het middenschip rusten op tien platte kraagstenen met gebeeldhouwde koppen van mannen en vrouwen in laatmiddeleeuwse stijl. De ribben van de zijbeuksgewelven rusten op kleine kraagsteentjes met gebeeldhouwde kopjes, dertig in getal. De kraagsteentjes in de westelijke zijbeukskapellen zijn van rode en gele baksteen, en niet figuraal. Onder de zijbeuksvensters zijn brede, segmentboogvormige nissen uitgespaard. De oostmuur van het middenschip vertoont een tweetal dakmoeten. Bij de restauratie zijn zoveel mogelijk delen van de oorspronkelijke kap gespaard.
Ga naar margenoot+ Voor het beschrijven van de bouwgeschiedenis van de in haar huidige verschijningsvorm geamputeerde kerk is het tijdens de restauratie van 1968-1971 in twee kleine campagnes uitgevoerde bodemonderzoek van wezenlijk belang. Het is een onmisbare aanvulling gebleken, waarvan de portee in de verslaggeving veel te beperkt tot uitdrukking is gekomen. In de periode van 8 t/m 24 juni 1970 is er een eerste opgraving verricht binnen de muren van het kerkschip. Het bodemonderzoek werd verricht door A. van Pernis en stond onder wetenschappelijke leiding van drs. H. Halbertsma. Men richtte de aandacht op de westmuur van het schip en groef een viertal putten tussen c.q. nabij de arcadebogen (put a eerste travee noordzijde; put b vierde travee noordzijde; put c eerste travee zuidzijde; put d vierde travee zuidzijde, westelijk van de sluitingsmuur in de triomfboog). Eind 1972 is dit onderzoek voortgezet ten oosten van het schip, waar de romaanse en gotische koorpartij met de nevenliggende ruimtes, het St.-Petruskoor en de sacristie in hun grondslag op essentiële punten konden worden blootgelegd. Van de opgraving uit 1970 bestaat een schriftelijke verslaggeving (dagboeknotities); de resultaten van het onderzoek in 1972 zijn alleen op tekening vastgelegd. De diverse gegevens zijn verwerkt in de navolgende fasebeschrijving, waarmee de afbeeldingen 548a-f corresponderen. De putten a-d zijn gegraven om uitsluitsel te krijgen over de fundering van de kerk in haar vroegste fasen. Bij het ontpleisteren van de westmuur van het schip bleek deze tot een hoogte van 8 m uit tufsteen te bestaan, die was gefundeerd op tufsteen van groter formaat dan het opgaande werk liet zien. Van de noordmuur van het eenbeukige schip werden resten aangetroffen in de eerste travee noordzijde (put a) in de vorm van een funderingsaanleg; deze bestond uit twee
Afb. 546. De ontpleisterde westwand van het schip tijdens de restauratie met duidelijk waarneembare tufsteengrens (opn. 1970).
gestroomde lagen tufsteen op 7,57 m + n.a.p. Daarboven lagen nog de resten van de romaanse noordmuur, die in zeven lagen opliep tot het huidige vloerniveau. De fundering lag over een tweetal begravingen heen die oost-noordoost waren gericht. In de noordoosthoek van het schip bleek ook nog een gedeelte van de tufstenen noordmuur van het eenbeukige schip aanwezig; ook hier gestroomde lagen op 7,74 m + n.a.p., in klei gebed en rustend op een 20 cm dikke, donkergrijze laag, die op de vaste bodem is gelegen. De pijlers van het huidige, driebeukige schip bleken gefundeerd op secundair toegepaste tufsteen. In de westelijke travee aan de zuidzijde is een controleput gegraven om de zuidmuur van de romaanse kerk vast te kunnen stellen (put c). Men trof hier de leemlaag van de romaanse fundering aan en enige tufsteen. In tegenstelling tot de arcadewand aan de noordzijde bleek dat de schippijlers aan de zuidkant op baksteen waren gefundeerd. Van de oostmuur van het schip is bij het graven van put d op ca. 7,70 m + n.a.p. een op stroomlagen geplaatst, tufstenen funderingsrestant aangetroffen ten westen van de huidige sluitingswand in de triomfboog. | |||||||
[pagina 402]
| |||||||
Afb. 547. Opgravingsplattegrond vervaardigd tijdens het bodemonderzoek in 1970 door A. van Pernis en H. van Capelleveen. r.o.b., Amersfoort.
De opgraving in 1972 bracht zowel sporen van het romaanse, rechthoekige gesloten koor aan het licht in de vorm van een uitbraakspoor, als de aanzet- en sluitingspunten van het latere gotische koor; bovendien trof men nog resten aan van de zijkapellen. Deze gegevens zijn in iets gedetailleerder vorm verwerkt in de betreffende fasen van de navolgende bouwgeschiedenis.
Ga naar margenoot+ De bouwgeschiedenis is gebaseerd op een combinatie van gegevens die het huidige gebouw oplevert en de resultaten van het tijdens de restauratie gedane bodemonderzoek (afb. 547-548).
Ga naar margenoot+ Het recente bodemonderzoek bevestigde de al in 1938 door Van den Heuvel gepubliceerde mededeling over de aanwezigheid van een grafveld (zie blz. 395). Het kerkgebouw is gezet op een begraafplaats, waarvan de talrijke aangetroffen skeletresten steeds in noordoostelijke richting lagen. Deels onder de fundering van het schip en het rechthoekig gesloten koor.
Ga naar margenoot+ Eenbeukige, tufstenen kerk met rechtgesloten, versmald koor (afb. 548a). Van het schip resteert in de huidige kerk nog de westmuur tegen de toren. In de bodem zijn resten van de noordmuur, zuidmuur en triomfboogmuur aangetroffen. Van het koor zijn resten aangetroffen van de noordoost- en zuidoosthoek, en van de aansluiting van de zijmuren bij de triomfboog. Van het koor, dat een opmerkelijke diepte bezat, is het westelijk gedeelte van de noord- en zuidmuur in funderingsgrondslag aangetroffen op 7,66 en 7,69 m + n.a.p.; van de rest niet meer dan een uitbraaksleuf. Het eenbeukige romaanse kerkje had een schip van 13 × 7,5 m en een koor van 7,5 × 4,50 m, inwendig gemeten. Het gebouwtje zal in deze aanleg dateren uit de 11de of het begin van de 12de eeuw.
Ga naar margenoot+ De bouw van een kapel aan de noordzijde van het romaanse koor (afb. 548b). De oostelijke sluitingswand van de noorderzijbeuk is blijkens de daar nog aanwezige cordonlijst ooit buitenmuur geweest en ouder dan de zijbeuk van het driebeukige schip. | |||||||
[pagina 403]
| |||||||
Afb. 548a-f. De bouwgeschiedenis van de Hervormde kerk weergegeven in zes fase-plattegronden. Schaal 1:400. De arcering geeft de in de bodem of het opgaande werk aangetroffen onderdelen aan. De fijne kruisarcering completeert de periodes. Vergelijk ook afb. 541 en 547.
Bij het graven van put b heeft men de fundering onderzocht, waaruit bleek, dat de deels tufstenen muur op een fundering van deels secundair toegepaste baksteen stond. Bij de ontgraving van 1972 heeft men ook de oost- en noordmuur van deze kapel kunnen blootleggen. Zij bleek overhoekse steunberen te bezitten, hetgeen op zichzelf wijst op betrekkelijk laat-middeleeuws werk. De oostmuur bleek echter door te lopen tot aan het romaanse koor, waaruit men mag concluderen, dat de kapel in haar eerste aanleg ouder is dan het onder fase iii te noemen, bredere gotische koor. Het is evenwel mogelijk, dat de kapel later is herbouwd, toen het gotische koor verrees. In de kapel is ook nog een altaarfundering aangetroffen, samengesteld uit baksteen en tufsteen; de onderkant van deze fundering werd aangetroffen op 7,53 m + n.a.p. en het bovenste vlak op 8,12 m + n.a.p. De plaats van het altaar (het St.-Antoniusaltaar) veronderstelt een opening naar de noorderzijbeuk toe, die er ook inderdaad geweest is. Het altaar stond meer in de as van de zijbeuk dan van de kapel, waaruit wellicht mag worden afgeleid, dat de kapel is vernieuwd. De kapel kan in eerste aanleg uit de 13de eeuw dateren. | |||||||
[pagina 404]
| |||||||
Ga naar margenoot+ De bouw van het gotische koor (afb. 548c). Het romaanse koor is vervangen door een, veel ruimer opgezet, gotisch koor, dat dezelfde breedte kreeg als het eenbeukige schip. Hiervan zijn in 1972 de steunberen van de 5/8 sluiting (bovenzijde op 7,60-7,84 m + n.a.p.) en de aansluitingspunten tegen schip (bovenkant op 7,42 m en 7,50 m + n.a.p.) teruggevonden. Opmerkelijk is, dat de langsmuren van dit - zeer waarschijnlijk op overwelving aangelegde - gotische koor halverwege niet zijn geschoord door steunberen. Mogelijk namen de oostmuren van de zijkoren deze schoorfunctie over en zijn ze er wellicht in een eerder stadium wel degelijk geweest. Er is niet naar gezocht, wat aan de zuidzijde door de aanwezigheid van een forse boom werd bemoeilijkt en aan de noordzijde kan de oostmuur van de kapel de zijwaartse druk hebben opgevangen. Bij de bouw van het gotische koor of spoedig nadien moet ook de romaanse schippartij zijn verhoogd; dit is nog te zien in de westelijke schipmuur op de lengtedoorsnede van afb. 541. Nadere bijzonderheden over materiaal en opbouw van het koor ontbreken. Het koor zal zijn gerealiseerd in de loop van de 14de eeuw.
