| |
| |
| |
Rudolf Escher en dirigent Ferdinand Leitner bestuderen
de partituur van ‘Univers de Rimbaud’.
| |
| |
| |
| |
| |
Peter Schat in gezelschap van enkele familieleden, op het
punt om per scooter af te reizen naar de kazerne in Ede, december
1958.
| |
| |
| |
1 Schat aan Escher
Ede, 13 mei 1958
Beste Ruud, misschien denk je nog wel eens vertederd aan dit kazerne-dorp
terug.Ga naar eind1 Ik bedoel natuurlijk aan de omgeving, die nu werkelijk
prachtig is. Je zult me geloven als ik zeg dat ik, nu je weg bent hier,Ga naar eind2 helemaal niet meer weet waar ik 's avonds
enige troost kan putten. Natuurlijk is er hier een rector van één of ander
lyceum, en het is niet te betwijfelen dat hij een piano heeft, maar ik voel
me er niet zo thuis, moet ik zeggen. Eén keer kwam ik er, tamelijk
ongewenst, op een verjaardagsvisite (wist ik dat!) waar de gehele familie op
gereformeerde grondslag bijeen was. Dikke heren, sigaren, hartkwalen en in
vrome militairistische verbondenheid met de Vaderen die 80, 100 en 30-jarige
oorlogen uitvochten. Mijn aanwezigheid sloeg, zoals je je misschien een
weinig kunt voorstellen, als een tang op het souvereine familievarken en het
duurde dan ook niet lang, of men verzocht mij (werkelijk! En o hoe
beleefd...) op een andere avond terug te komen. Nu, tegen deze avond zie ik
een beetje op... Soms loop ik door de nog steeds prachtige bossen, maar dan
draait er ergens weer een kanonneloop uit de struiken omhoog en dan krijg ik
weer het droevige gevoel in een plantsoentje te lopen van de grote kazerne
die eens Nederland genoemd werd. Daarom ga ik nu veel naar UtrechtGa naar eind3 waar ik gelukkig nog kan werken. Maar het is
vermoeiend, dat heen en weer reizenGa naar eind4 en dan te laat komen en van je chef horen - hij weet er ook
geen raad mee -: jongen, ik moet je toch straffen. Ja natuurlijk moet hij me
straffen, en dan laat hij me maar weer eens een keer een paar uur eerder
terug komen, om het af te leren. Maar nu maak ik een kans naar Utrecht
overgeplaatst te worden.Ga naar eind5 De laatste 9 maanden
zouden er aanmerkelijk door verlicht worden, ach ach, en zo sjouwen we maar
over het toneel van de comedie.
Hoe bevalt je je huis,Ga naar eind6 als ik enigszins kan, kom ik eens kijken. Gebeurt er
nog wat in Amsterdam?
Ken jij de pericoop uit de Apocalyps waarin het verbreken van het Vijfde
Zegel beschreven wordt? (6:9) Hoe de zielen der rechtvaardige mensen, die
vermoord zijn om hun Godsgetuigenis, om wraak roepen. Ongelooflijk
aangrijpend - wie zal hun eis niet begrijpen en wie moeten de wraak
ondergaan: die op de aarde wonen. Wij dus. (Ik ben tenminste nog niet naar
de maan, maar het schijnt wel de bedoeling te zijn). En daartegen kan
niemand een redelijk protest laten horen; wie zal rechtspreken over al dat
bloed. Ik | |
| |
voel hier, in dit tekstgedeelte, de radio-activiteit
al in de lucht, het begin van een komend oordeel. En zou het werkelijk waar
zijn dat de mens dit oordeel aan zichzelf voltrekken moet? Met zijn eigen
instrumenten? Het is niet om aan te horen. Nog niet zo lang geleden is er
door Hitler in zijn ‘veilige’ bunker iets van een dergelijke waarheid
opgevoerd. Als commentaar op dat oude boek, welsprekender dan dogmatische
spitsvondigheden.
Ik heb die tekst gekozen voor een koorwerk (a capella) maar dan er een tekst
van Hosea, die spreekt van overgave en genade, tussen gevoegd. Mijns inziens
wel actueel als smeekbede van ‘die op de aarde wonen’. Ik zal hier de gehele
tekst eens voor je overschrijven, in drie delen gesplitst. Na het: ‘die op
de aarde wonen’ komt dus de onderbreking van de tekst uit Openbaringen, en
is het stuk uit Hosea 14 ingelast. Het slot is het merkwaardige verhaal hoe
de onrustige zielen gesust worden en een wit kleed krijgen (zijn ze niet wit
van zichzelf? Vreemd!) met de boodschap zich rustig te houden, want er
moeten nog meer van hun broeders gedood worden, nog meer bloed!
Onbegrijpelijk! Maar het blijkt toch wel waar te zijn hier op dit
ondermaansche:
i En toen hij het Vijfde Zegel opende, zag ik onder het
altaar de zielen van hen, die geslacht waren om het woord van God en om het
getuigenis, dat zij hadden. En zij riepen met luider stem en zeiden: - Tot
hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed
niet aan hen, die op de aarde wonen?Ga naar eind7
ii Wij bieden als offerstieren de belijdenis onzer lippen:
Assur zal ons niet behouden, wij zullen niet meer op onze paarden rijden en
tot het werk onzer handen zeggen: Gij zijt onze god! Immers zal een weerloze
bij U ontfermd worden. Vergeef de ongerechtigheid geheel en al en wees ons
genadig...Ga naar eind8
iii En aan elk hunner werd een wit gewaad gegeven, en hun
werd gezegd dat zij nog een korte tijd moesten rusten, totdat ook het getal
vol zou zijn van hun mededienstknechten, en hun broeders, die gedood zouden
worden evenals zij.Ga naar eind9
Zeldzaam dramatisch, ik heb zelfs het gevoel dat de spanning van het conflict
zo groot is, dat het me voorlopig belet één noot op papier te zetten. Het
mislukt voortdurend.Ga naar eind10
| |
| |
Ton de LeeuwGa naar eind11 deed me een
idee aan de hand - min of meer ontleend aan het Keulsche GeloofGa naar eind12 overigens
(StockhausenGa naar eind13 c.s.) - wat hij zelf zeer consequent
gebruikt heeft voor zijn strijkkwartet:Ga naar eind14 uitgaande van enkele intervallen ordent hij het gehele
toonmateriaal en zelfs vorm, ritmiek en dynamiek naar de mogelijkheden van
de combinaties van die intervallen. Ik zie je al bedenkelijk kijken,
hopelijk kunnen we er eens over discussiëren - hoewel je n' importe welke
techniek beter niet filosofisch kunt benaderen, je moet het gewoon doenGa naar eind15 - in ieder geval zul je moeten toegeven:
voor constructieve (of moet ik zeggen: constructivistische) geesten een bron
van vermaak. Ik heb er werkelijk alle plezier in.
Hoe gaat het met vrouw en kinderen? Het spijt me voor GielGa naar eind16 dat
ik nog steeds niet bij DonemusGa naar eind17 ben, naar zijn
uitdrukkelijke wens, hij zal nog even geduld moeten hebben, 't Komt
wel.Ga naar eind18
Nu, de hartelijke groeten aan allen en tot ziens!
je Peter
| |
2 Escher aan Schat
Amsterdam, 14 mei 1958
Beste Peter,
Ik ben blij met je brief, met een levensteken van jou, want ik mis je. Ik
verheugde mij altijd op je komst, in die rare ‘Schuilhoek’Ga naar eind19 en verheug mij er evenzeer op dat we
nu hier, in mijn kamer, kunnen praten binnenkort. Ik was al een beetje bang,
dat een eventuele komst van jou in Amsterdam, afhankelijk zou moeten zijn
van één of ander concert. Je zei zoiets toen ik 's nachts op de
RenkumsewegGa naar eind20 afscheid van je
nam, en toen ik het rode lichtje van je scooter zag verdwijnen peinsde ik
erover, hoe je dat bedoelde, of ik je zònder concert dan
niet meer zou zien, hier. En van de muziekindustrie heb ik geen weet meer.
Het is dag in, dag uit: Brahms, Dworsjak, Beethoven, Brahms, Beethoven,
Haydn, Mozart, een beetje Schubert, een beetje Bach, Brahms, Beethoven...
Maar laat ik ophouden. Ik wil maar zeggen: een bijzonder concert is er -
vergis ik mij niet - in de naaste toekomst niet te verwachten. Voor ik je
brief beantwoord, wil ik eerst iets tamelijk ‘zakelijks’ vragen. Ik ga | |
| |
Rudolf Escher voor ‘De Schuilhoek’ in de bossen
van Bennekom, 1957/1958.
voor het Handelsblad Ga naar eind21 naar het 32ste Festival van de i.s.c.m. te Straatsburg Ga naar eind22 en in September naar Venetië, waar tijdens het
21ste Internationale Muziek Festival Ga naar eind23 een
buitengewoon boeiend, nagenoeg geheel aan hedendaagse muziek gewijd
programma wordt gegeven (onder andere wéér een nieuw werk van d'oude Igor:
Threni, voor koor en orkest; Ga naar eind24
dit op een concert dat geheel gewijd is aan religieuze werken van
Strawinsky!). Wat nu Straatsburg betreft: ga jij op het scootertje? Of is
dat te vermoeiend? Zoù je echter per race-plee gaan, zou ik dan als
benzine-mede-betalend aanhangsel mee kunnen? Of ben je bang dat we elkaar
nog voor aankomst in de feeststad de hersens zouden hebben ingeslagen? We
zouden er eventueel twee dagen over kunnen doen. Maar laat ik afwachten wat
je antwoordt. Ik vraag je dit, omdat ik zo'n vervoerswijze wel een leuke
afwisseling zou vinden, maar voornamelijk, omdat die schrijverij niet zo
bijster veel opbrengt, en wèl de entrée's van de concerten voor rekening van
de krant zijn, niet echter reis- en verblijfkosten... Ga naar eind25
| |
| |
Een blik op Eschers werktafel in ‘De
Schuilhoek’.
XXX
Ja, ik denk zeker vaak aan het land van Wageningen - Bennekom - Ede, en met
iets anders dan vertedering. Ik geloof dat het een soort diep heimwee is,
heimwee naar een vreemd licht dat 's avonds langs rossige dennenstammen
schampte, het weerkaatsen van de hemel in een buizerdvleugel, ‘achter’, bij
‘Golgotha’Ga naar eind26
(vergeef me...), de stilte in een bos en het hameren van een specht daarin,
het gonzen boven een zonnige heidevlakte. Heimwee zèlfs naar een soms
ondraaglijk gevoel van eenzaamheid, wanneer ik 's nachts in sneeuw of regen
nog naar mijn boshuis moest fietsen. Kan je daar inkomen?
Ik vind het beroerd voor je dat je in je kazerne-dorp geen enkele
geestverwant hebt, maar hoe zou het eigenlijk ook anders kunnen? Dat jij je
in dat milieu - op gereformeerde - grondslag maar matig thuis voelt, ik kan
het mij levendig voorstellen. Als het je teveel irriteert, zou ik er maar
niet meer heen gaan. De grote en soms zo vervelende Goethe heeft ergens eens
gezegd, | |
| |
dat de scheppende kunstenaar het aan zijn creatieve
vermogen verplicht is, de tijd die hij aan omgang met medemensen besteedt,
goed te verdelen en te besteden, niet te ‘verdoen’ aan omgang met lieden
waar zijn creativiteit niets aan heeft of waar zijn creativiteit door
gestoord zou worden. Een duidelijke wenk dus om de meerdere of mindere mate
van egocentriciteit, die ons verderfelijk ras tòch al eigen is, bewust te gebruiken voor het uiteindelijke doel. Het is een
psychologisch zéér practische wenk, al is het niet sociaal en ook niet erg
‘christelijk’. Maar als we alle schijnheiligheid eraf trekken, handelen dan
de meeste mensen niet nèt zo, laten ze vriendschappen niet vallen als het
‘niet gaat’ tussen twee naturen? Waarom zouden kunstenaars het niet mogen
doen? Het is alleen maar een voordeel, lijkt mij, wanneer ze minder
ouwehoeren dan de doorsnee meneren en mevrouwen. En als ze het wel doen,
zijn ze de ware broeders niet. Daarbij doet het er niets toe, of het
allemaal wel kunstenaars of enkel hoogst artistieke mensen zijn, waarmee wij
omgaan. Als ze ons maar inspireren. Mij persoonlijk boeien ook vaak mensen
die in hun soort op de één of andere manier volledig mens zijn, zonder dat
daar eventueel grote belezenheid, of creatieve begaafdheid bijkomt. Het kan
net zo goed een arbeider zijn als een arts of een schilderes. ‘Geest’ en
‘gevormdheid’ kunnen natuurlijk geweldig stimulerend zijn, maar ‘ongevormde
jeugd’ soms ook, intellectueel of niet intellectueel. De niet-intellectuelen
zijn meestal spontaner, hartelijker. En aan dat soort spontaniteit heb ik,
die zelf met spontane hartelijkheid nogal moeite heb, erg behoefte. Etc.
etc.
XXX
Ik geloof dat ik je iets vreemds moet toewensen en ik hoop dat je me niet
zult misverstaan, namelijk: eenzaamheid. Eenzaamheid wens ik je toe voor het
uitgroeien van de kiemen van je nieuwe a cappella koorwerk op die prachtige
bijbelteksten. Het is een goed teken dat de ontzagwekkende dramatiek van de
inhoud je voorlopig verlamt. Laat het maar rijpen en ga wandelen of fietsend
de bossen in als je je berooid voelt van kazerne-verlatenheid. Ik ben blij
eindelijk weer eens een jonge kunstenaar, en dan nog wel een componist,
ontmoet te hebben,Ga naar eind27 voor wie een dergelijke inspiratiebron werkelijkheid
is. Het is namelijk echt gewoon niet waar, dat noten uit
noten, verf uit verf, en woord uit woord zou ontstaan. Integendeel: muziek,
beeldende kunst, taal ontstaan, altijd weer opnieuw, uit: angst, pijn,
liefde, geloof, haat desnoods, een heel klein beetje geluk,
eeuwigheidsverlangen en besef van de kortstondigheid van | |
| |
het
individuele leven. Uit leven dus, menselijk leven en leven
van ‘natuur’. Niet dit is romantisch; romantisch is de
illusie dat de muziek van de toekomst de machine en het machinale als bron
en doel zou moeten hebben. Je beperking tot a cappella-koor juich ik sterk
toe, al weet je wel dat dit je opgaaf veel en veel moeilijker maakt dan
wanneer je er 10 pauken, 5 grote trommen, trompetten en trombones bij zou
slepen. Als je denkt er wat aan te hebben, wil ik je graag laten zien welke
retouches ik aangebracht heb in ‘Le vrai visage de la paix’Ga naar eind28 (een andere benadering van hetzelfde
onderwerp...) en deze dan vergelijken met de eerste versie.Ga naar eind+)) Het zou je
misschien enkele teleurstellende ervaringen kunnen besparen; koor is een
ongelooflijk subtiele materie. Maar ik zal je deze zaken zeker niet
opdringen. Als je het liever eerst allemaal zelf uitkient, om aan je eigen
praktijk te toetsen of conceptie en realisatie elkaar benaderen, begrijp ik
dat best.Ga naar eind29
Mijn grootste probleem zou, bij een onderwerp als het
jouwe, voor alles zijn: hoe vind ik samenzingende melodieën, echte
polymelodiek, waarin ik de geweldige spanningen, die de tekst oproept,
zingbaar en... (héél belangrijk in dit geval, want je wilt getuigen!) verstaanbaar transformeer. Voor mij persoonlijk zouden
‘enkele intervallen’, ook al zouden deze de gehele verdere structuur kunnen
ordenen, ten enen male onvoldoende zijn als melische (ik zeg opzettelijk
niet: melodische) grondstof van zulk een werk. En hoe ‘durchorganisiert’ de
totale Tonmaterie ook zou zijn: ik heb geen enkel ontzag voor een
differentie-loze panchromatische harmoniek die armzalig is vergeleken bij
die van Schubert en een ‘Gestalt’-lozeGa naar eind30 melodiek. Maar ik ben met je
eens dat je niet teveel moet theoretiseren over deze zaken en dat je beter
kunt zoeken en doen. Ik zoek ook en aangezien ik even overtuigd ben als jij
dat het niet meer kan op de ‘traditionele’ weg (gewone of zogenaamde
polytonale diatoniek of een verchromatiseer-de functie-diatoniek), maar
helemaal niet overtuigd dat je via een 12-tonentechniek tot een wezenlijke
en een wezenlijk nieuwe melodiek komt, is mijn doen op het ogenblik een gevecht met de engel der muziek.
