De zangminnende kindervriend, of School-liederen voor drie stemmen (2 delen)
(1835-1838)–W. Schellenbach– Auteursrechtvrij
[pagina 6]
| |
[pagina 7]
| |
Die Gij liefd'rijk on-derhodt, Nader met mijn
kinderbede, U, op wien mijn hart betrouwt.
| |
2.Zegen hen wier dierb're zorgen,
Aan mijn teed're jeugd besteed,
Mij een leven reeds doen smaken,
Dat nog van geen kommer weet;
Door wier lessen en wier voorbeeld,
't Hart voor eed'le deugd ontgloeit,
En ik als een jeugdig plantje,
Voor een hooger leven groeit.
| |
[pagina 8]
| |
3.Goede Vader! dat dit leven,
Dan als 't lief'lijk roosje prijk',
En wijf ik voor de aard' ontkieme,
Mij steeds vorme voor uw rijk.
Hoed mij daarom, lieve Vader!
Als 't aanlokkend kwaad mij vleit,
En geheel nog onervaren.
Mij zijn valsche strikken spreidt,
| |
4.Och! dat ik uw lessen volge,
En steeds wand'le tot uw eer;
Nooit uw liefde-zorg miskenne,
Of mij tot het kwaad verneêr.
Neen, die lessen mij gegeven,
Blijven mij den duursten schat,
Die, bij al 't genot der aarde,
't Beste heil in zich bevat.
| |
5.Goede God! verhoor deez' bede,
Die mijn jeugdig hart U wijdt;
Zoo zij deugd het meeste streven,
In dien lieven lente-tijd.
En mijn leven zal dan vloeijen,
En gelijk zijn als een vloed,
Die, dan effen, dan weêr golvend,
Vrolijk naar zijn einde spoedt. -
|
|