Ga naar margenoot+ Bouw van de westtoren (afb. 548d). Tegen het verhoogde en waarschijnlijk vergotiseerde, eenbeukige schip is in een volgende bouwcampagne de kloeke, bakstenen westtoren gebouwd, die koud tegen het bestaande werk is gezet. De toren stond derhalve aan drie zijden vrij. Hij had een kleine ingang aan de westzijde en werd met een brede boog geopend naar het schip. De toren vertoont verwantschap met die van het naburige Horssen. De bouw moet zijn gerealiseerd in de 14de eeuw, gelijktijdig met of kort na de bouw van het koor.
Ga naar margenoot+ Verbouwing van de kerk tot driebeukige pseudobasiliek (afb. 548e). Deze bouwcampagne is stellig de meest ingrijpende in de bouwgeschiedenis van de kerk. Zij omvat behalve de verbreding van het schip ook de toevoeging van het St.-Petruskoor aan de zuidzijde van het hoofdkoor, de bouw van een traptoren en de uitbreiding met kapellen aan weerszijden van de westtoren. Er zijn verschillende periodes binnen deze fase te onderscheiden.
Afb. 549. De Hervormde kerk gezien vanuit het noordoosten met dichtgezette triomfboog (opn. 1975).
Voor de fundering van de pijlers werd gebruik gemaakt van het uit de afgebroken schipmuren afkomstige afbraakmateriaal; veel secundair verwerkte tuf aan de noordzijde en baksteen aan de zuidzijde. Het lijkt erop dat de uitleg van het schip aan de noordkant is begonnen. De pijlers staan met hun kern op de hartlijn van de romaanse schipmuren, net buiten de breedte van het torenlichaam. De traveemaat werd bepaald door de omvang van het eenbeukige schip, dat werd onderverdeeld in vier traveeën. De meest westelijke kolommen werden daarbij als het ware overhoeks ten opzichte van de oostelijke hoekpunten van de toren gezet. Die pijlers zijn aan de westzijde extra verzwaard met halfkolommen, die de overbrugging vormen naar de toren toe. Zo ontstond een driebeukig schip van vier traveeën, dat volledig kon worden overwelfd. De ruimtes aan weerszijden van de toren kregen een afwijkende travee-maat, feitelijk een restmaat. Toch zijn deze kapellen gelijktijdig met de zijbeuken opgetrokken, hoewel het karakter van de gewelven en de muurindeling iets verschilt. Zeker de ruimte aan de zuidkant van de toren, waar tegen de westmuur de vierkante traptoren is gebouwd, moet in een doorgaande bouwcampagne met het schip zijn opgetrokken. Dat ook het zuiderzijkoor, het St.-Petruskoor, in deze fase zal zijn gerealiseerd, lijkt zeer waarschijnlijk. Bij de opgraving van 1972 zijn de zuidoost- en zuidwesthoek van dit zijkoor met overhoekse steunberen (bovenvlak 7,22-7,24 m + n.a.p.) aangetroffen. De fundering ervan was van baksteen, formaat 26 × 12,5 × 6 cm, en als zodanig overeenkomend met het in de zijbeuken toegepaste steenformaat. De meest oostelijke ‘steunbeer’ van de huidige zuiderzijbeuk liep oorspronkelijk als westmuur van het St.-Petruskoor in zuidelijke richting door. Hij is echter aan de zuidkant afgevlakt als contrefort, maar voor de restauratie van 1968-1971 vertoonde hij nog een vertanding en ook de cordonlijst hield op, wat ook thans nog in het zicht is gelaten. Het St.-Petruskoor is op de plattegronden weergegeven als een rechthoekige, ondiepe kapel. De oostmuur is overigens maar ten dele onderzocht. Bij deze laatgotische bouwfase behoort ook een verhoging van de toren. Als datering voor deze bouwcampagne moet worden gedacht aan de tweede helft van de 15de eeuw en het eerste kwart van de 16de eeuw. | |||||||
[pagina 405]
| |||||||
n.b. De koorkapel aan de noordzijde, waarvan bij de beschrijving van Fase ii sprake is, kan in zijn vernieuwde vorm tot deze omvangrijke bouwcampagne worden gerekend. De altaarfundering wijst op een relatie tussen zijbeuk en kapel (afb. 547).
Ga naar margenoot+ In de na-reformatorische periode zal aan de kerk buiten het plegen van onregelmatig onderhoud weinig zijn gedaan. De sporen van een stookplaats tegen de oostelijke stuitmuur van de noorderzijbeuk duiden wellicht op gebruik van deze gemakkelijk af te sluiten ruimte voor speciale doeleinden. Gedurende drie eeuwen zal er weinig aan het kerkgebouw zijn veranderd. Pas in 1826 gaat men over tot amovering van de koorpartij en blijven schip en toren in gebruik (afb. 548f).
Ga naar margenoot+ Aanpassing van het interieur, waarbij het middenschip door het met schotten dichtzetten van de arcaden en het nieuw inrichten met een vast bankenplan, een kerk in de kerk wordt (afb. 544). Deze situatie blijft gehandhaafd tot aan de restauratie van 1968-1971.
Ga naar margenoot+ Bij de restauratie is het inwendig aspect van de kerk ingrijpend veranderd door het verwijderen van het 19de-eeuwse meubilair, waarin oudere onderdelen, zoals de thans nog aanwezige preekstoel en het doophek waren geïntegreerd. Daarnaast deed men een aantal vondsten zoals een altaarsteen en een fragment van een muurschildering. Van bijzondere betekenis is de bouwsculptuur, die als onroerend goed bij de behandeling van het schip wordt behandeld (zie blz. 401).
Ga naar margenoot+ Bij de restauratie werd onder de kansel een blauwe steen gevonden zonder inscripties of wijdingskruisjes. Mogelijk is het de z.g. Blauwe steen, waarop tijdens de rechtspraak de beklaagde stond en de plek waar de eedsformule werd afgelegd in de periode voor de ingebruikname van het rechthuis.
Ga naar margenoot+ In de tweede travee van de noorderzijbeuk is bij de restauratie een oude altaarsteen geplaatst, hardsteen, van het formaat 168 × 67 × 23 cm. De steen bezit aan drie zijden een hol profiel en draagt wijdingskruisjes. De onbewerkte vierde zijde, thans zichtbaar door de vrije opstelling op twee bakstenen poeren, bewijst de verzonken plaatsing tegen de oostmuur van het priesterkoor (afb. 545).
Ga naar margenoot+ De kansel bestaat uit een tegen de oostmuur van het middenschip opgestelde zeszijdige kuip met gesneden rand op een balustervoet, voorzien van een groot klankbord (afb. 544). Beschilderd eikehout; ca. 1730-1740. De kuip is, naar een kleurenonderzoek bij de restauratie uitwees, van meet af aan rood geschilderd geweest. Een zwarte beschildering op de drie voorste panelen, waarop in 17de-eeuws lettertype het opschrift ‘psalm’ is geschilderd, toont aan dat zij als psalmbordjes werden gebruikt.
Ga naar margenoot+ De dooptuin wordt gevormd door een grotendeels uit grene- en vurehout samengestelde borstwering die voor de kansel uitbuigt met een curve en aan de zijkanten wordt afgesloten door de banken voor ouderlingen en diakenen. De borstwering, die een onderdeel vormde van het 19de-eeuwse bankenplan, is bij de restauratie rood geschilderd met imitatie-eiken panelen. Op de banken staan vier geelkoperen kandelaars.
Ga naar margenoot+ Op de doorgang van toren naar schip bevindt zich tegen de noordelijke dagkant een fragmentarisch bewaard gebleven, ornamentale schildering, bestaande uit twee elkaar kruisende bloemstengels.
Ga naar margenoot+ Tegen de wand die de consistoriekamer, gelegen ten noorden van de toren, afscheidt van de noorderzijbeuk is bij de restauratie op de houten beschieting een predikantenbord geschilderd met de namen en data van de dominees die Bergharen hebben bediend of er als proponent werkzaam waren.