Ik vecht met mijn engel als Jacob met de zijne.Ga naar eind31 Tegen constructivisme
heb ik overigens helemaal niets, integendeel. Maar je kunt op meer dan één
manier construeren. Zoals Schönberg het doet in zijn blazerskwintet, moet
het, naar ik geloof, in elk geval niet. Ik hoorde de uitvoering van het
DanzikwintetGa naar eind32 nog eens op een tape. Het klonk meestal afschuwelijk,
snaterde, kwebbelde, piepte ruim 40 minuten lang en het resultaat was een
dodelijk vermoeiende, spanningsloze, melosloze en in wézen ook ritmenloze
steriele muziek, waar een enorme verveling van uitgaat; echt wel wat
Nietzsche genoemd heeft: ‘Die Melancho- | |
| |
lie des
Unvermögens’.Ga naar eind33 Een vreemde, verbeten
droogkloot, die Schönberg. Volgens LeibowitzGa naar eind34 ook
alweer ‘geniaal’. Geloof jij dat? Ik niet.Ga naar eind35
XXX
| |
15 mei, 's ochtends
De gracht is nu erg rustig. Het koortsachtige geldverdienen, dat door de week
met een demonische frenezie en knallend motorengeronk van 9 uur 's morgens
tot 5 uur 's middags bedreven wordt door directeur, procuratiehouder,
typiste, kantoorbediende, loopjongen, bakkers, eethuisjeshouders, en dat 's
nachts wordt voortgezet door souteneurs, cafémadam, hoer, (hoogst
indrukwekkend al die dames op hun verlichte podia te kijk voor een raam,
waarvoor zij, naar ik hoorde, ƒ25,- per dag moeten betalen!) -, hoe zeide ik
ook? - o ja, al deze frenezie is nu tot bedaren gekomen. Dat wil zeggen: het
vuur is met as toegedekt. Het moet ook tijdens de zondag natuurlijk
gloeiende worden gehouden, en in de pakhuizen en in de kluizen broeit de
demonie wel verder tijdens het vrome klokgebeier der kerken. Want het is
hemelvaartsdag, vandaag.
Dit wilde ik helemaal niet schrijven. Ik wou nog zeggen dat ik structureel en
psychologisch die inlassing uit Hosea erg mooi vind. Door dit contrast werkt
de dramatiek van de beide andere fragmenten des te sterker en het geeft je
de mogelijkheid tot een contrasterende compositorische structuur. Een vraag:
zou je terwille van de grotere zingbaarheid en terwille van een ruimer
‘verspreidingsgebied’ niet van de Latijnse tekst gebruik maken? Er is zeker
wel iemand te vinden die je bij de gebruikelijke uitspraak van het
kerklatijn en de precieze betekenis der vertaling kan helpen. In Utrecht is
een vrouwelijke hoogleraar (ik meen dat ze Moorman heetGa naar eind36), die de autoriteit op dit
gebied schijnt te zijn (katholiek). Maar allicht kan je dichter bij huis wel
iemand vinden die je daarbij helpen kan, als je er tenminste voor zou
voelen. Het is maar een suggestie.
XXX
| |
| |
Het huis is heerlijk en lokt tot werken (vechten - de Engel), terwijl het
verkeer onder mijn ramen raast. Ik hoop dat je zo spoedig mogelijk na
Pinksteren eens een weekend kunt komen.
Zo beste Peter, nu heb je tenminste wat ‘leesstof’. Hou je goed; denk maar
veel aan je koorwerk.
je Ruut.Ga naar eind37
| |
3 Schat aan Escher
Ede, 19 mei 1958
Beste Ruut, je uitvoerige brief heeft me veel stof tot nadenken gegeven. Je
bent niet de enige die me (terecht) een zekere gereserveerdheid verwijt. Dat
ben ik me pas bewust wanneer iemand het eens zegt. Het is inderdaad een
kinderachtige karaktertrek, dat slijt wel, hopelijk.
Nu het zakelijke: op mijn scooter ga ik zeker niet naar Straatsburg om de
eenvoudige reden dat hij me in de steek zal laten. Ik wantrouw hem. Hij is
nu al 14 dagen kapot (niet erg overigens) maar zelfs als hij gerepareerd is,
vind ik het te riskant er zo'n eind op weg te gaan. Ik had zelf al met een
vriend afgesproken (ik achterop zijn motor met rijbewijs, hij voorop zònder,
wat wonderlijk genoeg toegestaan is...) maar misschien gaat dat ook niet
door. Dan ga ik liften, want de trein (70, -) kan ik niet betalen. Er is nog
de mogelijkheid dat de Heer MaasGa naar eind38 gaat, met een
gehuurde auto, waarmee jij dan ook mee zou kunnen. Overigens is dat ook zo'n
50, - de man (volgens hem). Zo gauw ik iets definitiefs weet zal ik je
schrijven. Na de pinksteren kom ik eens een weekend. Wat denk je van 31
mei?Ga naar eind39 Dan kom ik 's avonds na het lesgevenGa naar eind40 en moet dan zondagavond weer in de kazerne zijn. Een goed
plan? Als ik eventueel niet zou kunnen blijven slapen, kan ik ook
zondagmorgen vroeg komen, maar dat is wel kort.
Je brief frappeerde me door sommige prachtige uitspraken: dat noten niet uit
noten ontstaan, maar uit alle bewegingen van het menselijk gemoed, pijn en
liefde en haat.
Ook je suggestie voor een Latijnsche tekst is me waardevol.Ga naar eind41 Vooreerst ben
| |
| |
Fragmenten uit het derde deel van Eschers Tweede
Symfonie waarin hij voor het eerst van de twaalftoontechniek
gebruik maakt.
| |
| |
Eerste manuscriptpagina van de in Londen
gecomponeerde ‘Improvisations and Symphonies’ van Peter
Schat.
| |
| |
ik nog met een trioGa naar eind42 bezig. En met een
verzoek om overplaatsing naar Utrecht. In één adem.
Hoor ik nog iets vóór ik kom, of is het zonder meer goed? De kapitein heeft
lang zitten kletsen, en nu gaat de post bijna weg. Zo, in alle haast.
Tot ziens
je Peter
| |
4 Escher aan Schat
Borne,Ga naar eind43
4 juni 1958
Beste Peter,
Aan de ommezijde verrijst, ‘consekwent’ decasyllabisch en in een streng
rijmschema, Kapitein Nemo. Gedenk zijner. Hij was een groot man. Ik geloof
dat ik dit sonnetje in 1935 schreef; in 1937/8 (?) werd het gedrukt in een
Helikonnummer,Ga naar eind44 samen met andere
gedichten van mij, waarvoor ik mij nu ten dele gêneer. Het was toen de tijd
van ‘Forum’Ga naar eind45 met Ter Braak en Du Perron, jij lag nog in de
luiers. Forum is allang weer †, ik leef nog, Sido en GielGa naar eind46 làchen om
Jules Verne (‘van die rare ouderwetse boeken, hè Sido, met van die lange
zinnen erin en die plaatjes, die grulle plaatjes...’). ‘Grul’ is het
adjectief voor alles wat lelijk, smakeloos, verflensd, dof, akelig en
afzichtelijk is. ...Wie die Zeit vergeht.Ga naar eind47
Ik ben Maandagmorgen weer naar GaboGa naar eind48 gaan kijken, eenvoudig
uit verlangen naar die pure constructies, waarin droom en daad tot een
eenheid zijn gegroeid. De eenheid van het grote kunstwerk. Zelden heb ik van
‘statische’ beeldende kunst een zo sterke lyrische vervoering ondergaan.
Vooral de plastieken in die laatste zaal zijn zuivere wonder-groeisels.
Tot ziens,
Ruut.
| |
| |
Kapitein Nemo
Hoe stond Gij grimmig-zwart met wapperbaard
in 't zonderlinge vaartuig aan het stuur,
volbrenger van het nobelst avontuur
der zeven zeeën waar Uw som'bre vaart
U voerde, Gij, o Nemo, onvervaard!
Werd niet de wreedst beraamde wraak nog puur
van heldenglans, en 't eenzaam herte vuur
toen Gij 't fregat doorboordet, hels bedaard?
Maar 't eind was droef. Gij liet Uw groot gevoel
aan 't orgel vrije loop, terwijl het doel
angstwekkend nader, nader kwam: de Maalstroom!
Uw forse greep ontwrong den toetsen wilde
galmen; Uw baard woei op, en 't vaartuig rilde
| |
5 Escher aan Schat
Amsterdam, woensdag 18 juni 1958
Beste Peter,
Langzaam maar zeker groeit de Hollandse hemel weer dicht met regenwolken en
het zal niet lang meer duren of het plenst weer tussen de huizen, als altijd
in dit gezegend polderland. En ik nog steeds zonder beschutting tegen al dit
waterig onheil! Is mijn regenjas niet gevonden? Heb ik het ding toch in de
auto van de papvingerige mof meegehad?Ga naar eind50 Ik dacht van niet. Of is KlareGa naar eind51 het gewoon vergeten. Dit laatste hoop
ik maar. Kan je, in dat geval, het artikel als postpakket sturen? Ik betaal
je natuurlijk de port terug.
Mijn artikel is toch in het Zaterdagavondblad geplaatst.Ga naar eind52 Maar één regel | |
| |
uitgevallen en enkele letters verkeerd. Valt dus mee. Voltooi vandaag het
concluderend artikel,Ga naar eind53
waarin ik niet meer alle namen noem, maar algemene problemen stel, indrukken
weergeef, etc.
Wees hartelijk gegroet,
Ruut.
| |
6 Escher aan Schat
Amsterdam, 26 juni 1958
Beste Peter,
Dit is zo maar een briefje, omdat ik het rode achterlichtje van je scooter
weer zag verdwijnen in de nacht. Al was het een stadsnacht, het verdween
toch.Ga naar eind54 En al was ik nu omringd door
honderden duizenden mensen, kletsend, zuipend, rokend, parend, lijdend,
dromend of alleen maar slapend in al hun met behang beplakte stenen holen,
en al bleef ik nu niet alleen met de dennen en de geur van bos en geruis van
wind om mij heen, toch voelde ik weer dat ik nooit zal wennen aan het
verdwijnen van zo'n rood lichtje in het donker. Ze zijn er niet zo veel in
een leven, die rode lichtjes en mèt het telkens weer verdwijnen ervan voel
ik altijd het voorbij-ijlen van de korte levenstijd. Het is niet anders.
Hoe is het gegaan met de kazerne? Nog gedonder gehad? Ik heb mij de volgende
dag en vanochtend verdiept in ‘Un ballo in maschera’ (2de acte),Ga naar eind55 die
geweldige scène in ‘Don Giovanni’Ga naar eind56 met Leporello en het
standbeeld, en in het slot van ‘Carmen’Ga naar eind57 uitsluitend
om weer even goed te weten hoe je ècht voor de menselijke stem schrijft, wat
muziekdramatiek is en wat gezonde uitingen van passie
zijn. Ach, wat een knoeier is Schönberg met dergelijke figuren vergeleken!
Letterlijk: hopeloos. Als ik een leerling had, zou ik nu maanden besteden
aan het maat voor maat analyseren van die genoemde passages. Verdi's ‘Ballo’
gaat nog in het festival.Ga naar eind58 Ik
heb behoefte om die muziek weer eens te horen, juist na dat steriele
gezwemel van ‘Erwartung’.Ga naar eind59 Morgenavond the American
Ballet,Ga naar eind60 zaterdagavond
Martin: concert voor clavecimbel, piano en harp + orkestGa naar eind61 en Bartók: sonate
voor 2 piano's en slagwerkGa naar eind62 in het
conservatoriumGa naar eind63, door leerlingen. Het schijnt erg goed te | |
| |
zijn. Ga er met Sido en Giel heen. Hoop spoedig eens naar
Utrecht te kunnen komen voor Rietveld.Ga naar eind64
Het ga je goed,
Ruut.
| |
7 Schat aan Escher
Utrecht, 4 juli 1958
Beste Ruut,
Dat ik je nu eerst antwoord op je brief, na die ‘opera's’ geschreven, vindt
zijn oorzaak in het feit dat ik een onvoorstelbaar mistige weg naar de
top-militaire instanties bezig ben af te leggen om er - met als argument m'n
regerings-opdrachtGa naar eind65 - zo spoedig mogelijk uit te komen. ‘Zo spoedig
mogelijk’ betekent toch op zijn minst nog 2 à 3 maanden.
Er was overigens nog tamelijk veel gedonder na mijn gespijbel.Ga naar eind66 Wanneer ik maar niet zo stom geweest was me de volgende
ochtend te verslapen en om 9.15 in plaats van kwart voor acht op een leeg
kantoor te komen - ze liepen allemaal naar me te zoeken - dan had ik het nog
wel makkelijker kunnen redden. Nu moest ik natuurlijk van de ene blaffende
naar de andere bijterige adjudant gestuurd worden. Merkwaardigerwijze was
mijn commandant juist niet aanwezig zodat niemand me straffen kon, en nog
merkwaardiger is het dat ik ook naderhand niets meer gehoord heb, blijkbaar
geloofde men in mijn niet eens zo intelligente smoesjes. Enfin, vermoeiend.
Ik heb nu zelfs toestemming gekregen een paar maal per week thuis te slapen.
't Kan verkeren!
Ik heb er bezwaar tegen dat je Schönberg een ‘knoeier’ noemt. Niet dat ik
Schönberg wil verdedigen - als zijn muziek dat niet kan, kan niemand het -
maar ik mocht eens aan je ernst twijfelen als je iemand, die een Fünf
OrchesterstückeGa naar eind67 en een Pierrot LunaireGa naar eind68
schiep, en zijn hele leven met volstrekte oprechtheid (S. was een nobel
mens) heeft geworsteld met het ‘materiaal’, afdoet met een dergelijke
kwalificatie. Natuurlijk men kan ter discussie stellen in hoeverre hij in
dat materiaal is blijven steken en dan kan ik, zoals je weet, een heel eind
met je meegaan in het besef dat Schönberg - zo voel ik het - een zonderling
mummificatie-proces heeft doorgemaakt. Droog | |
| |
als een mummie,
maar zelfs dat ben ik eventueel nog geneigd aan een tekort van mijn kant toe
te schrijven, zeker tegenover iemand die zo'n ongelooflijke vakbeheersing
bezat. Natuurlijk zal ik niet nalaten, wanneer ik dat vind, een mij
onsymphathiek muziekwerk met overtuiging af te kraken. Maar men maakt het
zichzelf wel gemakkelijk een dergelijke figuur met één pennestreek zo af te
doen.
