Toelichting
Precies één jaar na de nazi-invasie op 10 mei 1940 werd een tiental nieuwe ‘geuzenliederen’ gebundeld en in brochurevorm uitgegeven. Het initiatief hiertoe was uitgegaan van Jan H. de Groot, Gerrit Kamphuis en Henk van Randwijk. Merkwaardigerwijs bleek de tijd voor dit bundeltje nog niet rijn; men vond het belang verbonden aan de verspreiding ervan niet opwegen tegen het gevaar waarmee dit gepaard ging. Daardoor kreeg deze uitgave weinig bekendheid.
In het najaar van 1942 stelde de heer G.L. Tichelman, conservator aan het toen nog zo geheten Koloniaal Instituut te Amsterdam aan dra M.G. Schenk voor, een bundel geuzenliederen uit te geven. Mevrouw Schenk en J.B.Th. Spaan hadden al een verzameling (waaronder die uit 1941), die nu nog op allerlei manieren werd aangevuld.
De heer H.M. Mos, werkzaam te Amsterdam en bij de illegaliteit betrokken, nam contact op met drukkerij Allard J. Honing aan de Prinsengracht te Amsterdam, die zich bereid verklaarde het boek te drukken. Albert Helman schreef een voorrede. Najaar 1943 kwam het ‘Geuzenliedboek, eerste vervolg’, dat met tussenpozen vel voor vel gedrukt was, gereed.
Nu bleek de tijd er wel rijp voor te zijn, want in minder dan geen tijd was het volledig ‘uitverkocht’, ondanks het feit dat - behoudens de direct bij de uitgave betrokkenen - niemand op de hoogte was van het adres der ‘uitgevers’. De opbrengst vormde een welkome aanvulling van de kas voor steun aan slachtoffers van de bezetting, die de heer Mos beheerde.
Toen bleek, dat er ook onder de dichters zelf geuzenliederen verzameld werden; in hun kring heerste enige ontstemming, toen het door niet-dichters verzamelde boek verscheen. Er had daarop een bespreking plaats tussen de samenstellers van het Geuzenliedboek en Henriette van Eyk, Halbo Kool en Han Hoekstra namens de ‘dichtersgroep’. Afgesproken werd dat er gezamenlijk een tweede vervolg zou worden gemaakt, waartoe de ‘commissie Geuzenliedboek’ al stappen had ondernomen. Deze afspraak werd niet nagekomen; wel verscheen kort daarop onder de auspiciën van de dichtersgroep het ‘Vrij Nederlands Liedboek’ met op artistieke gronden gemaakte keuze van verzetspoëzie.
De commissie Geuzenliedboek heeft daarna in het voorjaar van 1944 het ‘Geuzenliedboek, tweede vervolg’ uitgegeven met een voorwoord van J.W.F. Werumeus Buning. Ook dit deel is nog gedrukt door de heer Honing, die korte tijd later werd gearresteerd en die in gevangenschap is overleden.
De illegale uitgeverij D.A.V.I.D. bleek bereid een derde vervolg uit te geven, doch ten gevolge van de oorlogsomstandigheden heeft dit, in het oosten van het land gedrukte boek, het westen niet meer voor de bevrijding bereikt.
Na 5 mei 1945 bleek het gewenst herdrukken uit te geven, daar de illegale oplagen uiteraard slechts beperkt hadden kunnen zijn. Het eerste vervolg had een oplage van 1000 exemplaren; het tweede één van 2000 exemplaren. Besloten werd er één bundel van te maken: ‘Geuzenliedboek 1940-1945’; ook deze verscheen bij D.A.V.I.D., die nu Buijten en Schipperheijn heette en geleid werd door Dick van Veen, J.C. Pellicaan en A. Sneep. Begin augustus 1945 lagen de eerste exemplaren in de boekhandel; het Geuzenliedboek 1940-1945 bereikte een totale oplage van 25.000 exemplaren.