Ga naar margenoot+ Tussen schip en zuiderzijbeuk liggen aan de voet van de schippijlers twee kleine grafzerken. In de eerste travee een hardstenen zerkje, formaat 84 × 41 cm, met de inscriptie: ‘roelefken / deircks is hier / begraven den / (6) novemb 162(4)’. | |||||||
[pagina 406]
| |||||||
In de tweede travee een hardstenen grafplaat, formaat 65 × 72 cm, met de tekst: ‘anno 1629. den 19. / decembri(s) stierf / meiner hennes. / christus des (l)evens / fonteyn. / m h’
- Literatuur. Bloys van Treslong Prins 1917, blz. 21.
Ga naar margenoot+ Tegen de kruin van de schipgewelven zijn vier houten gewelfschotels aangebracht, waarop de vier evangelistensymbolen zijn afgebeeld. Zij zijn vervaardigd bij gelegenheid van de restauratie in 1971.
Ga naar margenoot+ Doopschaal, tin, op draaibaar koperen armatuur aan de preekstoel bevestigd. Onder het doopbekken drie merken, waaronder een engel en lopende leeuw. De schaal draagt de inscriptie: ‘kerk van burgharen 1803’. - Literatuur. Tweestromenland nr. 10 (1971), blz. 12 afb. 21; g.o.c. nr. 48 (1971), blz. 35, afb. op blz. 36.
Ga naar margenoot+ Avondmaalsstel, tin, bestaande uit een grote en een kleine avondmaalsschotel en twee avondmaalsbekers; 1853. Schotels, merken op de grootste in de rand: l (of i) m; de kleine gemerkt: phm en rbigh. Avondmaalsbekers, met het opschrift: ‘kerk van burgharen 1853’. Schenkkan, eigendomsmerk. - Literatuur. Als onder doopschaal. | |||||||
Rooms-Katholieke kerkAan de Dorpsstraat nr. 48 staat de aan de H. Anna gewijde parochiekerk van Bergharen, een in 1893 naar ontwerp van architect C. Franssen in neogotische stijl gebouwde driebeukige kruiskerk met forse vieringtoren (afb. 550-555).
Bronnen - Literatuur. Van der Aa ii (1840), blz. 836-837; Schutjes iii (1872), blz. 379, 381; Kalf 1906, blz. 399-400; H.v. Helvoort 1978 (Ms. Franssen), nr. 10; Idem, De kerken van architect C. Franssen in Maas en Waal (3), in: Tweestromenland nr. 32 (1980), blz. 22-36. - Archivalia. Registrum Memoriale Bergharen.
Geschiedenis Na de Hervorming kerkten de katholieken uit Bergharen lange tijd in Ravenstein. In 1672 vestigden zich in Hernen en Horssen pastoors, die ieder een gedeelte van de oude parochie Bergharen onder hun jurisdictie kregen. In 1795 kwam aan deze situatie een einde, toen Reinier Joannes van Gelder in Bergharen een schuurkerk met pastorie liet bouwen ter plaatse van de huidige pastorie aan de Dorpsstraat, thans nr. 46. Die kerk en pastorie onder één dak, welke in 1797 werd ingewijd, had de vorm van een lage T-boerderij, waarvan het drie traveeën brede voorhuis de pastoor tot woning diende en
Afb. 550. De r.k. kerk annex pastorie volgens het kadastraal minuutplan, waarop de voormalige Waterstaatskerk en de huidige neogotische kerk in gebroken lijnen zijn weergegeven.
Afb. 551. De neogotische kerk met de pastorie volgens recent plan.
| |||||||
[pagina 407]
| |||||||
Afb. 552. De r.k. kerk van St. Anna, gebouwd naar ontwerp van C. Franssen in 1893, gezien vanaf de Dorpsstraat (opn. 1970).
Afb. 553. Het interieur van de r.k. kerk gezien naar het priesterkoor/schip (opn. 1970).
de lange schuur voor de eredienst werd ingericht. In het Liber Memoriale is een afbeelding, schaal 1:100, van deze schuurkerk opgenomen, die overigens meer een reconstructie is dan een opmeting. Reinier van Gelder heeft maar een paar jaar in Bergharen dienst gedaan, want in 1803 werd hij benoemd tot pastoor van Druten en opgevolgd door zijn broer Josephus Godefridus van Gelder die tot 1817 in Bergharen bleef. Diens opvolger Franciscus van Clarenbeek heeft direct na zijn benoeming pogingen in het werk gesteld om de bouwvallige kerk te vervangen door een solieder gebouw. Pas in 1829 werd een subsidie, groot f 4500, -, door het Rijk toegezegd. In 1830 begon men de bouw van een Waterstaatskerk onder rijkstoezicht, uitgevoerd door aannemer H. van den Elft uit Mill. Dit kerkgebouw werd links naast de pastorie geplaatst met de lengte-as in het verlengde van de voorgevel van de pastorie. Beide gebouwen stonden haaks ten opzichte van elkaar; de kerk lag met de rechterzijmuur evenwijdig aan de Dorpsstraat met de ingang recht tegenover de huidige toegang tot het kerkhof (afb. 550). Ook van deze kerk zijn in het Registrum Memoriale een plattegrond opgenomen en aanzichten van de voorgevel en de gevel aan de straatkant. Het Waterstaatskerkje was een eenbeukig gebouw van vijf traveeën onder zadeldak, met halfrond uitgebouwde absis geflankeerd door lage nevenruimtes. Op de eerste travee achter de door een tympaan bekroonde klokgevelvormige façade rees uit het dak een open klokketorentje met ingesnoerde spits. Het kerkgebouw werd verlicht door rondboogvensters. De plattegrondtekening laat ook de opstelling van het meubilair zien. De absis werd geheel door de altaaropbouw gevuld; de communiebank had een gebogen vorm; de preekstoel stond halverwege het schip tegen de rechterzijmuur; de eerste travee beschikte over een zangtribune. De Waterstaatskerk heeft tot 1893 dienst gedaan. Op 25 augustus 1892 zond het kerkbestuur de plannen voor een nieuw te bouwen kerk ter goedkeuring aan Mgr. W. van de Ven, de bisschop van Den Bosch. Deze gaf zijn fiat aan het door C. Franssen uit Roermond vervaardigde plan, dat door de architect werd begroot op f 35 840, -. Uiteindelijk kostte de kerk f 37 262,73, exclusief 5% architectenhonorarium, stellig een ernstige tegenvaller voor de laagste inschrijver Ger. Mestrum uit | |||||||
[pagina 408]
| |||||||
Tegelen, die het kerkgebouw voor f 31 183, - meende te kunnen bouwen. Geheel vlekkeloos liep de bouwcampagne niet, aangezien er enige parochianen waren die meenden, dat pastoor Wilhelmus Deenen en zijn kerkbestuurders een veel te kleine kerk lieten bouwen. Het fundament was echter al gelegd, maar toch gaf de bisschop opdracht die klacht te onderzoeken. Ruimte voor een vergroting was er evenwel niet, omdat de Waterstaatskerk a.h.w. voor de deur lag. De neogotische kerk lag met haar lengte-as weer haaks ten opzichte van de Waterstaatskerk. Zo bestond er in 1893 een zeer curieuze situatie. In U-vorm lagen korte tijd bij elkaar: de inmiddels ingekorte schuurkerk, die volledig als pastorie dienst deed en daartoe met een volledige verdieping was verhoogd; de Waterstaatskerk, die nu buiten dienst raakte en afgebroken zou worden; en tenslotte de triomfantelijke nieuwe kerk. Het kerkplein aan de Dorpsstraat is een historisch verklaarbaar gegeven. De capaciteit van de kerk was wel degelijk voldoende.
Ga naar margenoot+ Het kerkgebouw heeft een kruisvormig grondplan, waarvan het driebeukige schip is aangelegd volgens het z.g. alternerend stelsel met twee middenbeukstraveeën, gevat tussen vier zijbeukstraveeën. Het transept houdt de breedte van de middenbeuk aan, maar springt slechts een weinig buiten de rooilijn van de zijbeuken uit. Achter de dominante viering sluit een polychonaal priesterkoor aan, bestaande uit een smalle koortravee met 5/8 sluiting. Het priesterkoor wordt geflankeerd door sacristieruimtes. De middenbeuk van het schip wordt voorafgegaan door een ondiepe travee, het toegangsportaal met het bovengelegen zangkoor vormend. In de hoeken tussen deze voorbouw en de zijbeuken zijn ronde traptorens opgenomen. De totale lengte van de kerk is 33,5 m, de schipbreedte 16 m (afb. 555).