Zo, dat moest ik even kwijt.
Heb je m'n trio gekregen? Hopelijk is het te hanteren. Op dit moment is er
een storend schoorsteenbrandje met veel volk en brandweer aan de gang in de
bakkerij precies achter mijn raam. Ik heb het gordijn, na ampele blikken,
maar gesloten. Het is beter noncombattant te blijven, zou PijperGa naar eind69
zeggen. Het trouwens een erg saaie brand, maar de mensen willen wel eens
iets anders dan iedere avond televisie, vandaar de drukte.
Ga je nog naar Rietveld?Ga naar eind70
Tot ziens dan
je Peter
| |
8 Schat aan EscherGa naar eind71
Utrecht, 9 augustus 1958
Beste Ruut,
Kun jij je voorstellen dat ik voor de afwisseling graag eens een brief op de
schrijfmachine klaarstoom, zelfs wanneer er het risico inzit dat hij, door
mijn gebrek aan ervaring op dit soort toetsen, zo vol met tikfouten zit dat
je je bij het lezen langzaam zit te ergeren? Natuurlijk is het ietwat
onpersoonlijk, maar misschien dat je toch wel aan een aantal
eigenaardigheden en kunstgrepen die, naar de geluiden te oordelen, tegen de
natuur van deze Olivetti schijnen te zijn, kunt zien dat ik hem niet door
mijn secretaresse heb laten voortbrengen - als ik een secretaresse had, zou
ik er meer voor voelen, zoals trouwens usance is bij secretaresses,
<-haar iets anders te laten voortbrengen> (maar kom, ik dwaal
hopeloos af en altijd in dezelfde freudiaansche richting) - zoals ik dus
zei: niet door mijn secretaresse, maar met eigen handen gekneed. Dat is
namelijk een ongekende sensatie bij een tikmachine - je kunt | |
| |
Gedeelte uit de brief van Peter Schat aan Rudolf
Escher, 9 augustus 1958.
| |
| |
de woorden met beide handen aanpakken en ze neerzetten en
stapelen in het ruim van een schip (de ‘wagen’ van dit apparaat noem ik een
schip, dat lijkt me beter, een schip dat je vollaadt met woorden) en de
woorden krijgen zoiets ongelooflijk lichamelijks - dwaal ik al weer af?
‘Kleine piano van mijn ziel’ (Achterberg natuurlijk.)Ga naar eind72
Erger je maar niet al te zeer aan mijn ietwat scheve steil,Ga naar eind73 ik laat me maar wat gaan en mors
maar een beetje over de toetsen, het papier is trouwens ook scheef gaan
zitten en zo komt er vanzelf een beetje eenheid in vorm en inhoud, dat maakt
me zelfs een beetje geestdriftig en ik hamer maar door (meer driftig dan
geestig) ik heb er werkelijk een opwindend plezier in en hoe ik me ook zit
te verdraaien van genoegen het komt altijd loodrecht uit de machine maar
vergeef mij halfvolwassene maar dit wilde gezwets ik heb je al te lang laten
wachten op een briefje en nu zit ik je weer te vervelen. Kom, maar weer eens
wat recht gaan zittenGa naar eind74
zo, ik ben weer in orde, tot de orde geroepen, de GROOTMAJOOR heeft gesproken
- de GROOTspraak van de MAJOOR - en ik ben van schrik tot de orde versteend.
Overigens zit ik niet op mijn legervervelingskantoor, maar de majoor
achtervolgt mij wel eens tot in de droom van mijn eigen kamer waar ik dan nu
zit en hij stoort me soms in het spelen...maar niet voor lang want hij kan
me niet dwingen achterom te blijven zien en boven de poort van de kazerne
heb ik geschreven ‘Zij die hier uit gaan beginnen weer te hopen’ en dat
eruit gaan ben ik vandaag precies een jaar dichter genaderd vóórdat ik in
het geheel nog niet wist hoe GROOT de MAJOOR in ons leven kan zijn; maar hij
wordt al kleiner...
Er heeft een heel groots artikel in WendingGa naar eind75 gestaan van DippelGa naar eind76 - een natuurwetenschapper (Philips als ik me niet
vergis) maar nog veel meer dan dat - over: Atoombewapening:
Collectivistische vlucht uit de geschiedenis,Ga naar eind77 waarin hij tot
een niet mis te verstaan NEEN komt ten aanzien van deze dingen, en tevens zo
positief, zo niet-wanhopig, zo diep-ernstig en visionair, dat het me
zeldzaam heeft ontroerd. Ik heb het zeer goed bestudeerd en zal het je eens
opsturen, maar nu vast schrijf ik er een grandioze en buitengewoon kwetsbare
- maar daarom misschien zo geheimzinnig waar - passage voor je uit over.
Niet om je vast een beetje op te warmen, want ik weet dat het je altijd
bezighoudt, maar omdat het me zo op het hart ligt:
| |
| |
‘Ik ben daarom zeer geschrokken van de zin in PatijnsGa naar eind78 artikel, bedoeld als argument: “Maar als
hij vandaag de westelijke politiek verwerpt, omdat hij meent daardoor onze
kinderen te redden van de atoomdood, zullen ze later misschien als in
Budapest op de tanks klimmen om de dictatuur met de blote hand te lijf te
gaan, omdat hun ziel dit leven niet langer verdraagt”.’ (Een respectabel
argument niet waar? Maar nu Dippels antwoord:) ‘Ik meen zeer uitdrukkelijk,
dat ik duizendmaal liever mijn kinderen te vroeg en zich vergissend op een
Russische tank zie springen en sterven als de Hongaren, dan hen in de
toekomst onder bescherming van een atoombomvoorraad volledig zie afsterven
van iedere politieke belangstelling en verantwoording inzake hun werk en
leven, daar politici de veiligheid en welstand verzekeren en het leven
dicteren, om dan plotseling zonder hun medeweten om te komen in een
atoombrand. Zij zullen dan niet alleen dood zijn, maar ook niet zelf geleefd
hebben. Zij hebben niet eens hun eigen dood gehad, ze zijn niet gestorven.
Wij moeten willen sterven, op tijd. De Hongaarse jeugd leeft voort in de
geschiedenis.
Wanneer het Westen met haar huidige politiek zou breken, dan zouden wij met
één slag in de samenleving de mens weer in zijn functie herstellen als
drager van en deelhebber aan de nood en de vreugde van het leven, zelfs bij
een bezetting.’
Ik hoor het hele Westen al protesteren en de bekende duizendtallen argumenten
nog eens herhalen, maar dat deze stem nog gehoord wordt, bewijst dat er nog
een kiem van leven in onze kultuur is, dat er nog een antwoord is, niet
voortkomend uit een redenering waar geen speld tussen te krijgen is - we
hebben ons met dergelijke redeneringen (zoals Dippel aantoont) in een
dodelijke impasse gesleept - maar uit het grandioze inzicht:
‘Ook zonder in Christus te geloven, zal men Christus eren meer dan dat deel
der christenheid, dat denkt dat de levensweg van Christus een soort
“hoogste” vorm van levenswaarheid toevoegt aan het menselijke in plaats van
een volmaakte uitdrukking van de mens zelf te zijn.’
Ik zie hier de hele christenheid al op zijn achterste benen staan.
Overal in dit opstel komt het woord ‘nederigheid’ voor. ‘Politiek van
nederigheid is zich bekennen tot de werkelijkheid en daardoor is het ook een
| |
| |
nuchtere aanvaarding van de wetenschap, die ons
bescheidenheid leert...’ schrijft hij ergens.
Verder is hij uiterst praktisch: ‘...een westerse regering die de toekomst in
deze zin ernstig neemt [...] zal direkt al op alle scholen Russisch als
leervak invoeren...’
Zo zou ik door kunnen gaan, maar ik zal je het in zijn geheel laten lezen als
ik zelf een exemplaar ervan heb ontvangen, nu is het wel een beetje uit zijn
verband gerukt misschien. Maar misschien dat ik je iets van de toon en de
heldere atmosfeer van dit stuk heb kunnen overbrengen, zij het dan maar erg
weinig. Het is in ieder geval wel iets anders dan de ‘cynische
café-tafel-gesprekken’ van een hele hoop artistiek vullis dat met een o zo
intelligente oppervlakkigheid meent dat de wanhoop (als alibi voor een hoop
vuiligheid) de diepste uitdrukking van de werkelijkheid is en zichzelf en
anderen zo blokkeert voor iedere genezing. Want in het statisch denken van
ons Westerlingen is alles te bewijzen - wat in deze tijd toch langzaamaan
wel duidelijk wordt - en wij kunnen in de zelfbewezen waarheden een heel
leven stuk leven, een hele wereld stuk leven in de benauwdheid van de haat,
en de wanhoop, die we aanbidden met te denken dat nu wel vaststaat dat er
niets anders is, en dan ìs er ook niets anders, want we scheppen onze eigen
afgoden en dat worden zeer reële ‘machten in de lucht’ zoals Paulus
schrijft.Ga naar eind79 Juist dat ‘vaststaan’ is
een kenmerk van de afgoden, van de dood dus. Vroeger waren ze van steen en
dus tastbaar vaststaand, vandaar het verbod aan de Joden om beelden te
maken, want de macht daarvan is heel reëel, niet zomaar een hersenschim of
een vergissing, ze is geënt op datgene wat absoluut vaststaat en het
volkomen nulpunt is: de dood. Maar de dood leeft zo sterk in de mens dat we
ook wel in staat zijn zonder stenen beelden de stroom van het leven te
blokkeren. In ons westerse denken hebben we de rivier met het harde steen
van onze abstracties, onze harde zekerheden, al bijna afgedempt, om er een
soort energiecentrale-als-winstgevend-object van te maken. Maar met de
electriciteit kunnen we niets laten groeien. En juist groeien is het kenmerk
van de werkelijkheid, in zijn bloedwarme geheimzinnigheid en
ondoorgrondelijke breekbaarheid, paradoxaal en verbazingwekkend. Altijd weer
op losse schroeven gezet, omdat het leven niet vastgeschroefd kan worden dan
ten koste van haar wezen, omdat het gegeven werd door de volkomen Andere,
Wiens beeld vlees en bloed is: Jezus Christus, de ‘volmaakte uitdrukking van
de mens’.Ga naar eind80
| |
| |
Ik ben nu op het dak gaan zitten, letterlijk - het heeft met het voorgaande
noch met het volgende iets te maken - want de zon schijnt. Tafel en machine
door het raam gehesen en buurvrouwen zien nu in hun tuintjes tegen mij op.
Dat is een geruststellende gedachte, een vleiende gedachte zelfs, waarbij
het me niet hindert dat ze waarschijnlijk tegen elkaar zeggen: ‘nu zit die
tiktafelidioot op dak, eindelijk, altijd al gezegd: laat 'ie op dak gaan
zitten!’
Met roodGa naar eind81 ga ik nu maar eens verder, niet omdat wat volgt belangrijker of
gevaarlijker is dan wat voorafging, maar terwille van de afwisseling en uit
een soort nieuwsgierigheid naar de mogelijkheden van dit apparaat, dat ik te
leen heb bij toeval.
Een zelfde soort nieuwsgierigheid dreef me tot de volgende onderneming, of
liever, tot het volgende onderzoek.
Je weet misschien dat ik met een regeringsopdracht bezig ben (een stuk voor 5
tot 7 blazers, waarbij niet gedacht werd aan een blaaskwintet in de
gebruikelijke samenstelling, maar waarbij het koper naar evenredigheid met
het hout vertegenwoordigd moest zijn, zoals de bepalingen van het op die
wijze wel zeer nauw aangehaalde corset luidden).
Ik ben maar zo vrij geweest om er een octetGa naar eind82
van te (gaan) maken, omdat ik anders geen evenwicht bereik tussen het koper
en het hout - bovendien wilde ik niet nòg een septet makenGa naar eind83
- want een trompet kan (en wil!) ik nu natuurlijk niet missen. Ik gebruik er
zelfs twee. Verder één trombone en het kwintet: fluit,Ga naar eind84 klarinet, althobo,Ga naar eind85 hoorn en fagot. Zo
ongeveer in deze indeling, althans in het eerste (snelle) deel. Nu kun je,
als je de instrumenten tenminste een klein beetje volgens hun aard wilt
behandelen, in snelle passages het koper geen idioot grote sprongen laten
maken, voor het hout in het algemeen is dit minder bezwaarlijk. Lees
Strawinsky's AgonGa naar eind86 er maar op na - enfin, over zijn meesterschap op dit
terrein is het onnodig te proberen nog een verstandige opmerking te
plaatsen. Bij de beoordeling van m'n invallen moest ik dus met deze dingen
rekening houden. Overigens - dit tussen haakjes - zou ik zo'n werkwijze
graag eens willen toetsen aan jouw mening hieromtrent; zelf heb ik de
ervaring (dit is natuurlijk heel persoonlijk), dat de inspiratie
geïntensiveerd wordt door de krachten en weerstanden die de spelregels van
de wiskunde, wanneer ik dat verkies, aan die inspiratie opleggen. Als het
maar een spel blijft! Geen verdomde filosofie à la Von EimertGa naar eind87 c.s., | |
| |
waarmee de zaken zo
loodzwaar belangrijk gemaakt worden, schermend met woorden als: einfache
Wahrheit!Ga naar eind88 Hoe kaler en einfacher de
Wahrheit is, hoe leugenachtiger. Overigens staan er in zijn artikel in Die
Reihe-3 behartens-waardige dingen, tussen een vervelende hoop belangrijke
onzin. Waar hij bijvoorbeeld op bladzijde 8 opmerkt dat het niet juist is te
denken dat het aanwenden van allerlei spelregels uit zou moeten lopen op een
totale ‘Praede-termination’ van de compositie, maar er juist een grote
speelruimte ontstaat, kan ik hem wel volgen.Ga naar eind89 Toch lijkt Stockhausen me zakelijker. Maar ik dwaal af.
EenGa naar eind90 van mijn eerste invallen zag er als volgt
uit:
trompet
Hierin komen de volgende intervallen voor: grote secunde, reine
kwart, kleine terts, kleine secunde en grote terts, allemaal kleiner dan de
verminderde kwint (het Halve Octaaf). Voor de hanteerbaarheid duid ik ze in
het vervolg aan met respectievelijk de cijfers 2, 5, 3, 1 en 4.
Deze intervallen vormen in deze volgorde een reeks van 6 verschillende tonen. Daar ben ik erg gevoelig voor: er moet in het
chromatisch gemiddelde niet te snel een toon terugkeren (wat nog iets anders
is dan toonrepetities, waar ik dikwijls juist heel erg veel voor
voel!).
