Stichtelijke gezangen, op nieuw gemaakte zangwijzen, in den besten Italiaanschen smaak. Deel 4
(1787)–Rutger Schutte– Auteursrechtvrij
[pagina 23]
| |
Christus bloedzweet in Gethsemane.Ga naar voetnoot(*)Iste Spraakzang.
Wat klaagstem treft mijn oor? wien hoor ik angstig kermen,
In 't sombere Gethsemané?
Wie smeekt zoo droef om 't goddelijk ontfermen?
Wie roept: ‘Mijn Vader, och mijn Vader, hoor mijn beê!
Laat mij in 't lijden niet bezwijken;
Doe deezen beker van mij wijken:
'k Weet in deze uur der duisternis,
Dat voor uw magt geen ding onmooglijk is.
Ik weet wat ik heb aangenoomen,
Voor zondaars te voldoen.
Gij ziet mij in gebeden tot U spoên,
Och ruk mij uit des afgronds stroomen!’
| |
[pagina 24]
| |
Iste Lied.God wil zijnen Zoon verhooren!
Daal, ô Hemelafgezant,
Uit de juichende Englenchooren,
Hem tot troost en onderstand.
Sterk Hem in het knellend lijden;
Wijs Hem op het zondenkwaad;
Op het heuglijk eind van 't strijden
Op des Vaders vrederaad. Van 't begin.
| |
IIde Spraakzang.Wat groeit er aan den boom, die 't onderscheid
Van goed en kwaad ons moest doen kennen,
Met heilige voorzichtigheid;
Al doodelijke vrucht,
Waarom al 't schepsel treurt en zucht!
Ik zie den sterveling belijk te viervoet rennen,
Naar 't eeuwig zielsverderf,
Het lust hem niet zich aan den Heer te wennen.
De hofslang maakt hem wijs: geen dood kan ugenaaken.
Maar hij die pas 't verbooden oost dorst smaaken,
Roept straks: ‘ik sterf, ik sterf’!
| |
[pagina 25]
| |
Rampzaalge beet, die 't heuglijk Eden
Verwisselt in Gethsemané!
Hier moet Gods Zoon in 't bloedig strijdperktreeden.
Hij strijdt in zweet en bloed, Hij roept om 's Hemels vreê.
Hij wint door traanen en gebeden.
| |
IIIde Spraakzang.'k Zie in de pers van fellen zielestrijd:
Vast dropp'len bloeds uit ieder zweetbuis loopen;
Dit zal, daar hij in ziel en lichaam lijdt,
't Gebouw der leemen hut blast sloopen.
Hij voelt wat last hij op zich heest gelaan;
Een jammerstroom vloeit hem uit de oogen,
Hij schreit thans enkel bloed. Wie zal die traanen droogen?
Wie is er recht met zijne smart begaan?
| |
[pagina 26]
| |
Wien smert naar eisch dat zuchten?
Och wierd het kwaad der zonde recht bestreên!
Och streed men meer met traanen en gebeên!
Dit treft Gods hart; dit doet den vijand vlugten.
| |
IVde Spraakzang.Nu zie ik door de roode traanen
Van bloed, dat als een stroom hem uit zijne oogen vloeit,
Voor traanen die de ziel, vermoeid
Van zondenlasten, stort, den weg ten hemel baanen.
Dit schreien droogt mijn traanenbronnen:
Ik zie mijn zwaare zondenschuld
Nu uitgewischt; daar 't Lam Gods wet vervult.
Mijn oogen zijn nu tweelingzonnen,
Waar meê ik, in den zwaarsten druk en rouw,
't Begin der hemelvreugd op aarde reeds aanschouw.
Triumf! Gods Zoon heeft overwonnen!
| |
[pagina 27]
| |
Reizang.Dat we Kedrons tuinen looven
Boven vorstelijke hoven:
Sion, prijs Gethiemané;
Prijs des Heilands klaaglijk weenen,
Prijs zijn zweeten, zwoegen, steenen;
Boven Edens stillen vreê.
Dat we, ô zuivre maagdenreien,
Om de zonden traanen schreien,
In het bang verzoekingsuur;
Dat we met Hem biddend waaken;
Hij wil onze banden slaaken,
Maakt het wel in zoet en zuur.
|