Ga naar margenoot+ Het materiaal is voornamelijk rode baksteen en een naar verhouding schaarse toepassing van natuursteen, voor lijstwerk, dorpels en lateien, roosvenstertraceringen en afzaatstukken. Ook het beeldhouwwerk in de façade, de vier evangelistensymbolen, zijn van hardsteen.
Ga naar margenoot+ Het exterieur van de kerk wordt beheerst door de op de kruising van schip en transept staande hoge vieringtoren, die de hele bouwconceptie sterk domineert (afb. 552). De torenmassa die een uitwendige geleding heeft alsof het een door vier dwergtorens omgeven grotere kerntoren gaat, beslaat het gehele vieringkwadraat. De geledingsmotieven zijn weinig plastisch, hetgeen overigens ook geldt voor schip, transeptarmen en koor. De eigenlijke kerkruimte wordt door de toren weggedrukt. Opmerkelijk is de door Franssen op heel eigen wijze verwerkte toepassing van verwante compositiemotieven.
Afb. 554. r.k. kerk. Maria-altaar, met gesneden retabel door M. van Bokhoven, Den Bosch, 1906 (opn. 1970).
Afb. 555. Opmetingstekening van de plattegrond van de r.k. kerk.
| |||||||
[pagina 409]
| |||||||
De ingangsgevel lijkt een verre verwant van de Grafelijke zaal aan het Haagse Binnenhof; de klimmende blindbogen uit de topgevel herinneren aan de Noord-Nederlandse baksteenbouwtraditie; de roosvensters lijken verre nazaten van die in Île-de-France. Het gebouw is in zijn uiterlijk een compilatie van sterk vereenvoudigde middeleeuwse vormschema's en decoratievormen (afb. 552).
Ga naar margenoot+ De geheel in steen overkluisde kerk heeft een driedelige wandopbouw in middenschip en transeptarmen (afb. 553). Boven de arcaden loopt een zone van telkens drie blinde nissen, die door een horizontale band wordt gescheiden van de lichtbeukzone. Daarin zijn ronde vensters opgenomen, die de zesdelige gewelven, welke als gevolg van het alternerend stelsel zijn toegepast, gelijkmatig verlichten. Over de viering is een koepelachtig gewelf met acht ribben op pendentieven geslagen. Behoudens de gepleisterde wandvlakken is heel het interieur als schoon werk in baksteen behandeld. De kapitelen van pijlers en schalken zijn van witte zandsteen en gedecoreerd met bladsculptuur. De lage zijbeuken worden per travee verlicht door twee spitsboogvensters en de koorpartij door slanke lancetten zonder tracering. In de sluitmuren van de zijbeuken zijn twee brede lancetten gecombineerd met een rozet, welke een vereenvoudigde, kleine versie is van het grote rozetvenster in de ingangsgevel.
Ga naar margenoot+ De kerk bezit een tamelijk gave inventaris, die behoudens enkele oudere utensilia dateert uit het eind van de 19de en het begin van de 20ste eeuw.
Ga naar margenoot+ Hoogaltaar. Eikehout; ontworpen door architect C. Franssen en uitgevoerd door J. Oor en Zonen, Roermond, voor wat betreft de mensa, het tabernakel en de kaarsenbank; in 1901 is de retabel geplaatst, vervaardigd door M. van Bokhoven, Nieuwkuyk. Mensa met in het midden een pelikaan, die zijn jongen voedt; aan weerszijden ranken en aren. Retabel met aan weerszijden van de expositietroon lege nissen voor reliëfs; in 1922 zijn twee reliëfs van de retabel vervangen door lindehouten engelenbeelden, gemaakt door Hoppen, uit Laren. De retabel wordt geflankeerd door biddende engelenfiguren, waaraan twee van de communiebank afkomstige engelen zijn toegevoegd. - Literatuur. Registrum Memoriale blz. 21. Maria-altaar (afb. 554). Eikehout, niet gepolychromeerd; M. van Bokhoven, Den Bosch; 1906; neogotiek. Centraal in de retabel het beeld van Maria, staande met het Kind op haar linkerarm; de Madonna is gesluierd en gekroond en het Kind draagt een wereldbol in zijn hand. Aan weerszijden van het beeld, kleine gevleugelde engelen met respectievelijk scepter en kroon, staande op zuiltjes met kapiteel. In de retabel in hoogreliëf twee voorstellingen: Maria reikt de rozenkrans aan Dominicus (links) en Kroning van Maria (rechts). Jozef-altaar. Eikehout, niet gepolychromeerd; M. van Bokhoven, Den Bosch; 1906; neogotiek. Centraal in de retabel het beeld van Jozef, staande, met in zijn linkerhand een tondo waarop kerk; aan weerszijden kleine engeltjes staande op zuiltjes met kapiteel, respectievelijk met gevouwen handen en met een lelietak. In de retabel in hoogreliëf: huwelijk van Jozef en Maria (links) en dood van Jozef (rechts).
Ga naar margenoot+ Preekstoel. Eikehout; 1847; vervaardigd door Gebr. Smits, Cuyck. Zeszijdige voet met bladwerk en druiven; zeszijdige kuip met in reliëf de bustes van Christus als Salvator Mundi en van de vier Evangelisten; tussen de panelen stijlen met bladeren en bloemen; zeshoekig klankbord met reliëf van wingerd; gebogen trapleuning met opengewerkte blad- en bloemmotieven. De preekstoel komt oorspronkelijk uit Beuningen, vanwaar hij in 1901 naar Bergharen is overgebracht. Volgens het Registrum Memoriale van Beuningen dateert hij uit 1847. Een vergelijkbaar gestoelte bevindt zich in Millingen aan de Rijn.
Ga naar margenoot+ Doopvont. Hoogte 100 cm, diameter 105 cm; kuip van Namense steen; middeleeuws, xiv-xv; op moderne voet van bleu-belge-steen, naar het model van de doopvont in de r.k. parochiekerk te Meerlo gemaakt door de firma Euwens uit Nijmegen. Het middeleeuwse gedeelte bestaat uit een achtzijdige bak met tegen het midden van vier zijden koppen, waaronder een vrouwelijk masker. Een koperen plaatje met het opschrift ‘Geschenk van Douair A.M. Metelerkamp van Bronkhorst den Tex 1938’ herinnert aan | |||||||
[pagina 410]
| |||||||
de schenking door de laatste Vrouwe van Hernen; in 1925 werd de vont in stukken gevonden bij de restauratie van het kasteel te Hernen. In 1938 is hij door pastoor P.A.A. Thijssen en secretaris L. van den Heuvel met hulp van metselaar L. Uijen gerestaureerd. Men heeft toen de achtkante voet laten maken en een koperen deksel door de Wijchense koperslager W. Peters, die als bekroning een stuk van een 19de-eeuws vontdeksel toepaste. - Literatuur. Registrum Memoriale blz. 305.
Ga naar margenoot+ Communiebank. Fragmenten, eikehout; M. van Bokhoven, Den Bosch; 1902. De fragmenten zijn deels verwerkt in een nieuw tombe-altaar, waarin reliëf van het Lam Gods op boek tussen twee panelen met blindtraceringen. Twee piëdestals met lege nis, waarin oorspronkelijk twee engelen, die nu als toevoeging op het hoogaltaar staan. Vier ajour panelen met traceringen. Reliëf, hoogte 59 cm, breedte 100 cm, met voorstelling van het Laatste Avondmaal. - Literatuur. Registrum Memoriale blz. 21 en 292.
Ga naar margenoot+ Biechtstoel. Eikehout; J. Custers, Eindhoven, 1917. Tweedelig front waarin deur met briefpanelen; afsluitende lijst met hoekpinakels, tondo met kruis en rand van driepassen met bladwerk. - Literatuur. Registrum Memoriale blz. 21 en 296.
Ga naar margenoot+ Bidstoel. Hoogte 95 cm; eikehout; xix b; neobarok. Zijwangen met snijwerk van voluten en bladmotieven; in het midden een paneel waarop Lam Gods met kruisvaan, liggend op boek met zeven zegels.
Ga naar margenoot+ Banken in het middenschip. Eikehout; W. Coppes; 1924. Wangen met spitsbogen, waarboven een blinde driepas en bekroning bestaande uit een driepas. Aan de knielzijde een rond zuiltje; aan de andere zijde buigt het zuiltje naast de zitbank en eindigt in een krul. Onder de zitbank een open spitsboogarcade, aan één zijde steunend op een zuiltje met kapiteel. In de zwik een uitgesneden bladornament.