De reeks wilde ik nu kompleteren met de andere zes
beschikbare tonen die we gekregen hebben (als een kind zo blij daarmee: twee
handen vol tonen), en wel zo, dat ook alle andere intervallen (van 6 tot en
met 11 dus) vertegenwoordigd zijn. Een ‘All-Intervall-Reihe’Ga naar eind91 (in Keulen hoor ik het weer donderen). Daarmee had ik de
bedoeling de grotere intervallen - die ik toch echt niet kan missen - het
muzikale materiaal te laten zijn voor het hout, wat, als ik het zo schrijf
wel erg simplistisch lijkt, maar het ‘hoe’ kan ik natuurlijk alleen met de
partituur laten zien.
| |
| |
Er bleek slechts de volgende mogelijkheid te zijn:
Alle intervallen in dezelfde richting uitgezet. Even bekijken: de som van de
intervallen op gelijke afstand van het halve octaaf (6) is steeds 12; de
symmetrie van het geheel wordt nog duidelijker wanneer ik de intervallen
vanaf het keerpunt 6 ‘binnen het octaaf’ omkeer. (Dus 8 dalend wordt 4
stijgend, enz.) Dan krijg ik:
zoals je ziet: volkomen symmetrisch.
HetGa naar eind92 leek
me van het grootste belang - net zo strategisch belangrijk als ik het met
schaken kan vinden om op een bepaald ogenblik te rocheren, wat verder toch
geen zedelijke konsekwenties heeft in de trant van Es Ist Die Einfache
Wahrheit, geloof ik - om te onderzoeken of er onder de kombinaties van de
intervallen 1, 2, 3, 4 en 5 nog meer van dergelijke heerlijke mogelijkheden
scholen. Als je een parel opduikt, wil je er altijd nog een
hebben.
Het is duidelijk dat er 1 × 2 × 3 × 4 × 5 = 120
mogelijkheden zijn. Als ik een electronische rekenmachine had, zou ik zo
klaar zijn met ze allemaal af te tasten, ik zou ook niet aarzelen een
dergelijk apparaat te gebruiken - het werkelijk muzikale denken komt toch
pas na al deze orde-scheppende bewerkingen: ik zal de emotionele vergissing
niet maken van het apparaat te vergen voor me te denken zoals zovelen die
| |
| |
Gedeelte uit de brief van Peter Schat aan Rudolf
Escher, 9 augustus 1958.
| |
| |
hier, op grond van vermeende onmenselijkheid, afwijzend
tegenover staan, veronderstellen dat ik zou doen. Ze zien het verschil niet
tussen denken en rekenen...
Tamelijk opgewekt nog, heb ik alle 120 mogelijkheden op papier gezet. Er
kwamen - en daarom alleen al was het de moeite waard - zeer fraaie en
inspirerende combinaties uit de bus. Ik kan ze je jammer genoeg niet laten
horen!
VanGa naar eind93 deze 120 6-toons reeksen waren er 43 die aan de
voorwaarde uit 6 verschillende tonen te bestaan, bleken te voldoen. Dat was
een eerste schifting. Restte mij nog te onderzoeken welke daarvan tot een
symmetrische All-Interval-Reihe waren te kompleteren. Dat bleken er slechts
4 te zijn en wel de volgende:
(de reeks waar ik van uitging)
Hierbij is het volgende aan te tekenen: (dit klinkt al bijzonder
Zeitschrift-mässig, niet te verwarren met de ZeitmassenGa naar eind94 of misschien juist wel... ik vond het echt wel een stuk voor
een superbelangrijk elitevakblad)
deGa naar eind95 eerste drie tonen van B zijn een transpositie van de laatste
drie tonen van A. Precies zo de eerste drie van A ten opzichte van de
laatste drie van B. Een verwisseling van twee groepen van drie tonen dus.
Hetzelfde geval doet zich voor met de reeksen C en D. Verder is D een
kreeftvorm in omkering van A, en C is dat van B. Hier zul je even doorheen
moeten bijten.
| |
| |
Het is in ieder geval wel duidelijk dat er een zeer nauwe samenhang is en
alles dus neerkomt op één reeks, en dat is nu net - van alle 120
mogelijkheden die er zijn - degene die mij het eerst in gedachten kwam
(zogenaamd inviel). Er is dus één combinatie tussen de intervallen 1, 2, 3,
4 en 5 die het grootste toongebied bestrijkt en dus de meeste mogelijkheden
biedt, en die had ik er precies uitgevist.Ga naar eind96
DitGa naar eind97 alles geeft me toch wel te denken. Ik bedoel dit
in positieve zin. Natuurlijk zal ik niet de fout maken wereldschokkende
konsekwenties te trekken. Laat ze dat maar in Keulen doen: generaliseren en
konsekwenties trekken, en het armetierige stokpaardje dat uiteindelijk
overblijft, dient dan om bereden te worden, de zogenaamde Principereiterei,
een hele cybernetische renstal vol...
Maar het is toch wel duidelijk dat m'n intuïtie belangrijk sneller is dan het
alle mogelijkheden aftastende verstand. Hoevéél sneller dat is, ondervind je
aan den lijve, wanneer je alle hierboven beschreven handelingen en
bewerkingen uitvoert (dat betekent onder andere meer dan 1200 noten
uitrekenen en uitschrijven en je daarbij niet éénmaal vergissen - vandaar
mijn behoefte aan een rekenmachine in zo'n geval). Er is moed voor nodig om
op je intuïtie te vertrouwen in het kiezen van je toonmateriaal. Het biedt
de minst ‘tastbare’ steunpunten, maar het gaat veel verder en veel sneller.
Ik geloof dat ze daar in Keulen veel te weinig rekening mee houden. Uit de
aard der zaak: het is een onberekenbaar element! In de letterlijke zin van
het woord. Dit heeft met geheime en onachterhaalbare groeiprocessen te
maken. Het erkennen hiervan, of liever: het vooropstellen (een nederige
houding) hiervan kan juist de vrijheid en de ontspannenheid bewerken die
voorwaarde zijn voor een vruchtbare exploratie van deze in het muzikale
denken geheel nieuwe gebieden. Dan is het ook een spel, dat zichzelf niet
hoeft te rechtvaardigen, dat eenvoudig gespeeld kan worden, zonder het
trekken van allerlei agressieve konsekwenties. Een spel met allerlei
wetmatigheden die niet eens onder de dwang van een krampachtige logika
hoeven te staan, want iedere logika heeft ergens wel een irrationeel
element, wat natuurlijk geen vrijspraak betekent voor slordigheid, maar het
neemt de angst weg, de angst om je te vergissen en om eens iets te doen wat
niet wereldschokkend is, iets dat niet superbelangrijk is. Herinner je je
nog die laatste zin uit een zelfportret van Bartók? ...möglicherweise hat er
auch gar nicht jene Wich- | |
| |
tigkeit, die ihm von einigen seiner
Fanatiker beigemessen wird!Ga naar eind98
Ik heb van dit alles veel geleerd, ook van het me zo bewust te
maken in een eindelijk wat uitvoeriger brief. Ik hoop dat je me dit
egoïstische element niet te zwaar telt. Ik heb het toch aan jou geschreven
en ik bedoel het beslist in zeer persoonlijke zin, niet als vakbladartikel;
ik zou het beslist niet in mijn hoofd halen dergelijke opmerkingen over
eigen werk anders dan aan een vriend te laten lezen, om niet de indruk te
wekken - wat de bedenkelijke fout is van de heren die in Die Reihe over
zichzelf schrijven - dat artikelen en verklaringen moeten doen wat de muziek
dan wel niet zal kunnen. En ik ben er dagelijks mee bezig, het werkt
een zekere muzikale ascese in de hand. Want tenslotte ben ik ervan overtuigd
dat niets zo schadelijk is in de muziek als vage wetteloosheidsidealen.
‘Omdat de wetteloosheid toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen.’
Ook de liefde voor de muziek.
Misschien is bij dit alles het persoonlijk element een beetje in het gedrang
gekomen. Een brief is ook zo weinig beweeglijk au fond, en allerlei subtiele
wendingen en reacties komen op het papier zo slecht over. Het is toch wel
een erg eenzijdige conversatie!
Wanneer ga je naar Venetië? Toch niet tijdens de Gaudeamus-Beneluxmuziekweek
hoop ik. Op hetzelfde programma waar jouw ‘Vrai Visage de la Paix’ gaat, is
mijn trio geplaatst, heb ik gezien.Ga naar eind99 Daar verheug ik me zeer op! Ga je verder nog met vacantie? Ik
heb ‘vacantie’ van dienst gevraagd middels een rekest aan Staf met als
argument m'n opdracht die klaar moet zijn op de dag dat ik afzwaai. Mijn
Kapitein liet het rekest 15 dagen in zijn la liggen en niemand schijnt het
veel te interesseren. Dit is geen zelfbeklag, maar nuchtere konstatering van
de stand van zaken. Het zal me ook wel niet lukken, want een soldaat in zijn
eenje begint niet zo veel. Bovendien heb ik toch al het gevoel de hele zaak
zo belangrijk te maken, met mezelf als onderwerp, en als je dat doorhebt,
gaat het zo tegenstaan. Ik krijg het gevoel me wel erg boven de wet te
willen stellen, hoewel, als er wat te oogsten valt, staat de wet er achter,
maar van wat ik te ‘oogsten’ heb, is het nut zo weinig aantoonbaar.
HebGa naar eind100 je Badings' 8'e nog gehoord?Ga naar eind101 Dat is me toch weer een groot-Duitsche loer die hij ons daar
draait, niet? Het begint op een manier dat je denkt: | |
| |
Brief van Rudolf Escher aan Peter Schat, 18
augustus 1958.
| |
| |
| |
| |
eindelijk heeft hij zijn octotonische bewustzijnsvernauwing een
beetje overwonnen, wat al een hele verrassing is, en dan valt hij plotseling
met een dermate banaal hoofdthema in, dat je met beide handen voor de ogen
wegloopt. Het steeds weer modern doen en het in feite niet zijn, het zich
uitgeven als eerste van dat en eerste van dit en in werkelijkheid bij de
vele laatsten te horen, is toch wel een typisch kenmerk van zijn
tweeslachtige streberische pose. Wanneer hij eens werkelijk oprecht is,
schrijft hij een weliswaar zeer behoudend stuk maar dat is dan in ieder
geval, zoals het middendeel uit de 8e, een waardig en toch ook waardevol
deel.
Hoevelen staan er tegenwoordig naast hun schoenen. Een uitdrukking van onze
eenzijdige en schyzotieme cultuur.
WanneerGa naar eind102 gaat je ‘Hymne du Grand Meaulnes’?Ga naar eind103 Ik zou
het je kwalijk nemen als je me dat niet schreef, want ik ben zo slecht op de
hoogte van wat er allemaal gaat gebeuren omdat ik geen krant heb.
Ik verlang nu naar de dubbele streep, om in het vakjargon te blijven - jij
misschien ook trouwens.
Vergeet niet mijn hartelijke groeten aan BeisGa naar eind104 en je
kinderen te doen! En wanneer zie ik je weer eens?
je Peter.
| |
9 Escher aan Schat
Bennekom, 18 augustus 1958
Beste en goede Peter,
Ik ben heel blij met je brief. Niet alleen om alles wat je schrijft, maar ook
om het uiterlijke aspect. Het ziet er zo fris uit, dat rood en zwart samen
met het blauw van je nootjes! Echt wel een beetje prettig om naar te kijken.
Dat wilde ik maar even zeggen, voorlopig, omdat ik vrees er niet dadelijk
toe te komen deze brief (èn een vorige) met de nodige aandacht te
beantwoorden. Dat ‘Le vrai visage de la paix’ uitgevoerd zou worden wist ik
niet, toen je het mij schreef. Even later kreeg ik de programma's. Niet
alleen wordt ook jouw trio | |
| |
op datzelfde concert uitgevoerd,
maar beide werken gaan zelfs achter elkaar! Erg broederlijk. Ik zou het wel
gezellig vinden als wij naast elkaar zaten, maar dat zal wel niet te
arrangeren zijn. Ik gaf je trio mee aan Koen van Slogteren,Ga naar eind105 die mij erover opbelde. ZeGa naar eind106 gaan het waarschijnlijk in Londen spelen, in de
Wigmore hall. Leuk hè? Met mijn werk wil het niet vlotten. Dat maakt me down
en onrustig. Ik blijf toch zoeken naar een nieuw melodisch contrapunt, en ik
blijf toch betwijfelen of je dat langs de weg van een reeksentechniek zult
kunnen vinden.
Als je het niet zo uitdrukkelijk gevraagd had, had ik de uitvoeringsdatum van
de ‘Hymne du Grand Meaulnes’ voor je verzwegen. Maar nu beloof ik je op de
hoogte te houden. Ik maak me geen illusies dat het werk je iets zal zeggen;
ik denk zelfs dat je het gewoon vervelend zult vinden. De instrumentale
retouchesGa naar eind107 namen toch tamelijk veel
tijd in beslag, maar ik weet nu zeker dat alles goed klinkt en het kost een
bassethoorn minder per uitvoering. Bestedingsbeperking dus.
Zoals je ziet ben ik ook nog maar een paar weekjes naar buiten
getrokken.Ga naar eind108 Ik hield het in de stad,
alleen in huis, niet langer uit. De warme, aardse geur van het koren en het
windgeruis in de boomkruinen was een bevrijding na de knalpotten, radio's,
draaiorgels en benzinewalmen. Toch is Amsterdam, vooral in de zomer, vol
vreemdelingen, een levende, boeiende stad.
Wees hartelijk gegroet. Het zal wel september worden voordat we elkaar weer
eens zien.
je Ruut.
| |
10 Escher aan Schat
Amsterdam, 10 september 1958
Beste Peter,
Het heeft je misschien verwonderd dat ik niets liet horen na de uitvoering
van je trio. De reden is dat ik er tegen opzag je te moeten schrijven dat ik
het niet mooi vind, zoals ik trouwens wel vreesde, na het goed bestudeerd te
hebben. Wanneer ik je nu wèl schrijf, alleen eigenlijk om je dit te
vertellen, doe ik het omdat ik het verkeerd en kinderachtig zou vinden je
geen reactie te laten | |
| |
Brief van Rudolf Escher aan Peter Schat, 10
september 1958.
| |
| |
| |
| |
weten. Overigens is er meer dan één reden waarom ik er niet aan
begin je schriftelijk mijn argumentatie mee te delen. Ten eerste zou ik
zoveel te vertellen hebben, mede ook naar aanleiding van je laatste brief,
dat er geen eind aan zou komen (op papier), en daarvoor mis ik de tijd
momenteel. Ten tweede zou ik je niet pijn willen doen, en dat gebeurt toch
ongewild zo gauw, wanneer je de dingen ‘zwart-op-wit’ zet. Ten derde geloof
ik, dat ik er met dergelijke gedetailleerde kritische beschouwingen een
beetje raar tussen kom te zitten. Ik bedoel tussen jou en Van Baaren,Ga naar eind109 die laatst, tot mijn verwondering, op een vraag van één
der leden van de beoordelingscommissie van Donemus, vertelde dat je nòg zijn
leerling was.Ga naar eind110 Dat had ik van jou niet begrepen. Ik weet ook niet of je het
prettig zou vinden, mijn bezwaren aan te horen, zelfs in een gesprek. Als je
het wel wilt horen, wil ik natuurlijk graag eens met je praten. Maar dan
moeten we de tijd hebben. Anders heeft het geen zin.
Je was er niet, op het concert.Ga naar eind111
Dat vond ik al vreemd. Nog vreemder toen ik iets hoorde vertellen van ‘dat
je tijdens de repetities van je trio was weggelopen’. Het ware heb ik niet
begrepen. Wat is er gebeurd? Ik kan mij nauwelijks voorstellen dat ze het
slecht gespeeld hebben, want, zover als ik daarover oordelen kan, hebben de
musici je werk met zorg gestudeerd en gevoelig gespeeld, zo ‘gevoelig’ als
jij ze het hebt mogelijk gemaakt dat te doen.Ga naar eind112 ‘Le vrai visage de la paix’ werd netjes uitgevoerd,
maar veel te traag. Er was kraak noch smaak aan. Maar toen KrelageGa naar eind113
mij van het balkon naar beneden riep, heb ik toch maar weer enthousiast
handjes gedrukt, lof-gebaartjes ten beste gegeven... Ik heb toch al zo de
naam nukkig en iesegrimmig te zijn. Vooruit maar weer met de geit! Laat je
eens wat horen? Ik zou je wel graag weer eens zien, maar ik weet nog niet
wanneer het kan.
Hartelijk gegroet,
je Ruut.
| |
| |
| |
11 Escher aan Schat
Amsterdam, 6 januari 1959
Beste Peter,
Er is een plaats voor je voor Woensdagavond de 7de. Maar alleen op de 1ste
rij.Ga naar eind114 Dat is dus
niet erg mooi. Voor Donderdag nog slechter: alle extra plaatsen die ik
aanvroeg zijn in het zogenaamde ‘blauwe zaaltje’.Ga naar eind115 De lokettist zei echter, dat er altijd een kans bestaat
dat er 's avonds nog plaatsen vrij komen. Dat kan je dus aan het loket
vragen. Wees zo vriendelijk je kaart bij mij af te halen en wel zeer tijdig
voor de aanvang van het concert (20.15). Ik vind het vervelend te moeten
jachten.
Eten kun je deze keer niet bij ons, aangezien wij al andere gasten hebben en
het te druk wordt voor Bijs. Ze is erg moe.
Vanochtend repeteerde HaitinkGa naar eind116 voor het
eerst... Mijn werk wordt dus weer in ongeveer 3 uur in elkaar getimmerd.
Maar Haitink zelf is buitengewoon sympathiek en vol begrip. Aan hem ligt het
niet. Het is de vervloekte muziekindustrie.
Tot ziens
R.
| |
12 Escher aan Schat
Amsterdam, 17 januari 1959
Beste Peter,
Nog lichtelijk afgemat van de indrukken van gisteravond,Ga naar eind117 ben
ik vanmiddag naar Bergen gegaan, voor de repetitie van het n.s.o.Ga naar eind118 Het viel mee. Wel
goed vals hier en daar, maar geweldig veel entrain en - ik kan niet anders
zeggen - een grote stuwende kracht van de zijde van Brussen.Ga naar eind119 Puntgaaf wordt de uitvoering natuurlijk helemaal niet. Het
zal de ene maal beter zijn dan de andere en hopelijk de 10e keer beter dan de eerste. In ieder geval heb ik kunnen horen dat het
werk goed klinkt. Dat 3e deel (op een 12-toonreeks) komt er natuurlijk veel
te grof uit. Maar Brussen begrijpt dat dit het moei- | |
| |
lijkste stuk
uit de Symfonie is. Het hele ‘gedoe’ toch eigenlijk (ik kan absoluut niet
meer schrijven, excuses) geweldig leuk. Een beroepspaukenist, een jongen uit
Eibergen (leerling van het Conservatorium in Den Haag) zat in een geruit
hemd twee meisjes op te leiden tot slagwerksters. Eén van de militaire
trommen hadden ze al lens geslagen, zodat een student met mij mee naar
Alkmaar reed om een nieuw tromvel te kopen en tevens een voorraadje
sordines. Als ik opkeek ontmoette ik dan hier, dan daar in het orkest
vreemde, soms vragende, soms borende blikken. Geheimzinnige jonge blikken,
ogen bedoel ik die ‘de componist’ aan het opnemen waren. Dan voel ik de tijd
weer gonzen. Niet vanwege die componist, maar door die ogen, die langer
zullen kijken dan de mijne.
Vanavond belde Koen van Slogteren even op om eens te horen hoe ik het
gevonden had. Hij en VesterGa naar eind120 willen graag nog eens napraten,
met jou er bij. Zullen we dat eens hebben? Ook zij hadden de discussie
knullig gevonden en teleurstellend.Ga naar eind121 Ik verheug me erop dat jij weer eens rustig een weekend hier
bent, zodat je mij Zondags uitgebreid (tot in alle details!) kunt aantonen
welke reeksen aan je octet ten grondslag liggen en hoe je die hebt
aangewend. Zou je me dat willen uitleggen? Rode, blauwe en groene lijntjes
en cijfers zouden een verrassende aanblik aan je partituur kunnen
geven...Ga naar eind122 So long Peter,
slaap lekker (ik ga namelijk slapen, en, héél egocentrisch
veronderstel ik dan, dat jij ook de kooi in gaat. Hetgeen natuurlijk onzin
is, want je leest dit waarschijnlijk 's morgens. Hoe het zij, nogmaals, maf
ze.
Ruut.
| |
| |
| |
13 Schat aan Escher
Utrecht, 21 januari 1959
Beste Ruut,
Misschien heb je hem al gezien, maar ik stuur toch even de recensie uit de
n.r.c.Ga naar eind123 Zeer zakelijk en sympathiek. Niet het gebruikelijk Jantje
van Leiden - Proficiat!
Wat denk je van aanstaand weekend? Je ziet, ik houd van aanpakken. Anders
duurt het zeker 4 weken, wegens zondmiddagconcerten en weekenden met
JuliaGa naar eind124 die
dan weer terug is.
Overigens moet ik nog zien dat ik mijn hond dan ergens laat. Maar dat komt
wel. Komt Van Slogteren ook of is dat te kort dag. Nu, ik hoor wel
dag
je Peter
| |
14 Escher aan Schat
Amsterdam, 22 januari 1959
Beste Peter,
Dank voor het knipsel uit de n.r.c. Inderdaad had ik dat
stukje al gelezen: Sido bracht het mee van school, samen met een schrijfsel
van Lex van Delden in ‘het Parool’. Hoe dat laatste uitviel, kan je wel
begrijpen. Een vette kop kondigde aan: 2e Symphonie van R.E. was
teleurstellend,Ga naar eind125 waarna natuurlijk breedvoerig al die voor Van Delden
teleurstellende eigenschappen van mijn muziek worden uitgemeten. Never mind.
Toch irriteert mij ook in dat zakelijke stukje uit de n.r.c. de opmerking dat ik ‘even gesnoept’ zou hebben van ‘de
verlokking van de twaalftoonreeksen’. Alsof ik een oude snoeper ben,
verdomme. Noch technisch, noch psychologisch is zoiets steekhoudend. Maar
basta. Ze schrijven maar en ik ga mijn weg zoals mijn artistiek geweten mij
die voorschrijft. Ik ben nu benieuwd in welke mate de achtereenvolgende
uitvoeringen door het n.s.o. beter worden. Zaterdagavond
ga ik in Eindho- | |
| |
ven luisteren.Ga naar eind126 Dat is ook de reden dat wij elkaar dit weekend niet
kunnen zien. Jammer genoeg. Mijn ‘mecenas’Ga naar eind127 rijdt ons er heen
en het is nog niet zeker of wij dan 's nachts of de volgende morgen
teruggaan. Maar we moeten dan in ieder geval naar mijn ouders in Oegstgeest,
waar Giel en Sido logeren. En zo moet ik dus zeggen: tot over een maand. Heb
het goed met Julia. Die wil ik graag leren kennen.
Dag Peter,
je Ruut.
p.s. Dat ik een ‘studie’ gewijd zou hebben aan de
(onzinnige) vraag ‘of Nederlandse componisten werken kunnen schrijven die
geschikt zijn voor amateursymfonieorkesten’ is klinklare onzin. Dat heeft de
‘public relations officer’ van Pfizer n.v. gewoon uit
zijn ex-journalistieke duim gezogen. Waarom schrijven ze zoiets over je;
begrijp jij dat? Ik niet.
R.
| |
15 Escher aan Schat
Amsterdam, 22 januari 1959
Beste Peter,
Zou je mij even per omgaande het juiste adres van de electronische Studio in
Delft kunnen melden? Ik heb dat nergens genoteerd. Ik ben nu zover dat ik
mij ook wel in dat avontuur wil storten. Ik zal eerst maar schrijven aan ir.
Kok.Ga naar eind128 Heb weer allerlei afschuwelijke literatuur van Stockhausen,
Nono en Boulez in huis. Zal proberen mij er doorheen te worstelen.
Interessant artikel van W. Adorno, hoewel Duits en dus
on-helder.Ga naar eind129 Uitvoering symfonie boven verwachting
goed.Ga naar eind130 Zal nog wel beter worden. Natuurlijk
zal pas een beroepsorkest het werk volledig recht kunnen doen wedervaren.
Ik zou nu wel graag jouw kamer eens zien. Wacht nog even tot ik tijd heb, dan
kom ik eens.Ga naar eind131 Maar als het te lang duurt, kom dan
eerst nog eens hier.
je Ruut.
| |
| |
| |
16 Escher aan Schat
[Niet gedateerd]
Ga naar eind132
Beste Peter,
Het adres van de electronische studio van de T.H. in Delft bleek ik toch te
hebben. Hoef je dus niet te schrijven. Concert Eindhoven ‘teleurstellend’.
Abominabele acoustiek, N.B. in Philips' Schouwburg! Daardoor ook de
uitvoering niet zo best. Na afloop in oorverdovende atmosfeer met studenten
gepraat. Wel leuk. Maar kater de volgende morgen wegens een glas of 10 des
goeden wijns. Kringetje van Philips' intellectuelen ontstellend stupide.
I.Q. van al deze heren niettemin formidabel hoog. Een mevrouw stelde me aan
een andere dito voor ‘omdat ik zo sprekend op derzelver broer leek’... Heel
verschrikkelijk allemaal.
je Ruut.
| |
17 Schat aan Escher
Utrecht, 5 februari 1959
Beste Ruut, je muziek blijft me achtervolgen, je 2e symphonie heb ik hier
gehoord.Ga naar eind133
Des te linkser van me om niet eerder mijn bewondering er voor uit te drukken,
want reageren moet ik, in mijn herinnering groeit het werk voortdurend, wat
een typerende werking is van alle grote muziek. Natuurlijk heb ik er wel
iets over te zeggen, maar dat zèg ik dan ook liever, het hoeft niet altijd
zo'n lange brief te worden.
Bovendien word ik nog achtervolgd door eigen muzikale spinsels waarmee ik in
een koortsachtige haast (het heeft me werkelijk te pakken) van sochtends
vroeg tot savonds laat het papier tussen vijf lijntjes onbruikbaar zit te
maken.
De uitvoering van het n.s.o. hier maakte een sterke
indruk. Waarschijnlijk de beste uitvoering van de hele serie. Het was
stampvol. Ach ja, ik had veel eerder moeten schrijven. Maar goed. Beter laat
dan nooit.
Hartelijke groeten aan vrouw en kinderen,
je P.
| |
| |
Peter Schat legt de principes van de ‘Toonklok’ uit
tijdens de Darmstädter Ferienkurse, 1984.
| |
| |
Televisiedebat op 14 december 1966. Op de voorgrond
v.l.n.r. Rudolf Escher, Jaap Wagemakers, Harry Mulisch, Jan Lammers.
Daarachter v.l.n.r. Jan van Vlijmen, Reinbert de Leeuw (bijna
onzichtbaar achter de staande Peter Schat), Louis Andriessen en
Misha Mengelberg.
Peter Schat voert het woord tijdens een live
televisiedebat over de rol van moderne muziek in het concertbestel,
in Theater Bellevue op 14 december 1966. Op de voorgrond v.l.n.r.
Rudolf Escher, Jaap Wagemakers, Harry Mulisch. Daarachter v.l.n.r.
Jan van Vlijmen (tussen de foto's van Boulez en Maderna), Peter
Schat en Reinbert de Leeuw.
| |
| |
| |
18 Schat aan Escher
Utrecht, 4 maart 1959
Beste Ruut. - Weergaloos ben ik iedereen aan het verwaarlozen! Ik zou
herroepen en boete doen, wanneer niet een paar fascinerende noten met me
bezig waren.Ga naar eind134 Het is als met de
griep: je moet het uitzieken, liefst in quarantaine. Je kent dat. Heb dus
nog geduld, of eigenlijk moet ik dat mezelf toeroepen, want ik zou graag
weer eens langs komen. Maar het komt wel weer zover. Deze aanval heb ik
vrijwel met succes doorstaan. Wacht op de volgende, als deze helemaal over
is, en vóór die tijd kom ik weer. Componeren is vooruitzien!
Dit inktig activiteitje moge in staat zijn de beste groeten over te kaarten
van je
Peter
| |
19 Escher aan Schat
Amsterdam, 22 maart 1959
Beste Peter,
Ik had je vandaag een brief in hoofdstukken willen typen, maar er is niets
van gekomen. Ik was geheel down, omdat meer en meer het besef begon door te
dringen, dat die Hylas-uitvoeringGa naar eind135 mèt dezelfde mensen, veel en veel beter
had moeten zijn. Vooral het besef, dat de tweede opvoeringGa naar eind136 noodzakelijkerwijs aan
dezelfde euvelen zal lijden als de eerste (voornamelijk door dat
onmogelijke, moeilijk te changeren en véél te realistische decor, maar ook
wel door niet meer te herstellen tekorten in de regie) - maakt mij eerder
huiverig erheen te gaan dan verlangend. Maar nee... daar wou ik het nu niet
over hebben.
Jouw situatie blijft mij bezig houden. Ik weet in elk geval zeker, dat je moet ophouden schriftelijk te kiften met je verre
ouders.Ga naar eind137 Eenvoudig
omdat je daar te oud voor bent (je zei dat, geloof ik zelf ook al). Dat
geeft echt niets, leidt tot geen enkele ‘verhouding’, maakt of continueert
alleen een wanver- | |
| |
houding. Wat je zou moeten proberen is je
ouders eens te schrijven: ‘vandaag heb ik een nieuw werk voltooid voor
orkest; ik geloof dat het goed is geworden.’ Of: ‘volgende maand wordt mijn
septet uitgevoerd in Amsterdam.’ Of je vertelt ze iets over dat
stipendiumGa naar eind138 (dat gaat toch door?). Zulke dingen moet je schrijven.
Je kan het niet hebben dat ze jou en je werk niet ‘begrijpen’, en dat wil je
hen natuurlijk telkens en telkens weer laten voelen. Nee Peter, dat is
verkeerd. Zij kunnen er net zomin iets aan doen dat ze jouw ouders zijn, als jij er iets aan
kunt doen dat je als hun zoon bent geboren. Gun de
biologie haar ondoorgrondelijke wetten en bestrijd je agressiviteit met je
goedheid en ook je destructieve tendenzen met je constructieve krachten.
Beschouw het bovenstaande niet als een zedepreek van iemand die het zelf
allemaal zo goed doet, maar als de ervaring van iemand die wéét dat hij het
vaak allemaal zo verkeerd doet.
Ik had je nog over Pierrot LunaireGa naar eind139 en de 5 Sätze für Streichquartett van WebernGa naar eind140 willen schrijven. Webern zou ik voorlopig
iedere dag een keer willen horen. Deze muziek behoort tot de innigste,
diepste die ooit geschreven werd. Vooral na zo iets verhevens valt Schönberg
met zijn griezelromantiek voor mijn gevoel wel heel diep, ondanks erkenning
van sommige instrumentale vondsten en compositorisch-sublieme momenten in
zijn Pierrot.
Tot zover; er komt nog wel eens iets meer.
Ruut.