Ga naar margenoot+ Piëta (afb. 557). Hoogte 87 cm; ca. 1500; polychromie vernieuwd bij een restauratie in 1927 door Aug. Hermans, Roermond; gotiek. Het beeld staat opgesteld in de kapel van de ‘bidplaats’ op de Molenberg (zie ook Genadekapel op de Molenberg, blz. 413). Het beeld van O.L. Vrouw ter Nood Gods, dat oorspronkelijk in de middeleeuwse bidkapel op de Molenberg heeft gestaan, kwam na de Hervorming terecht op kasteel Hernen en is later naar de parochiekerk aldaar overgebracht. Op last van Mgr. A.F. Diepen, bisschop van Den Bosch, werd het beeld afgestaan aan de parochie Bergharen. - Literatuur. Schutjes iii (1874), blz. 379-380; Van den Heuvel 1938, passim. Anna te Drieën (afb. 556). Hoogte 98 cm; eikehout; neogotische polychromie, achterzijde uitgehold, grondplaat vernieuwd; circa 1520-1530 of kopie. Anna gezeten op een bank, naast haar Maria op klapstoeltje; Maria heeft het naakte kind op haar schoot, dat bladert in een boek dat Anna vasthoudt; Maria is gekroond. Gerardus. Hoogte 142 cm; hout, ongepolychromeerd; J.A. Oor, Roermond; 1896; neogotiek. Staande figuur met kruis en schedel. Antonius van Padua. Hoogte 142 cm; hout, ongepolychromeerd; J.A. Oor, Roermond; 1896; neogotiek. Staande heilige, gekleed in franciscaner habijt; in zijn linkerhand een boek waarop het Jezuskind staat. H. Hart van Jezus. Hoogte 122 cm; Slavonisch eiken, gepolychromeerd; Piet Gerrits, Nijmegen; 1921; stijl van Beuron. H. Hart, gekleed in z.g. Bernarduskazuifel en voorzien van het opschrift: ‘Pax Vobis’. - Literatuur. Registrum Memoriale blz. 297.
Ga naar margenoot+ Kruisbeeld. Hoogte 120 cm; hout; gepolychromeerd; xix a. Met doornenkroon; onder de voeten het opschrift: Missiekruis 1950. - Literatuur. Registrum Memoriale, blz. 241 en 285. Kruisbeeld. Hoogte 95 cm; lindehout, niet gepolychromeerd, midden xix; neobarok. Altaarkruis. Hoogte 61 cm, hoogte corpus 17 cm; gegoten koper, verguld; circa 1900; neogotiek. Ronde geprofileerde voet; op uiteinden van de balken franse lelies. | |||||||
[pagina 411]
| |||||||
Ga naar margenoot+ De gebrandschilderde ramen in de kerk bestaan grotendeels uit ornamentaal grisailleglas en alleen in het priesterkoor zitten vensters met verhalende voorstellingen door F. Nicolas en Zonen, Roermond. Priesterkoor: vier ronde vensters: H. Hart van Jezus, H. Hart van Maria en tweemaal een seraf; drie lancetvormige vensters in de koorsluiting, waarop met elkaar concorderende Oud- en Nieuw-Testamentische scènes: 1 Paschamaal en Laatste Avondmaal, 2 Offer van Isaac en Kruisiging, 3 Offer van Melchisedech en Emmaus. Transepten: Alpha en Omega- Maria-monogram met de tekst: ‘ave maria gratia plena’; Jozef-monogram met lelies. Zangkoor: ihs-monogram in groot rozetraam. - Literatuur. Registrum Memoriale, Hoofdst. 1, blz. 21.
Ga naar margenoot+ In de vieringkoepel zijn op de trompen de symbolen van de vier evangelisten geschilderd door E. Perey, Venlo; 1916. - Literatuur. Registrum Memoriale, Hoofdst. i, blz. 21.
Ga naar margenoot+ Veertien kruiswegstaties. Hoogte 43 cm, breedte 84 cm; olieverf op doek; F. Knirsch, Boxtel, 1916. Tussen de staties in eikehouten omlijstingen tien schilderingen van de evangelisten en profeten. Als voorbeeld diende de kruisweg in de r.k. kerk van Veghel door de Antwerpse schilder Janssen. - Literatuur. Registrum Memoriale blz. 21-22 en 296. Ga naar margenoot+ Stralenmonstrans. Hoogte 64 cm, diameter voet 23 × 19 cm; zilver; merk: v in gekroond schild (= import); circa 1860. Ronde, geprofileerde voet met op de in vier segmenten verdeelde welving opgeschroefde, neogotische reliëfs met de symbolen van de vier evangelisten; neobarokke stam; rondom de lunula voluten en Geestesduif, twee engelenkopjes, driehoek met het Alziend Oog en God de Vader; over de stralen Lam Gods met zegevaan op verzegeld boek (onder), gevleugelde engel met kruis (Geloof) en met anker (Hoop) aan weerszijden; verder festoenen, voluten, aren en druiven; het kruisje in de top ontbreekt. Inscriptie onder in de voet: ‘Ter herinnering aan het 50-jarig
Afb. 556. r.k. kerk. Beeld van St.-Anna-te-Drieën, gepolychromeerd hout (opn. 1980).
priesterschap van de Weleerw. Heer H. van de Sand, pastoor, den 6 maart 1869 door de gemeentenaren van Bergharen aangeboden’. Ciborie. Hoogte met deksel 44 cm, zonder deksel 27 cm; diameter voet 16 cm; zilver; merken: stadsteken naar links springend bokje in schild (= Boxmeer), wapen van de heren van Boxmeer; meesterteken pat (= P.A. Theonville); 1797. Ronde, geprofileerde voet met op de welving opgeschroefde festoenen en drie ovale medaillons met gegraveerde voorstellingen van Reinerus - Johannes de Doper - Anna met Maria; peervormige nodus met laurierbladeren en godrons; aan de bovenzijde van de stam drie gevleugelde engelenkopjes; grote tegencuppa met culots tussen horizontale banden; geprofileerde deksel met rand van bijeengebonden bloemenkrans en laurierbladeren; als bekroning een bol waartegen drie engelenkopjes met daarboven stralen; het kruisje ontbreekt. Inscriptie op de voetrand: ‘reinerus joes van gelder primus pastor in bergharen 1797’. - Literatuur. Schutjes iii (1874), blz. 381; Registrum Memoriale, Hoofdstuk i, art. iii, blz. 25. Ciborie. Hoogte met deksel 45 cm, zonder deksel 25 cm, diameter voet 18 cm; zilver; merk: v in gekroond schild (= import); 1883; neogotiek. Zeslobbige, geprofileerde voet met opstaand, opengewerkt randje waarin vierpassen; op de lobben, in opgeschroefde medaillons, op blauw fond, de voorstellingen van: H. Hart van Jezus, H. Hart van Maria - Anna - Jozef - Petrus - Henricus; zeszijdige stam; nodus met zes uitstekende, ronde knoppen; ajour tegencuppa met aren en druiven onder zes gotische arcaden; op de cuppa een band met tekst; neogotisch torendeksel met beeldje van het H. Hart; op de top een kruisje. Inscriptie op de voet: ‘sanctificatis annum quinquagesimum ipse enim iubilaeus (iii mos. xxv. 10). h. van de sand pastor in bergharen 1833 - 18 martii - 1883’. Kelk. Hoogte 22 cm, diameter voet 19,5 cm; verguld zilver; merken: stadsteken - 12 onder een streep en drie kroontjes in schild (= Keulen, midden xviii of xviii a), naar links lopend haantje in zeshoek, naar rechts kijkende mannenkop (= keurteken uit de jaren 1812-1813), trembleersteek; midden xviii. | |||||||
[pagina 412]
| |||||||
Geschulpte, geprofileerde voet met op de welving getordeerde ribben en een gegraveerd kruisje; peervormige onversierde nodus; gladde, tulpvormige cuppa. Inscriptie op onderzijde van de voet: ‘gerhard erven 1752’. Kelk. Hoogte 27 cm, diameter voet 15 cm; verguld zilver; merken: gekroonde c a p en tweemaal gekroonde i b g, lelie; midden xix; Franse makelij. Ronde voet met op de rand rozetten, leiendakmotief en godrons; op de welving aren en druiven in rolwerk; tussen twee geprofileerde nodi, een vaasvormige nodus met aren en druiven in rolwerk; tegencuppa met dito versiering. Pixis. Hoogte 7 cm, diameter 6,5 cm; zilver; merken: stadsteken naar links springend bokje (= Boxmeer), wapen van de heren van Boxmeer; meesterteken p a t (= P.A. Theonville); 1797. Onderste doosje in drieën gedeeld, bovenste doosje voor hostie; beide zijn versierd met parellijsten en festoenen; deksel met parellijstje en laurierbladeren; de bekroning van het deksel ontbreekt. Inscriptie aan de onderzijde: ‘judith peeters van den aaldert 1797’.
Ampullen met blad. Hoogte ampullen 13,5 cm, afmetingen blad 29,5 × 18,5 cm; zilver; merken: op ampullen - zwijnskopje (= import) en 12; op blad - v in gekroond schild (= import) en 12 (= Duitsland); 1866. Ampullen - ronde geprofileerde voet; stam met ronde, afgeplatte nodus met parelrand; op het lichaam versiering van parellijstje en sierrandjes; ingesnoerde hals en aangezette sneb; licht gewelfd deksel waaraan de bekroning ontbreekt; voluutvormig oor. Blad - ovaal met geprofileerde rand; in het midden uitstekende punten; aan de buitenrand op lange en korte zijden een ornament; geschulpte binnenrand en diepe spiegel. Wierookvat. Hoogte 32,5 cm, diameter 14 cm; vernikkeld koper; xix c. Ronde geprofileerde voet met op de welving godrons; op het lichaam aan de onderzijde bladmotieven en aan de bovenzijde godrons; bij de bevestigingspunten van de kettingen een gevleugelde engelenkop; deksel met aan de bovenzijde een bladmotief en een vlammende knop. Godslamp. Hoogte 85 cm; rood koper; 1841. Ronde lamphouder, hangend aan voluutoren; houder versierd met drie palmetmotieven; aan de onderzijde een druiventrosmotief. Uit Waterstaatskerk.
Ga naar margenoot+ Lichtkroon. Hoogte circa 150 cm, rood en geel koper; 1842. Twee zevenlichts vluchten; in de top een duif en kroon met lambrequins. Afkomstig uit de Waterstaatskerk; hangt in middenschip.
Ga naar margenoot+ Twee wandarmaturen. Vlucht circa 70 cm; rood koper; midden xix. Ronde, geprofileerde muurplaat; gebogen stam met nodus; bobèche met palmettenrand. Geplaatst tegen de zijmuren van het priesterkoor.
Ga naar margenoot+ Kandelaar. Hoogte 78 cm; geel koper; xix a. Driezijdige ingezwenkte voet op drie bolpootjes; stam met vaasvormig ondergedeelte waarop kleine kubus en rond bovengedeelte; geprofileerde diepe bobèche. Zes kandelaars. Hoogte 53,5 cm; gegoten koper, nadien vernikkeld; 1905; neogotiek. Ronde, geprofileerde hoge voet op drie staande leeuwtjes; getorste stam met twee geprofileerde knoppen; geprofileerde, diepe bobèche met gekanteelde rand. Acht kandelaars. Hoogte 54 cm; gegoten brons; Van den Breekel, Nijmegen; 1905; neoromaans. Driezijdige voet op drie hoge klauwpoten; tussen de poten opengewerkte bladeren; op de hoeken een griffioen; getorste stam met aan de boven- en onderzijde een koordrand; opengewerkte nodus; geprofileerde bobèche met opstaande rand van bladeren.
Ga naar margenoot+ Twee collecte-schalen. Lengte bak 26 cm; geel koper; midden xix. Aan de voorzijde van de bak een opgezet ornament, bestaande uit een kruisje in cirkel waaromheen bolletjes, eikebladeren en palmet. Schotel. Diameter 31,5 cm; tin, gegoten en geslagen; merken: gekroonde roos waarin een ster; in de kroon c m a; xvii; ondiepe, ronde schotel met brede rand (8 cm). Schotel. Diameter 45 cm; tin; merken: Michael in ovaal; gekroonde roos waarin v d; | |||||||
[pagina 413]
| |||||||
xviii. Ronde schotel met brede rand (9,5 cm). Kannetje met deksel. Hoogte 17,5 cm; tin; merk: gekroonde roos waarin w; xviii. Platte voet, waarop conische stam; hierop de eigenlijke platbolvormige kan met conisch bovengedeelte; halfronde uitstulping als rand; voluutvormige greep, waaraan het deksel bevestigd is.
Ga naar margenoot+ Twee wijwaterbakjes. Hoogte 30 cm, diameter 17,5 cm; geel koper; neogotiek; circa 1900. Ronde geprofileerde voet; bak met twee banden, hangend aan koperen armen met ajour bewerkte ranken in traceerwerk.
Ga naar margenoot+ Harmonische schel. Hoogte 14,5 cm, diameter 21 cm; koper; xix c. Op drie klauwpootjes; klokvormige mantel met rand van bladmotieven en godrons aan de bovenzijde; voluut als handgreep. Harmonische schel. Hoogte 15,5 cm, diameter 17 cm; koper; circa 1900; neogotiek. Klokmodel, geperforeerd, met driepasgreep.
Ga naar margenoot+ Luidklok, diameter 51 cm, brons, gegoten door Jean Petit; 1741. Het opschrift luidt: ‘heer vvolterus vvinants pastor ian van kessel - ian van de aa toni laenen hebben thooren en my gestelt- 1741 matthys van der burght righterbode me fecit jean petit - h. antoni bidt voor ons’. Waltherus Wijnants was van 1704-1755 pastoor te Boekel (n.-br.); in 1832 werden voor Boekel nieuwe klokken gewijd en is de oude klok overgedaan aan de parochie in Bergharen, waar net de Waterstaatskerk was gebouwd. - Literatuur. Registrum Memoriale, hoofdstuk i art. iii, blz. 22. | |||||||
Begraafplaats rond de hervormde kerkDe begraafplaats is aan de zuidzijde besloten door een lage kerkhofmuur. Het gedeelte ten westen van de toren is alleen nog in gebruik. Ten noorden van het schip ligt een
Afb. 557. Genadekapel op de Molenberg. Piëta, gepolychromeerd houten beeld, circa 1500 (opn. 1986).
omgekeerde zerk of altaarsteen, formaat 200 × 82 cm. Op de plaats van het voormalige koor ligt een afgesleten blauwstenen zerk. Bloys van Treslong Prins vermeldt dat er in 1917 slechts een enkele zerk op het kerkhof lag, die volgens hem het graf dekte van de aldaar in 1840 begraven Vrouwe Apollonia Elisabeth de Villeneuve, weduwe van wijlen den Heer Gericke. - Literatuur. Bloys van Treslong Prins 1917, blz. 21. | |||||||
Genadekapel op de KapelbergIn de Middeleeuwen stond op de ten noordoosten van de dorpskom gelegen Molenberg een kleine bidkapel met een genadebeeld, daar mogelijk gesticht door de Cisterciënsermonniken van Altenkamp, die in Bergharen en omgeving veel grondbezit hadden. Op een 17de-eeuwse gravurekaart komt dit devotiekapelletje nog voor. Na de Reformatie is het beeld in veiligheid gebracht op het kasteel Hernen, waar het tot aan het eind van de 18de eeuw bewaard werd. Vervolgens kwam het terecht in de parochiekerk van Hernen, waar het genadebeeld van O.L. Vrouw ter Nood Gods, d.w.z. een piëtabeeltenis, tot 1927 bleef. Zie voor het beeld blz. 410 onder ‘Piëta’. Bij de Watersnood die Maas en Waal in 1926 trof, week men uit veiligheidsoverweging uit naar de Molenberg, waar op 10 januari in de open lucht kerkdiensten werden gehouden, aangezien de parochiekerk aan de Dorpsstraat vrijwel onbereikbaar was. Men was op een oude plek bijeen, waarvan de plaatselijke bevolking de traditie nog wel degelijk kende, waar de kapel dan wel verdwenen was, maar de z.g. koortsboom nog tot de verbeelding sprak. Ds. O.G. Heldring beschreef in 1839 de van ex-voto's voorziene lindeboom en de plek: ‘Het puin, dat op den grond verspreid ligt, en eene houten bus met de uitnodiging: “Gedenk den armen!”, doen vermoeden, dat hier eenmaal eene kapel stond’. Pastoor A. Huybers beschrijft die gedenkwaardige zondag in 1926 als volgt: ‘Groot was de volkstoeloop, eerbiedig verzameld onder 't “H. Boomke” en in de holten van het bergterrein. Het weer was zacht als een lentedag en stil hoorde en zag men de eindeloze watervlakte, suizend en glinsterend’. Toen groeide de idee de kapel te herbouwen. Op 3 augustus 1927 werd het beeld aan de parochie van Bergharen teruggeschonken en op een ezelskar terug | |||||||
[pagina 414]
| |||||||
gevoerd naar het dorp. Op 14 augustus 1928 kocht pastoor Huybers de Molenberg aan. Het duurde evenwel nog tot 1947 eer de huidige kapel op het terrein werd gebouwd op het hoogste punt achter de molen. Het is een in baksteen opgetrokken zeshoekige pelgrimskapel met drie open arcadebogen rustend op natuurstenen zuilen aan de frontzijde. Op het van buitenaf goed zichtbare altaar staat het beeld van de Piëta opgesteld. De kapel is gebouwd naar ontwerp van de architecten van Oerle en Schrama. In de toegangspoort nabij de molen zijn natuurstenen fragmenten verwerkt, afkomstig van het in 1941 opgegraven kasteel Balgoij. Op het heuvelachtige terrein rond de kapel zijn kruiswegstaties opgesteld met voorstellingen in gebakken en geglazuurde klei op bakstenen voetstukken. De kruisweg gemaakt door de kunstenaar Jac. Maris uit Heumen. - Literatuur. O.G. Heldring, De H. Linde, in: Geld. Volksalm. 1839, blz. 9; Schutjes iii (1872), blz. 379-380; Van den Heuvel 1938, passim; Hier en Ginder xviii (1977), nr. 5, blz. 47-52; Idem xx (1979), nr. 4, blz. 47-50. | |||||||
Hooggerichtshuis ‘Heuvelsrust’Nabij de Galgenberg stond tot 1870 een grote hoeve ‘Heuvelsrust’ genaamd, waar de zittingen van de bank of klaring van Bergharen werden gehouden. De hoeve bestond uit een groot, zeven venstertraveeën breed voorhuis met verdieping en zadeldak tussen zijtopgevels. Boven de ingang in de derde travee van rechts was een steen met naam en jaartal aangebracht: ‘heuvels / rust / 1687’. Voor het gericht van Bergharen werden oppergerichtsdagen gehouden op de dinsdagen (dingsdagen) na Beloken Pasen en na het feest van St. Lambertus (17 september). Achter het herenhuis lag vanouds een boerderij, mogelijk ermee verbonden, waarin na afbraak van het herenhuis de gevelsteen boven de deur is aangebracht. In Heuvelsrust, dat ook wel Schoonhuis wordt genoemd, hadden zowel het hoog als het laag gerecht zitting. Daarnaast bestond nog de dorpsrechtbank, die werd gehouden in het Tolhuis bij het Zwemsel. De boerderij heeft door modernisering zijn oorspronkelijk karakter verloren. - Literatuur. Van den Heuvel 1938, blz. 23 met afb.; W. de Vries, in b.m. Gelre liv (1954), blz. 50-54; Hier en Ginder xix (1978), nr. 2, blz. 13-18. | |||||||
Voormalig tolhuisIn 1687 sloot de Rotterdamse koopman Johan van den Heuvel op 10 september met de Gecommiteerden van het Rijk van Nijmegen en het Amt van Maas en Waal een overeenkomst tot tolheffing. Hij verplichtte zich tot de bouw van een brug over het Zwemsel op de grens van de dorpen Bergharen en Hernen. Daartoe werd een tolhuis dwars over de verbindingsweg van Wijchen naar Druten gebouwd, dat door een hek afsluitbaar was. Boven de doorgang was een steen aangebracht met daarop: ‘heuvellust 1687’. In 1707 werd het tolrecht verkocht aan ds. Johannes Stumphius uit Puiflijk.