Peter Schat in zijn kamer in Amsterdam, 1963. Aan de
muur een foto van Pierre Boulez.
| |
| |
| |
20 Schat aan Escher
Utrecht, 23 juni 1959
Beste Ruut.
Van harte gefeliciteerd met de Van der Leeuwprijs!Ga naar eind141 Ik kan je zeggen dat
toen ik het in de krant las, er een schok door me heen ging alsof het iets
fijns van mezelf was!
Ik ben er blijkbaar net zo, of bijna net zo gelukkig mee als jij. Jammer dat
je de laatste keer dat ik in Amsterdam was juist in Bennekom zat. Ben je
aanstaande zaterdag 27e thuis?
Weliswaar kan ik pas laat in de avond komen, maar misschien kan ik op de
divan slapen, dan kunnen we zondag de hele dag een heleboel overhoop halen.
Als je tijd hebt uiteraard. Hoor ik iets van je?
Beste groeten!
je Peter
| |
21 Escher aan Schat
Amsterdam, 24 juni 1959
Beste Peter,
Ik ben natuurlijk erg blij met je gelukwens en zou je (allang) graag weer
eens uitvoerig spreken. Maar aanstaande Vrijdag (26) gaan Bijs en ik met
vrienden voor 3 weken naar Frankrijk, kamperend. Het klinkt erg blasé, maar
ik verheug me er bepaald op nu eens niet eerst naar Parijs te gaan, maar
regelrecht door te rijden naar de Dordogne, waar we gewoon wat gaan
ronddwalen en kampementjes gaan opslaan voor langere tijd. Niet iedere dag
verder. Ik hoop dat we stille gebieden vinden in het hart van Frankrijk, die
overdag liggen te trillen in de zon en 's nachts nog stiller worden door de
zachte fluittonen van de padden en het zuchtend geroep van de nachtuilen.
Als het uitkomt gaan we de praehistorische grot-schilderingen van Lascaux
zien, misschien ook de school die in ‘Le grand Meaulnes’Ga naar eind142 wordt beschreven (in een
dorpje dat veel oostelijker ligt dan het Dordogne-gebied en graag zou ik | |
| |
ook het kasteel zien waar de goede oude MontaigneGa naar eind143 zijn ‘essais’ schreef, bijna vier eeuwen geleden. Zijn
proza is kruidig als thijm en als ik hem lees, hoor ik op de achtergrond het
hittegeruis van de cicaden. Het kasteel zelf brandde in 1885 af, maar werd
weer opgebouwd. De toren, waarin Montaigne zijn bibliotheek had, is echter
nog in de oorspronkelijke staat over. Enzovoort, enzovoort.Ga naar eind144
Amsterdam is in deze eindeloze zomertijd, bijna een exotische stad aan het
worden, waarvan ik steeds meer ga houden. Maar ik hunker toch naar buiten.
O, die vervloekte technologie, die ons leven dagelijks heviger bedreigt! Ik
ben een oeroude Europeaan (al word ik, ouder wordend, jonger) en mijn
diepste wortels reiken naar Hellas, vele eeuwen voor de christelijke
jaartelling. Als het mogelijk is, hoop ik dan ook dat we van het geld van de
Van der Leeuwprijs die oude droom van me kunnen verwezenlijken: een reis
naar Griekenland en diverse Griekse eilanden...Ga naar eind145
Ondertussen worstel ik met de toonmaterie en kan niet het nieuwe vinden dat
ik zoek. Blijf mij verdiepen in het seriële denken, maar geloof - als ik
Stockhausens partituur van ‘Zeitmasse’ bestudeer - toch niet dat op die
manier muziek kan ontkiemen. Had gisteren een werkelijk zeer boeiend gesprek
met Henkemans,Ga naar eind146 die, zoals je weet, behalve componist en virtuoos,
ook arts en psychiater is. Zijn kritiek op de houding van
mensen als Boulez, Stockhausen etc. tegenover het creatieve proces, en op de
werkingsmogelijkheid van hun compositorische structuren, is toch wel het
overdenken waard.Ga naar eind147
Zo is er inderdaad veel dat we overhoop zouden kunnen halen. Ben jij nog in
het land als wij terug zijn (17 juli?) Of zit je dan in Spanje?Ga naar eind148 Schrijf nog even wat je plannen zijn, dan vind ik
bij terugkomst in elk geval je brief. Er is hier iemand om op de kinderen en
het huis te passen. Giel blijft verschrikkelijk onhandelbaar en geeft ons
grote zorgen. Sidotje daarentegen is zonnig en open, maar geeft weer andere
moeilijkheden: zij wordt al maandenlang achtervolgd op haar weg naar school,
door een man, die zij mij nu heeft aangewezen. Zodat ik morgen met haar naar
de zedenpolitie moet om te zien of zij hem daar op foto's herkennen kan.
Akelig allemaal.
Petertje, nog eens dank voor je briefje.
Het ga je goed.
Ruut.
| |
| |
Rudolf Escher ‘ergens aan de Saône’, zomer
1959.
| |
| |
| |
22 Escher aan Schat (briefkaart)
Ergens aan de Saône,Ga naar eind149
1 Juli 1959
Beste Peter,
Ik ben zeer ‘lichtzinnig’ in 't hoofd (op z'n Brabants uit te spreken), want
drie glazen wijn om half twee in de middag en een uitzicht vol stilte, waar
een kalme rivier doorheen stroomt zonder wegen langs zijn rijk bepopulierde
oevers, en grote roofvogels zeilend door de ruimte boven dit wijde land en
het gras (wanneer je er doorheen loopt) tikkelend van de krekels, die (als
je er niet doorheen loopt) ruisen van hitte - onze tent, verloren in de
vlakte, bewaakt door de ogen, half geloken, van een vervallen kasteel in de
verte, omringd (maar deze ring is de horizon) door heuvels die glooien als
een soort visuele goedheid, en een morgen van 6 uur tot 7 en een middag van
1 tot 6, traag bewolkt, de krekels onophoudelijk ruisend door de stilte en
de roofvogels traag cirkelend in de hemelgebieden - een bruin jongetje
lopend met een witte vlieger in een verre wei, aan het eind van mijn leven -
maakt de wereld haast oneindig en ik zou het geruisch van de seizoenen
willen componeren en niets meer te maken willen hebben met de
concertenzwendel... maar, de stilte en een groet van
Ruut
| |
23 Schat aan Escher
Ergens aan de Kromme Rijn,
13 juli 1959
Beste Ruut,
Dank voor je welluidende Franse kaart. Als jullie terugkomen vertrek ik net
met een vriend op de scooter naar Bretagne en eventueel ook naar het
binnenland. Keurige aflossing op deze manier.
Daarna ga ik naar DarmstadtGa naar eind150 en pas na de Gaudeamusweek
(5-12 septem- | |
| |
ber)Ga naar eind151 zou ik weer eens
in Amsterdam kunnen verschijnen.
Tot zolang moeten allerlei al-of-niet seriële zaken maar rusten, wat nou ook
weer niet wil zeggen dat ik me er niet met ontzettend veel plezier blijf
verdiepen.
Er zijn een hele massa dingen die ik je zou willen vertellen en laten zien,
reden waarom ik juist dit formaat brieven schrijf, anders weet ik van geen
ophouden. Onnodig te zeggen dat dit niet betekent dat ik nu ook ophoud me in
gedachten met het fenomeen Escher - om me oneerbiedig in vakblad-stijl uit
te drukken - bezig te houden. Nog een paar maten en m'n ‘Inscripties’Ga naar eind152 voor piano zijn af. Een electronische studie waaraan een
hoop werk zat en die niet om aan te horen is, is nu ook klaar.Ga naar eind153 Het wordt tijd dat ik er tussen uittrek! Ik
hoop dat je een erg goede vacantie had. Het is opwekkend om eens iets heel
anders te doen. Nu beste, tot ziens!
je Peter
| |
24 Escher aan Schat
Amsterdam, 31 augustus 1959
Beste Peter,
Ik kan je alleen even vertellen, dat ik, zeer tegen mijn zin, op geen enkel
Gaudeamusconcert kan komen, omdat dat onverwachte strijktrioGa naar eind154 tegen de verdrukking
in moet ontstaan. Het spijt me erg. Ik had juist bij jou
belet willen vragen voor de hele week en nou komt dit er weer tussen. Ik
hoop dat je het begrijpt; het kan niet anders, nu ik eenmaal toegezegd heb
het werk op tijd af te hebben. Het is natuurlijk wel een goede gymnastiek,
zo'n opdracht, en het boeit mij ook wel via een soort verbeten ‘plicht’ tot
‘geïnspireerd zijn’. Maar ik popel er wel naar nu eens niet met eisen van
amateurisme te hoeven rekening te houden.Ga naar eind155 Ik ga mij nu ook in
Delft in de electronische draaikolken bedwelmen. Ik vind het erg rot dat ik
je nieuwe werken nu niet hoor. Want daarvoor was het mij speciaal te doen.
Tot ziens, je
R.
| |
| |
| |
25 Schat aan Escher
Utrecht, 3 september 1959
Beste Ruut - dank voor je kaart en vooral voor je daaruit blijkende verlangen
m'n werk te horen.
Als je je radiophobieGa naar eind156 kunt
overwinnen kun je het Octet en de Mozaïeken in de stilte van je studeerkamer
beluisteren, wat ik zelf ook het liefst zou doen.
(zondag 6-9 en woensdag 9-9 aanstaande)Ga naar eind157
↓ ↓
14.30 uur 8 uur - 21.55
Bijna iedere dag zwalk ik op de repetities rond waar ik bizonder veel
genoegen in heb. KrolGa naar eind158 is uiterst precies!
Hopelijk ben je in dezelfde moedgevende stemming ten aanzien van je trio.
Tot ziens
je Peter
| |
26 Schat aan Escher
London, 4 december 1959
Ga naar eind159
26 Carlingford Rd. N.W.
Beste Ruut,
In de tijd dat ik gezwegen heb, heb ik allemaal vellen papier tussen vijf
lijntjes onbruikbaar gemaakt. Maar nu is dat over. Kort en goed m'n
CryptogamenGa naar eind160
voor bariton en orkest zijn klaar. Tekst is van Achterberg zoals je verwacht
zult hebben. Hollands èn Frans. Goede vertaling.Ga naar eind161 De tekst ligt me zeer na aan het hart. De muziek nu trouwens
ook. Al jaren een hartewens geweest om dit te schrijven. Seiber,Ga naar eind162 met z'n genadeloze kritische waakzaamheid, was niet
ontevreden. Ik heb nooit iemand ontmoet die met een dergelijke Griekse
helderheid muziek doorziet en een zo breed scala van technische
mogelijkheden bezit. Volksliederen, jazz, seriële concepties, noem maar op.
En zonder enige routine.
| |
| |
Rudolf Escher luistert naar de natuurgeluiden in de
Dordogne, 1979.
| |
| |
Rudolf Escher werkend aan ‘Musique pour l'esprit en
deuil’ in Reewijk, 1942.
Rudolf Escher in een strandstoel bij zijn tweede
huisje te Oosterleek in de zomer van 1975, met het eendje
Jodocus.
| |
| |
Afstand nemen tot je geboorteplaats en miljeu betekent - het is een banale
opmerking - ook afstand nemen tot een deel van jezelf. Dit is een
noodzakelijke, maar lang niet altijd prettige ervaring. Wanneer je omziet is
het alsof je een boek nog eens herleest en het opeens begint te begrijpen.
En wanneer men goed leest is het dikwijls een scherpe veroordeling.
Zelfkritiek ervaar ik - vooral ook in de muziek - als het allermoeilijkste.
Maar zeer weinig mensen zijn in staat de dingen tot hun bittere eind door te
denken. Omdat op dat punt aangekomen alle fraai opgetrokken heilige huisjes
van jezelf instorten, en de zaak weer opnieuw opgebouwd moet worden. Nou
daar schrikken we voor terug, niet waar?
Dit zijn zo maar een paar losse gedachten. Het is zogezegd de stoom die uit
de geyser komt en niets over wat daarbinnen gebeurt vertelt, behalve dan dat
er iets in beweging is.
London is voor alles groots, imperiaal, maar toch ook wel intiem. Het bevalt
me hier in Hampstead - Montmartre van London - uitstekend. Vlak bij het
grootste en mooiste park van London: de Heath. Heuvelig als de Buttes
Chaumont,Ga naar eind163 maar vele malen groter.
Er is erg veel muziek. En daartussen ook wel eens wat van de moderne jongens.
Bijna iedere dag is er wel iets waar ik heen móet.Ga naar eind164 Het
merendeel van m'n 14 miljoen medemieren is er niet bloedheet in
geïnteresseerd. Maar vele Engelsen denken dat het leven één grote kostschool
is, en in een kostschool wordt niet gevreeën. Nu, dat verklaart veel!
Tot zover dit levenstevredenheidsteken. Het is kort, en niet erg diepgaand,
maar het is er tenminste!
Beste groeten!
Peter
| |
| |
| |
27 Escher aan Schat
Amsterdam, 19 december 1959
Beste Peter,
Natuurlijk veel dank voor je brief. Het spreekt vanzelf dat ik je allang had
willen schrijven, maar ik haal zoveel afleidende zaken aan, dat ik er niet
toe kon komen. Ook dit wordt zeker niet het epistel dat ik je zou willen
sturen; het worden maar wat losse flodders. Waarmee ik niet beoog te
suggereren, dat ik van plan was je met ‘scherp’ te beschieten. ‘Heel niet’,
zoals ze in Bennekom en Wageningen zeggen.
Allereerst wil ik je dan zeggen dat jouw ‘levenstevredenheid’ mij verheugt.
Ik kan me nauwelijks voorstellen hoe je daar leeft, in Londen, omdat ik van
die stad - waar ik in 1932 anderhalve dag was, op terugreis uit de
Middellandse zee naar HollandGa naar eind165 - enkel een
vaag en nogal beklemmend vizioen heb overgehouden van goor licht en bruine
mist en een zwartglimmende regennacht en een lantarenpaal ergens bij een
havenloods etc. etc. Maar hoe je daar lééft, tussen 14 miljoen medemieren,
dat weet ik niet, vooral niet hoe je daar leeft als componist. Van Parijs
zou ik het wel weten.
Je bent dus met je scooter over de golven gevlogen (ik hoor het dier zwaar
gonzen met zijn plastic vleugels, een geweldige kever) en toen ben je geland
midden in het cañon-landschap van huizen en straten. Heb je er dadelijk je
wegen gevonden? Ik ben erg blij dat je het dáár zoekt, en niet in Duitsland
en ik heb ook het (vrij onberedeneerde) gevoel, dat Seiber een uitstekend
leermeester voor je moet zijn. Onberedeneerd, omdat ik van Seiber eigenlijk
niets weet behalve wat anderen over hem vertellen, maar die berichten zijn
dan ook gelijkluidend. Zijn all-roundheid lijkt mij precies wat jij nodig
hebt. Ik ben enorm benieuwd wat er allemaal in en met je gaat gebeuren.
OdéGa naar eind166 vertelde mij, dat Van NusGa naar eind167 hem een brief van je had
laten lezen, waarin je schrijft dat Seiber je 3-stemmige Inventionen laat
schrijven! Reusachtig is dat en het kan grote invloed hebben op wat je in de
toekomst gaat maken, op de hele manier waarop je muziek gaat denken.
Op 1 december jongstleden hebben we hier dus je SeptetGa naar eind168 gehoord, in een uitvoering die de uitvoering in
StraatsburgGa naar eind169 ver achter zich liet.
Ik hoop voor je, dat je dit werk zelf nog eens door deze mensen hoort
spelen: fel, ongelooflijk precies en vol musiceerdrift (zònder dirigent).
Het heeft een groot succes gehad; het laatste deeltje moest worden
gebisseerd. Persoonlijk vond ik | |
| |
jouw muziek gewoon het meest
‘muziek’ van de hele avond, ook meer muziek dan een blazerskwintet van
Henze.Ga naar eind170 De ‘Structures’ van Boulez, een
constant en mijns inziens veel te lang, afwisselingsloos prikken en beuken
op pianotoetsen, boeide me maar even. Stockhausens ‘Zyklus für einen
Schlag-zeuger’ was een boeiende staalkaart van allerlei slag-geluiden en de
speler was fantastisch virtuoos, maar Strawinsky ‘doet’ in de slotbladzijden
van ‘l'Histoire du Soldat’Ga naar eind171 met zijn paar
trommeltjes toch werkelijk veel meer dan Stockhausen met dit hele epaterende
arsenaal van instrumenten. Het ‘aleatorische’ element ‘werkt’ als zodanig
helemaal niet, omdat er niets is ten opzichte waarvan het werken kàn.Ga naar eind172 En daarom lijkt het dan ook
allerminst interessant, dat de ‘Aleatorik’ geheel serieel of anderszins zou
zijn einkalkuliert. Je hoort daar toch allemaal niets van. Er werd
natuurlijk toch ferm bravo gebruld, evenals bij Boulez en bij jou, maar toch
geloof ik dat vrijwel iedereen wel gehoord heeft dat jij het meest muziek
hebt gemaakt. Voor zo'n publiek spreekt dat Septet toch bepaald gemakkelijk
aan. Ik hoop dat dit geen reden is om aan dit werk te twijfelen. Ik doe het
tenminste niet en ik vind de compositorische factoren in deze muziek meer in
evenwicht dan in je MozaïkenGa naar eind173 of je octet.
Waaruit volgt, dat het vloeiende, musicerende element weer meer in je muziek
zal gaan overheersen. Bijs was ook enthousiast, voor het eerst bij een werk
van jou. Nou goed, dat was dan zo. Zelf ben je natuurlijk al weer heel
ergens anders. (Ik moet even vertellen dat Spek,Ga naar eind174 die mij inwijdt in de geheimen van de electronische
alchemie, Boulez ‘mieters’ vond: ‘je reinste atoomsplitsing!’ Ik snap best
wat hij bedoelt; al z'n agressiviteit kan hij in deze ‘Structures’
hineininterpretieren. Samen met Boulez' eigen niet geringe knoklust wordt
dat een heleboel!) Onnodig te zeggen dat ik nieuwsgierig ben naar de
Cryptogamen. Dat er binnen in de geyser heel wat aan het werk is, spreekt
vanzelf. Ik hoef niet eens in gedachten terug te gaan naar de tijd dat ik
zelf 24 was, drie en twintig jaar geleden. Ik zit, vreemd genoeg, weer
midden in die onrust.
Ik moet er werkelijk van af zien nu schriftelijk te gaan uitweiden over alles
wat mij momenteel bezig houdt, want ik heb toch de tijd niet dat allemaal op
te schrijven. Slechts enkele uiterlijk zichtbare zaken. De colleges van
Kok,Ga naar eind175 vooral de laatste,
hebben toch wel nut voor mij gehad. Speciaal de aan electronische apparatuur
gewijde; dat is ook zijn eigen terrein. Het werken in de studio - ik ben er
Maandagavonds alleen met Spek, die mij zijn hulp heeft aangeboden - boeit
mij enorm. Soms vind ik het als ‘zoveel oudere’ wel eens moeilijk al z'n
scheldkannonade's gelaten aan te horen,Ga naar eind176 ook al omdat ik | |
| |
geloof dat
hij van muziek, gewoon van muziek, maar heel weinig weet. Toch geloof ik dat
hij het niet kwaad meent en dat z'n hele houding meer het gevolg van eigen
psychische moeilijkheden is. Ondertussen wéét hij werkelijk zeer veel van de
fysica van het geluid en hij is aanmerkelijk veel handiger met de apparatuur
dan een gereformeerde ingenieur, die mij aanvankelijk was toegewezen. Ook
begrijpt hij heel goed wàt ik zoek, wat ik vooral wil weten. (Dit blijft
tussen ons, Peter!) Verder lees ik het ene boek na het andere over
akoestische problemen, maakte kennis met Prof. Dr. Ir. H. Mol,Ga naar eind177
een electrotechnicus, die zich gespecialiseerd heeft op het akoestisch
onderzoek van de taal en daarvoor hoogst belangrijke electronische modellen
van het oor heeft ontworpen. Ben bezig, en wel koortsachtig bezig, te
trachten in Amsterdam, in samenwerking met Mol, iets tot stand te brengen,
waarvan studio's voor electronische compositie en compositieonderwijs een
onderdeel vormen.Ga naar eind178 Of het lukken zal? Delft is namelijk
officieel gesloten.Ga naar eind179 In Utrecht zou iets komen, maar
daar heeft iedereen al ruzie met iedereen, zoals gebruikelijk.Ga naar eind180 Met dat al
componeer ik niet en zou een grashalm willen zijn in de avondzon of de
schreeuw van een buizerd boven bossen, bossen zonder einde... Maar ik heb
een rol millimeterpapier gekocht. Het ding blijkt veel te breed (75 cm) en
10 meter lang te zijn! Uit een groot aantal ruisen heb ik er 5 op
lussenGa naar eind181 opgenomen en een twintigtal willekeurige sinustonen,
ook op lussen. Op de rol voornoemd ga ik nu proberen als eerste studie-tje
een serieel stukje van een minuut grafisch te noteren,Ga naar eind182 alleen met dat materiaal. Het is
vreemd, dat... nee, ik ga niet verder en wens je goede nacht. ‘We’ hebben in
Delft nu een goede tertsfilter,Ga naar eind183 waarmee, behalve
analyse's van bestaand geluid, uiteraard ook de geheimzinnigste ruisjes
gemaakt kunnen worden. Hoogst boeiend. Maar wat doe ik met mijn melodie?
Moet die ter meerdere eer en glorie van het atoomtijdperk geheel en al
electronisch worden geatomiseerd? Dat wil er bij mij niet in... Goede
nacht... En toch... Slaap ze.
Ruut.
| |
| |
| |
28 Schat aan Escher
London, 3 januari 1960
Ga naar eind184
Beste Ruut,
Voor alles natuurlijk een goed 1960. Zowat alles is tegenwoordig een mode -
alleen hier al zijn 500 miljoen van deze wensen per post verstuurd - maar ik
meen het, en van harte!
Je hebt je dus in de electronen gegooid. Sterkte! Heb je ook rekjes thuis met
je zelfgemaakte geluiden? Is aan te bevelen. Staat decoratief, up to date,
en bezoekers zijn dadelijk geïnteresseerd. Wat zichtbaar is, is voor de
meeste mensen overtuigender dan wat je alleen maar horen kunt, nietwaar...
Maar goed. Ben benieuwd hoelang je het volhoudt, zonder - zoals ik - op een
gegeven moment de hele zaak naar de pomp te wensen.Ga naar eind185
Zeker op dit moment kook ik: ik heb Die Reihe 4 (Junge Komponisten - meer dan
acht gulden, mijn god!) grotendeels gelezen, gekauwd, getrapt, bekakt en
vervloekt!! Maar nu even m'n zelfbeheersing bewaren. Neem bijvoorbeeld het
artikel over de Structures van Boulez.Ga naar eind186 Je hebt ze gehoord. Ik niet. Maar -
iedereen mag me vervloeken, al die stomme recensenten die er lucht van
gekregen hebben dat het ‘en vogue’ is incluis - ik verlang er nauwelijks
naar. Als je leest hoe dat stuk in elkaar gesodemieterd is, als je werkelijk
een klein beetje intuïtie hebt wat componeren nu eigenlijk is, dan verlang
je naar een stinkende varkensstal, naar legerhoeren uit de 30jarige oorlog,
kortom naar alles wat heerlijk is, wat aanbiddelijk is in vergelijking
hiermee! En alle andere artikelen dito. Behalve Henze,Ga naar eind187 maar die arme jongen is wat achter natuurlijk.
Hier krijg je echter - dat verdomde Duits herkauwend - voor het eerst weer
het gevoel dat je over muziek eigenlijk niets kunt zeggen, terwijl in al die
andere artikeltjes de gladde jongens hun onsympathieke mond vol nemen van de
meest afschuwelijke ingenieurstermen, wijdlopige onzin, humorloze, nooit
eindigende woestijnzinnen! O Heer, verlos ons! Dat men dit toelaat! Het is
toch gewoon onzin om behalve 12 tonen (Tonqualitätsreihe!) nog 12 duren, 12
sterkten en 12 (of hier 10, meer kon hij niet vinden!) aanslagsmogelijkheden
bij elkaar te scharrelen en die dan op de wijze van een slaapverwekkend
halmaspelletje in elkaar te prutsen!Ga naar eind188 Dat heet dan: das
ganze Stück ist aus Reihen-Fäden gewoben.Ga naar eind189 Hoe poëtisch zijn die
ingenieurs toch!
Maar de schrijver van zo'n artikel wordt het soms ook te bar; hij laat wat
| |
| |
dunne kritiek doorschemeren en raakt geprikkeld als de
componist zich verrekend heeft, en corrigeert hem dan, op een - uiteraard
tegenover de Meester - zeer onderdanige wijze!Ga naar eind190 Zwendelaars!
Goed, ik draaf natuurlijk door. Maar het lucht in ieder geval op. En, komend
uit die dorre woestijn, zal niemand me een kleine opfrissing misgunnen. Aan
een kant is het natuurlijk wel makkelijk m'n hart tegenover jou te luchten,
want ik weet praktisch van te voren dat je het met me eens bent. Maar ook
onder mijn generatiegenoten merk ik een groeiende weerstand, niet tegen de
reeksentechnieken op zich - dat zou contrahistorisch zijn - maar tegen de
luidschreeuwende zwendel van de mechanische, machinale hantering ervan,
zoals die in zoveel stukken van de 1925-ers tot uitdrukking komt. Positief
kan ik ze alleen waarderen omdat ze in staat geweest zijn een gedachte tot
zijn uiterste consequentie te doordenken, maar veel muziek heeft het niet
opgeleverd.
In m'n Cryptogamen heb ik ook, zoals in de Mozaïeken, gebruik gemaakt van
tijdsrijen, etc. maar altijd met een muzikaal doel (bijvoorbeeld het
verkrijgen van een onregelmatig ritmisch patroon) en altijd zo, dat op ieder
moment de keuze aan mij is, van noot tot noot, omdat iedere muzikale
situatie weer andere eisen stelt. Men moet z'n rijen kunnen hanteren zonder
in de staten te hoeven kijken wat er nu aan de beurt is! Anders hanteren ze
jou. Ik weet zeker dat een hele hoop Stockhausentjes en Boulezjes zo werken,
en dus door hun rekenstaatjes beheerst worden.Ga naar eind191 De decadentie van het esthetisch bewustzijn van deze heren
kan men afmeten aan de mate waarin deze eenvoudige waarheid, oud als de
eeuwen, is zoek geraakt.
Je zinnetje tussen haakjes (‘dit blijft tussen ons, Peter!’) slaande op een
of andere ingenieur in Delft, heeft me een beetje verwonderd, om niet te
zeggen geërgerd. Spreekt dit dan niet vanzelf? Misschien niet in de
correspondentie van theetantes maar wel in de onze, dacht ik.
Ben zeer benieuwd naar de Amsterdamse studio-plannen die je koestert. Ik had
ook Utrecht horen noemen, door Maas,Ga naar eind192 maar als twee honden vechten om een been (en wat voor een
been!) loopt de derde er mee heen. Nu, voor mijn part is het wel goed zo.
Van verschillende mensen hoorde ik dat het Kleine Zaal-concertGa naar eind193 zo'n succes was. Het speet me natuurlijk
er niet te zijn geweest. Altijd dat geld verdomme! Nee, ik heb nooit het
voornemen gehad het septet als een onecht kind te verwerpen. Het octet
misschien eerder, ik zou het nog eens in een goede uitvoering willen horen.
Maar de geluiden van die groep instrumenten | |
| |
inspireerden me
ook niet zo, ook nu niet. Opdrachtgevers hebben daar natuurlijk geen weet
van. Instrumentale kleur is een van de allereerste dingen die mijn fantasie
prikkelen. Hierin voel ik mij erg verwant met Strawinsky, hoewel m'n muziek
heel anders geaard is, affijn, zal ik jou vertellen! Daarom liggen die
Mozaïeken me toch wel erg na aan het hart. Ik verheug me dan ook zeer op het
concert in Utrecht (27 maart),Ga naar eind194 niet het minst om weer eens al m'n vrienden en -dinnen op te
zoeken. Daar zal ik wel de nodige tijd voor nemen. Reken maar!
London is jammer genoeg Parijs niet, al was het alleen al om het weer. Maar
er zijn toch wel een verdomde hoop leuke dingen te beleven. Binnenkort gaan
hier in één voorstelling Oedipus RexGa naar eind195 en BlauwbaardGa naar eind196 in Sadler's Wells. Opera is mieters! Ik heb een prachtig
idee gevonden voor een libretto in de trant van l'Heure Espagnol,Ga naar eind197 kameropera dus.Ga naar eind198 Maar daarover een volgende keer. Nu ben ik nog tot over m'n
oren verdiept in een concerto da camera voor 2 clarinetten, piano, houten
slaginstrumenten en bekkens (1 speler) en strijkers.Ga naar eind199 Kijk, zo'n bezetting doet me wat!
Spek is wel een idioot hè, maar hij heeft beslist iets geniaals. Hij heeft me
wel het een en ander bijgebracht! Het zou erg jammer zijn, wanneer zijn
innerlijke conflicten hem de baas werden. Niet alleen omdat ik hem erg graag
mag, maar ook omdat hij werkelijk enorm veel kan en zich tot een zeer hoog
niveau heeft ontwikkeld. Als hij produktief wordt, zit daar wel één van de
belangrijkste Nederlandse electro-muzikanten in. Doe hem de groeten als je
hem ziet!
Hoe is het TrioGa naar eind200 geworden? En de uitvoering? Komt die Tombeau-plaatGa naar eind201 al uit?
Laat ik nu toch maar gaan slapen. Steeds denk ik, er kan nog wel een velletje
bij, maar nu wordt het toch te gek, althans wat de tijd betreft. Zelf word
ik ook hoe langer hoe gekker, al was het maar door ‘die Reihe’! Ik beloof
plechtig het te zullen verscheuren!Ga naar eind202
Cheerio!
je Peter
| |
| |
| |
29 Escher aan Schat
Amsterdam, 5 juli 1960
Beste Peter.