Afb. 558. Het Tolhuis bij het Zwemsel volgens het kadastraal minuutplan.
Op 11 oktober 1882 brandde het meer dan twee eeuwen oude tolhuis af. Volgens Quack lag er in 1887 een houten brug over de leigraaf. Pas in 1926 is de tol door b. en w. van Bergharen uitgekocht. Het complet dat na de brand van 1882 als café-woning met schuur werd herbouwd ter zijde van de weg brandde na een blikseminslag, die ook boerderij ‘De Winkel’ op het Schaar trof, in 1934 af. - Literatuur. J.C.W. Quack, Twee tolbruggen (te Hemmen en Hernen) in: Geld. Volksalm. 1887, blz. 185-188; Van den Heuvel 1938, blz. 35, met afb.; J. van Gelder, De Tolbrug in Bergharen, in: Tweestromenland nr. 16 (1973), blz. 40-47. | |||||||
Hervormde pastorieAan de Dorpsstraat nr. 60 staat de voormalige pastorie van de Hervormde gemeente Bergharen, een witgepleisterd herenhuis met kort platgedekt achterhuis (afb. 562). Het vijf traveeën brede voorhuis met halve verdieping achter een zeer fraaie oude blauwe regen dateert in eerste aanleg al uit de 17de eeuw. Het achterhuis is van 1935 en vervangt een ouder bouwlid. In 1670 kochten Derck Knippinck en Willemken Janssen | |||||||
[pagina 415]
| |||||||
een huis met anderhalve morgen grond van Peter Gerrits en Enneke Peters. In 1720 verkochten zij het aan de predikant Nicolas van der Wayfort voor f 700, -. In 1747 verkocht zijn weduwe L.G.A. van Heuven het huis, dat privaat eigendom was, aan de Hervormde kerk voor f 1419, - en 10 stuivers. In 1851 kreeg het huis bij een grootscheepse verbouwing een verdieping met een aantal kamers. Volgens een inscriptie in een der balken is het dak in 1897 door Wouter van den Akker opnieuw met riet gedekt. In 1935 vond er een tweede grote verbouwing plaats, waarbij het oude achterhuis werd gesloopt en vervangen door een achterhuis zonder verdieping met plat dak. Sedert 1968 is het huis particulier eigendom. Aanvankelijk woonde de predikant waarschijnlijk op de weem, maar de pastorie is in 1672 door de Fransen in brand gestoken. - Literatuur. Hier en Ginder xii (1971), nr. 9, blz. 71-74. - Archivalia. Archief Ned. Herv. Gemeente Bergharen c.a. inv. nr. 149, 154 en 177. | |||||||
Kosterij en schoolhuisTen oosten van de Hervormde kerk staat de voormalige kosterij, een vijf traveeën breed woonhuis onder een schilddak, dat in de loop der tijd nogal is gemoderniseerd. Het kosterhuis deed tot 1869 tevens dienst als schoolhuis. Nadien werd tegen de linkerzijmuur van het huis een klaslokaal gebouwd met grote rondboogvensters in de kopse gevels. In 1924 werd het schooltje uitgebreid met een tweede lokaal, dat er haaks tegenaan werd gebouwd. In 1971 is het schoolgebouw afgebroken. De oude kosterij verkeerde in 1768 reeds in een zodanige staat dat koster-schoolmeester Hendrik Beem het huis verliet. Bij een overstroming in 1799 en de novemberstormen van 1800 leed het huis ernstige schade. Het schijnt pas in 1803 te zijn hersteld. Hierop wijzen de nog ten dele aanwezige muurankers. Voor de bouw van de erker tegen de voorgevel na 1920 las men volgens foto's de ankercombinatie a 1803. Over het eigendom van de kosterij is in de 19de eeuw nogal wat onenigheid geweest met de burgerlijke gemeente. In 1855 stichtten de Hervormden een bijzondere ‘Evangelische School’ en bleven gebruik maken van het kosterijhuis.
Bronnen - Literatuur. Hier en Ginder 12 (1971), nr. 5, blz. 33-35. - Archivalia. Kerkarchief Hervormde Gemeente Bergharen r.a.g. inv. nrs. 151, 174. | |||||||
Rooms-Katholieke pastorieAan de Dorpsstraat nr. 44-46 staat de r.k. pastorie (afb. 559), een herenhuis bestaande uit een van een verdieping voorzien voor- en achterhuis, elk onder een eigen met leien gedekt schilddak, en een rechts tegen het achterhuis gebouwde lage keuken met bergruimte. Het gebouw is opgetrokken in geelkleurige baksteen, met boven de zes- en vierruits schuifvensters in de voor- en zijgevels rode bakstenen strekken. De voorgevel heeft een breedte van drie traveeën en wordt afgesloten door een houten daklijst; toegangsdeur met eenvoudige houten omlijsting en bovenlicht met glas-in-lood raam,
Afb. 559. Dorpsstraat nr. 44-46. r.k. pastorie (opn. 1986).
waarin voorstelling van de H. Jozef en St.-Antonius met het Jezuskind. Inwendig in de achterzaal een raam met de H. Hubertus en een in de kast opgeborgen venster met de H. Nicolaas als figurant, allen van atelier Nicolas, Roermond. De pastorie dateert uit verschillende periodes. In 1797 kwam de begane grond van het voorhuis tot stand als onderdeel van een door Reinier J. van Gelder in Bergharen gebouwde schuurkerk met pastorale woning, die de vorm had van een T-boerderij. De muren waren opgetrokken uit baksteen met klei en specie. Na de bouw van de Waterstaatskerk (zie afb. 550 en blz. 406-407) bleef de schuurkerk staan als achterhuis van de pastorie. In 1845 werd de woning met behulp van een rijkssubsidie vergroot met een vier kamers omvattende verdieping en de schuurkerk ingekort tot 4 m vanaf de achtergevel van de pastorie. Hierbij werd een nieuwe achtergevel opgetrokken en het overige muurwerk vernieuwd. In 1883 volgde een grote verbouwing waarbij het schuurgedeelte werd vervangen door het huidige achterhuis met aanbouw. - Literatuur. Hier en Ginder 13 (1972), nr. 2, blz. 9-11. | |||||||
[pagina 416]
| |||||||
Afb. 560. Aaldert nr. 2. Opmetingstekening van de uit 1716 daterende boerderij ‘De Kolberg’ door R. Oldhoff. s.h.b.o., Arnhem.
| |||||||
[pagina 417]
| |||||||
BoerderijenEr is tussen Maas en Waal geen gebied te vinden waarvan zoveel gegevens over de geschiedenis van de boerderijen en woonhuizen en hun bewoners zijn vastgelegd als van de dorpen die tot de voormalige gemeente Bergharen behoren; i.c. Bergharen, Hernen en Leur. Vanaf 1969 zijn vrijwel maandelijks vrij uitvoerige beschrijvingen van de huizen en hun bewoners gepubliceerd in het plaatselijk tijdschrift Hier en Ginder. De beschrijvingen, alle van de hand van de oud-gemeentesecretaris J. van Gelder, vormen een belangrijke bron voor de bewoningsgeschiedenis. De historische interesse heeft echter niet kunnen verhoeden dat de landelijke bouwkunst met name in de jaren '70 en '80 enorme verliezen heeft geleden door de sterk veranderde economische verhoudingen en de veelal daaruit voortkomende ingrijpende wijzigingen van het dorpsbeeld. Naar verhouding is er in Bergharen maar weinig aan ongeschonden monumentale waarden overgebleven.
Ga naar margenoot+ Aaldert nr. 9. Boerderij gelegen op een natuurlijke verhoging, gedateerd door middel van ankers in de voorgevel: 1642. L-vormig naar rechts uitgebouwd voorhuis met kelder en opkamer, lage verdieping en gewijzigde vensters. Bedrijfsgedeelte onder afgewolfd zadeldak. Op het erf een recent weer opgemetselde put; naast het huis een vrijstaande schuur. - Literatuur. Hier en Ginder ii (1970), nr. 8, blz. 75-76. Aaldert nr. 2. ‘De Kolberg’ (afb. 560). Boerderijcomplex bestaande uit T-boerderij van
Afb. 561. Aaldert nr. 2. Opmetingstekening van de veestalling annex bakhuis bij ‘De Kolberg’. s.h.b.o., Arnhem.
| |||||||
[pagina 418]
| |||||||
Afb. 562. Dorpsstraat nr. 60. Hervormde pastorie en huisje aan de Stompendijk nr. 2 (opn. 1986).
het middenlangsdeeltype, waarvan het voorhuis met ankers in de gepleisterde voorgevel is gedateerd: 1716. Het woongedeelte met lage zolderverdieping onder met riet gedekt schilddak heeft een breedte van vier traveeën en roedenvensters. Rechts van het woongedeelte een schuur annex bakhuis (afb. 561). Het gehele complex is opgemeten door de s.h.b.o. Tussen de ten opzichte van de weg verhoogd gelegen boerderij en schuur liggen fragmenten van een grafzerk, naar verluidt van Ds. Ludovicus Toebast uit Leeuwen, afkomstig van het kerkhof bij de Hervormde kerk. - Literatuur. Hier en Ginder ii (1970), nr. 12, blz. 107-109. - Afbeeldingen. Opmetingstekening s.h.b.o., door R. Oldhoff, 2 bladen.
Ga naar margenoot+ Dorpsstraat nr. 20. Boerderij van het middenlangstype op L-vormige plattegrond onder een met riet en pannen gedekt schilddak. Het voorhuis met lage verdieping heeft grote zesruits vensters in het uitgebouwde rechtergedeelte van de woning. Het bedrijfsgedeelte is qua deur- en vensterindeling gewijzigd. Op het erf een kleine, met riet gedekte schuur. Grote bakstenen schuur met uitgebouwde wageninrit met gepotdekselde houten frontbetimmering. Vermeldenswaard zijn verder de panden Dorpsstraat nr. 10 en Dorpsstraat nr. 36 ‘De Hucht’ (oude postkantoor).
Ga naar margenoot+ Elzendweg nr. 13. Boerderij van het middenlangsdeeltype met naar rechts uitgebouwd voorhuis met verdieping onder met riet gedekte kap, xviii-xixa. Gepleisterde voorgevel met beganegronds zesruits schuifvensters met luiken en in de rechterzijgevel van het woongedeelte kleine vensters. Tegen de rechterzijde van het bedrijfsgedeelte staan twee schuren, samen op L-vormige grondslag. De voorste heeft een rieten schilddak en een topgevel boven naar de weg gerichte schuurdeuren. - Literatuur. Hier en Ginder 10 (1969), nr. 9, blz. 47-48.
Ga naar margenoot+ Stompendijk nr. 2. Nabij de Hervormde pastorie staat een kleine dorpswoning, lange tijd veldwachterswoning, waarschijnlijk daterend uit xixa. Klein witgepleisterd huisje | |||||||
[pagina 419]
| |||||||
onder met pannen belegd afgewolfd zadeldak; in de voorgevel toegangsdeur en slechts een zesruits venster; muurwerk recentelijk deels vernieuwd. Karakteristiek gelegen aan de ingang van het dorp. - Literatuur. Hier en Ginder 17 (1976), nr. 5, blz. 53-56.
Ga naar margenoot+ Uilengat nr. 5. ‘De Lagehof’. Boerderij van het middenlangsdeeltype op L-vormig grondplan, waarvan het woongedeelte is gedekt door een rieten schilddak en het aansluitend bedrijfsgedeelte boven de gewijzigde deeldeuren is afgewolfd en pannen bezit boven de zijbeuken. In de voorgevel zesruits schuifvensters beganegronds en vierruits op de verdieping. De Lagehof dateert in haar huidige vorm van omstreeks 1800.
Uilengat nr. 10. Boerderij onder afgewolfd zadeldak met riet en pannen gedekt; gebouwd omstreeks 1800; in 1972 e.v.j. verbouwd tot woonboerderij. Vier traveeën brede voorgevel met links van de toegangsdeur twee grote zesruits schuiframen met luiken en rechts een dito kleiner venster voor de opkamer. - Literatuur. Hier en Ginder 13 (1972), nr. 5, blz. 35-37.
Ga naar margenoot+ Aan de Veldsestraat zijn vermeldenswaard boerderij de Hogehof en de Kraaijenhof, een laat-19de-eeuwse T-boerderij.
Ga naar margenoot+ Wijksestraat nr. 1. Op de hoek van de Dorpsstraat, verbouwde T-boerderij, in het voorhuis gedateerd door jaaranker: 1644. Wijksestraat nr. 25. Op natuurlijke verhoging gelegen boerderijcomplex met twee vrijstaande schuren en een karnhuis, met het bedrijfsgedeelte gericht naar de Wijksestraat, xviiib-xixa. Boerderij van het middenlangsdeeltype op L-vormige plattegrond met naar rechts uitgebouwd voorhuis met zesruits schuiframen; inwendig een bakoven. Grote bakstenen schuur, gedateerd 1748, tot 1901 als woning in gebruik; met riet gedekte kap,
Afb. 563. Molen ‘De Verrekijker’ op de Molenberg (opn. 1986).
opgewipt boven de grote schuurdeuren. Links achter het voorhuis een karnmolen en kleinere tweede schuur. - Literatuur. Hier en Ginder 11 (1970), nr. 1, blz. 1-2. | |||||||
Molen ‘De Verrekijker’Op de Molenberg, aan de Molenstraat nr. 1, staat de windkorenmolen, genaamd ‘De Verrekijker’. Het is een beltmolen, in 1904 gebouwd door de Bergharense Molenmaker Willem Coppes met gebruikmaking van onderdelen afkomstig van molens uit de omgeving. De eerste molenaar was Jan van Lith. In 1962 is het binnenwerk verwijderd; de romp heeft thans een woonbestemming. In 1983-84 heeft er een uitwendige restauratie plaatsgevonden. De molen staat ter plekke van een oudere voorganger, een houten standerdmolen die in 1903 is afgebrand. Een krijttekening ervan is door Van den Heuvel afgebeeld. Op een 17de-eeuwse kaart van Bergharen e.o. komt eveneens een standerdmolen op deze plaats voor. De oudste gegevens over een molen op deze plek gaan terug tot het jaar 1313. In dat jaar hebben de Cisterciënsers van Altenkamp van Gerard van Edichem, pastoor van Macharen, het nog niet in hun bezit zijnde gedeelte van de Molenberg met molen en windrecht gekocht. In de Nieuwjaarsnacht van 1486 werd deze molen door blikseminslag vernield. - Literatuur. Dicks 1913, blz. 462; Van den Heuvel, O.L. Vrouw ter Nood Gods, Bergharen 1938, blz. 11 afb. op blz. 14. Gelders Molenboek 1968, blz. 336-337; idem 1982, blz. 344-345. Hier en Ginder 14 (1973), nr. 9, blz. 91-94; idem nr. 10, blz. 105-107. |
|