Ik hoop dat dit je nog bereikt vóór je vertrek naar Darmstadt,Ga naar eind203 want ik zou je graag nog een paar dingen zeggen. Ten
eerste dat ik blij was met je bezoek.Ga naar eind204 We hadden deze keer meer
contact dan bij je voorlaatste overkomst; ik had toen de indruk dat je zo
naarstig bezig was met je carrière, dat er voor gewoon praten geen tijd meer
was. Ten tweede vind ik het bepaald een goed teken dat je buiten je eigen
richting zo enthousiast kunt zijn over de neo-classieke Strawinsky,Ga naar eind205 al ben ik het met je beoordeling van deze figuur heel
weinig eens. Ik heb geen behoefte je door te zagen met de andere zienswijze,
die een grote leegte ervaart (psychische leegte en leegte in de muziek) waar
jij van ‘afstand’ en objectiviteit spreekt. Een zienswijze die in Holland
inderdaad al vroeg door Pijper werd vertegenwoordigd,Ga naar eind206 en tegenwoordig in
Frankrijk bijvoorbeeld door GoléaGa naar eind207 in zijn boek ‘Esthétique de la musique
contemporaine’, zienswijze waarmee ik het nog steeds eens ben, althans in
grote lijnen. Maar het is prettig dat je vermogen om verschillende soorten
muziek naast elkaar te waarderen groter wordt en prettig dat je geen seriële
doordraver bent!
Tenslotte wou ik je zeggen dat ik mijzelf verwijt niet meer naar jouw
persoonlijke toestand geïnformeerd te hebben. Wijt dit niet aan gebrek aan
belangstelling. Ik zou, integendeel, wel iets meer van je willen weten, maar
wil natuurlijk niet hengelen. Ook is zo'n kort moment, waarin zoveel shop
talk gepleegd moet worden, niet bij uitstek geschikt om wat dieper te
graven. Maar als je behoefte hebt wat te schrijven, laat het dan niet na. Ik
begrijp wel dat je leven niet zo glad verloopt als je uiterlijke gedrag soms
suggereert.
Ik hoop dat Darmstadt boeiend voor je is.
Tot ziens,
Ruut.
| |
| |
| |
30 Escher aan Schat
Amsterdam, 7 september 1960
Beste Peter,
Het is natuurlijk niet gezellig om na afloop van een concert, waarop een
nieuw werk van jou tot uitvoering kwam,Ga naar eind208 niet even
persoonlijk te reageren. Maar je begrijpt waarschijnlijk wel dat je als
jurylidGa naar eind209 niet alleen moet
streven naar een zo groot mogelijke objectiviteit als kennis en ervaring
toelaten, maar ook enige ‘neutraliteit’ in acht moet nemen, zolang je taak
als jurylid niet beëindigd is, zeker wanneer er zoveel ruchtbaarheid en
publiciteit wordt gegeven aan concerten als dat bij Gaudeamus het geval is.
Aangezien ik je toch niet alleen kon spreken en ik geen zin had in een
‘handje geven’ zonder commentaar, ben ik maar weggegaan zonder je te
groeten. Ik was in elk geval blij dat deze avond dankzij jouw werk en dat
van HedwallGa naar eind210 weer niveau had.
Ik zal je binnenkort schrijven (of vertellen) of mijn plan om te trachten nog
voor november naar Boulez te gaan doorgang kan vinden. Dat hangt van een
bespreking met Odé af, en, in verband daarmee, van mijn beschikbare tijd. In
mijn enthousiasme heb ik daaraan niet voldoende gedacht. Contact met Boulez
wil ik in ieder geval zoeken, maar misschien iets later, als het nu niet
kan.Ga naar eind211
So long.
Ruut.
| |
31 Schat aan Escher
Bazel-land,Ga naar eind212
12 november 1960
Beste Ruut - vertel eens hoe het gaat. Ik heb je niet meer gezien voor ik
wegging.Ga naar eind213 In Hamburg heb ik
nameljk de première van Stockhausens Carré voor vier orkesten en vier koren
meegemaakt (+ 4 repetities!)Ga naar eind214 en dat was net voor ik naar
Bazel vertrok. Nou, dat Carré dat was het wel weer! Ongehoord, mijn god wat
een stuk en wat een uitwerking op het publiek. Zeker 10 minuten hebben ze
staan ‘boeh-en’ en ‘Bravo-en’! Het stuk ziet eruit als | |
| |
Duitsland vlak na de oorlog, verwoesting en angst. Althans zo onderga ik
het. Anderen horen er juist katholieke liefheid in, maar dat heb je nu
eenmaal met ‘Vieldeutige Musik’! Het stuk is natuurlijk niet ‘gaaf’ en het
zal dus wel niets voor Boulez zijn. Het is als het ware als de schilderijen
van Appel: kilo's geluid. Maar het voegt werkelijk aan de muzikale ervaring
toe, en hoe! Goed, het is je reinste romantiek, maar als romantiek de
directe uiting van de ziel is (tegenover klassicisme als uiting van de
geest) dan toch een romantiek die door een ontzaglijke weerstand van
technische systemen is heen gebroken. Ik had de partituur al een paar weken
daarvoor bij Stockhausen thuis bekeken. Jaap Spek zei, het stuk ‘ontketent’
iets. Wat is een tweede. Dat is trouwens geen belangrijke vraag.
Van Boulez hoorde ik dat je bij hem thuis was geweest. Dat zal je wel
bevallen zijn. Vertel er eens wat van. Van Boulez heb ik er verder niets
over gehoord.
Hoe gaat de cursus in Amsterdam? Ben zeer benieuwd. In januari zou ik wel een
paar cursussen willen horen want dan heb ik hier niets. Zou dat kunnen? Geld
heb ik niet overigens...
De analyses van Boulez hier (Webern vooralsnog) zijn vlijmscherp en
duidelijk. De compositie-klas is 's middags van 2 - (meestal) 7. Een hele
ruk. Van Boulez leer ik enorm. Wat hij me de eerste twee dagen - die bijna
helemaal aan een deel van m'n EntelechieGa naar eind215 waren gewijd - heeft bewust
gemaakt en leren inzien is wel enorm.Ga naar eind216 Hij vertegenwoordigt ten
opzichte van bijvoorbeeld Stockhausen inderdaad de traditie, in de gematigde
zin des woords overigens. Daarom kan hij ook les geven. Ik kan zeer goed met
de ‘Meester’ zoals ik hem noem, overweg. Van m'n medeleerlingen (6 in
totaal)Ga naar eind217 leer ik niet zo veel, behalve veel grappen. Zo'n dag
met z'n allen - eten en koffiedrinken tussendoor - is verdomd leuk!
Nu, veel weet je nu nog niet, maar het is tenminste vast iets. Ik zou wel
jaren kunnen doorschrijven! Overigens zit ik hier in een zindelijke kamer
tussen zindelijke Zwitsers aan de rand van Bazel en Muttenz, (een zeer
zindelijk dorp met veel appelmost en tingelende koebellen en frisse heuvels,
die alsmaar zeggen: beklim mij eens! Wat ik dan ook wel doe: je moet een
vrouw nooit terugwijzen en wat is er vrouwelijker dan een heuvel?
Verder leef ik nogal teruggetrokken, en schrijf en lees in die ongelooflijke
werken van Ortega y Gasset.Ga naar eind218
Enorm!
Ik hoop wat van je te horen!
Tot ziens
je Peter
| |
| |
Brief van Peter Schat aan Rudolf Escher, 12 november
1960.
| |
| |
| |
| |
Pauze tijdens een repetitie voor ‘Carré’ van Karlheinz
Stockhausen, Hamburg 1960. V.l.n.r. Doris Stockhausen, [?],
Cornelius Cardew, Karlheinz Stockhausen, Merce Cunningham, Herbert
Hübner, Mauricio Kagel, nauwelijks zichtbaar achter hem: David
Tudor, rechts achter Kagel: Andrej Markowski, Peter Schat, Alfred
Schlee, Gertrud Meyer-Denkmann, Luciano Berio en Michael
Gielen.
| |
32 Escher aan Schat
Amsterdam, 27 november 1960
Ga naar eind219
Beste Peter,
Veel dank voor je brief. Van JaapGa naar eind220
had ik al gehoord dat je in Hamburg Stockhausens nieuwe werk ‘Carré’ hebt
gehoord. Hij was net zo enthousiast als jij. We zullen dat in Holland de
eerste vijftig jaar wel niet te horen krijgen.Ga naar eind221 Daarentegen huldigen ze hier met
veel tamtam de vakbons Piet Heuwekemeijer, sinds anderhalf jaar Directeur
van het Concertgebouworkest (N.B.!).Ga naar eind222
Het was ‘ouwe jongens’ voor en na en gelul over ‘cultureel | |
| |
ambassadeurschap’ (met Beethoven, Brahms, Tsjaikofsky!! enz. enz).Ga naar eind+
Uit je beschrijving kan ik mij wel ongeveer voorstellen hoe ‘Carré’ moet
klinken; ik had het graag ook gehoord. Als ik jonger was en geen gezin had,
zou ik weggaan uit deze polderpoel-met-huisjespest.
Bij Boulez heb ik inspirerende dagen doorgebracht:Ga naar eind223 vier ochtenden ingespannen turend en
aantekeningen makend in en over ‘Pli selon Pli’.Ga naar eind224 Hij
was open, recht-op-de-man-af en ik voelde mij vanaf het eerste moment thuis.
Ook waren er buiten de muziek (onder andere Debussy) verschillende punten
van verwantschap: Paul Klee bijvoorbeeld, waarvan hij een groot bewonderaar
en kenner is. Je begrijpt wel dat de tijd veel te kort was om tot meer of
min uitgewerkte gesprekken te komen. Tenslotte kwam ik met het doel: van zijn ‘Pli selon pli’ iets te weten te komen... Inderdaad
weet ik van structuur en vorm van dat werk nu veel af, maar uiteraard konden
in 4 ochtenden slechts enkele details en verder globale overzichten onthuld
worden. Bij een dermate micro-labyrinthische structuur als die van Boulez'
muziek hoort een analyse-wijze die eenvoudig 10× zoveel tijd vergt als
bijvoorbeeld bij Beethoven. Ik noem maar wat. Ik merk dat zelfs bij het
analyseren van Debussy, en niet eens de ‘late’ Debussy, maar de ‘vroege’ van
‘Nuages’. Ik doe daarin werkelijk verrassende ontdekkingen op het gebied van
intervalstructuur, ‘interval-denken’, maar het uit de doeken doen daarvan
vereist min of meer statistisch detail-onderzoek (Debussy's pionierschap blijkt onder andere juist uit de onafwendbare noodzaak van
deze nieuwe analytische benadering!). En dit soort onderzoek kost véél tijd:
2 uur zijn zo om, en dan merk ik dat mijn gehoor (voornamelijk
eind-diploma's conservatorium) nog maar matig overtuigd is van de ‘waarheid’
van mijn onthullingen...Ga naar eind225 Het boeit
mijzelf enorm en ik leer er een hoop van, maar wàt een tijd gaat in zoiets
zitten!
Ondertussen heeft dit persoonlijk contact met Boulez gemaakt dat ik,
enerzijds, nu in enkele dagen meer leerde begrijpen van zijn compositorische
denkwereld dan 10 artikelen hadden kunnen bewerkstelligen en dat ik,
anderzijds, mijn (derde) opzet voor mijn Rimbaud-liederenGa naar eind226 wéér heb verscheurd... Ook
heeft het mij ineens de moed gegeven om grote opruiming te houden in mijn
bestaande werk: niet minder dan 7 werken heb ik bij Donemus teruggenomen,
vier daarvan onvoorwaardelijk, drie met de mogelijkheid er nog iets aan te
doen (eventueel).Ga naar eind227 Het maakt een beetje
eenzaam, maar ik ben het tegendeel van down, integendeel, ik voel mij jonger
dan zes jaren geleden. Maar ik hunker nu werkelijk naar de radicale
doorbraak, zoals je, hoop | |
| |
ik, begrijpen zult. Ik reken erop
dat je van deze zeer persoonlijke mededelingen geen misbruik zult maken.
Ik kreeg onlangs de opdracht om bij een kort televisie spel (ja!)
elektronische muziek te maken. Het is een vroeg-experimenteel te noemen
toneelspel van Thornton WilderGa naar eind228 dat
vraagt om korte klank-achtergronden en ik beschouw dit als een welkome
gelegenheid om vast eens als ‘elektronisch componist’ voor de dag te komen,
mede in verband met ‘zekere’ plannen.Ga naar eind229 Het gaat al in DecemberGa naar eind230 (het heet: ‘The long
Christmas-dinner’,Ga naar eind231 waarin 90
jaren in een half uur voorbij stromen). Hoewel Delft dus dicht is,Ga naar eind232 kan ik het toch daar met
Jaap gaan maken.Ga naar eind233 Het
wordt echt serieel van α tot ß en de twaalftoonstemperatuurGa naar eind234 komt er niet aan te pas. Wie had dat gedacht van
ondergetekende? Hij zelf niet, tot voor kort althans.
Wat je zegt over Boulez-als-traditionalist lijkt mij juist. Uit zijn hele
instelling tegenover het ‘vak’ blijkt dat telkens weer, onder andere heel
duidelijk op het gebied van de instrumentatie, het ‘goede’ gebruik van de
instrumenten. Zijn latiniteit speelt daarin een niet te onderschatten rol en
ik ben meer dan benieuwd waarheen speciaal hij de muziek in de naaste
toekomst leiden zal. Het zou wel eens een verrassende weg kunnen blijken te
zijn!
...........................
Ja, ja, heuvels zijn zéér vrouwelijk. Beklim ze dus naar hartelust en schrijf
nog eens.
je Ruut.
p.s. Ik zal Odé nog vragen of je in januari enkele lessen
kunt bijwonen. Ton de Leeuw zit ‘officieel’ vol: 8. Ik heb nog 2 plaatsen
over. Ik denk dat ik 13 januari juist toekom aan ‘Pli selon Pli’. De
inleiding daartoe is voor jou natuurlijk gesneden koek.Ga naar eind235
| |
| |
Peter Schat op het podium van het Amsterdamse
Concertgebouw na de première van zijn Eerste Symfonie door het
Concertgebouworkest op 27 oktober 1978. Rechts naast hem dirigent
Colin Davis.
| |
33 Schat aan Escher
Muttenz, 5 augustus 1961
Beste Ruut - hoewel het al laat is begin ik toch maar de brief, die ik je al
enige malen in m'n fantasie geschreven heb, eindelijk te realiseren. Om met
de deur in huis te vallen, het gaat om het volgende: ik weet niet of jij het
als een gemis voelt dat er in Nederland geen vakblad voor componisten
bestaat. We moeten het maar met het limonadeblaadje van PaapGa naar eind236 doen, waarin je nooit eens op de dingen kunt ingaan
aangezien de roomse klanten koning en leek tegelijkertijd zijn. Nu heb ik
Donemus de vraag voorgelegd of deze lieve stichting het niet als haar taak
zou kunnen beschouwen een componisten-vakblad uit te geven.Ga naar eind237 Ter aanmoediging - als ik dit zo optimistisch mag noemen!
- heb | |
| |
ik ze een vrij uitvoerig artikel over anti-tonaliteit,
ruimtelijkheid en muzikaal theater gestuurd.Ga naar eind238 Donemus' reizende ambassadeurs
(WoutersGa naar eind239
en BrautigamGa naar eind240) die hier in Bazel waren,
argumenteren echter niet onlogisch, dat het nog maar de vraag is of de
redactie van dit imaginaire blad op de belangstelling, laat staan
medewerking van het vaderlandse componisme kan rekenen. Het zij verre van
mij het stimulatortje en belangstellingwekkertje te spelen, maar ik vraag me
toch af of er niet meer zijn die dit gemis - niet in de laatste plaats een
gemis van de mogelijkheid eens te spuien - ook bespeuren. Donemus zegt: ik
moet voor minstens 4 nummers vooruit de copij hebben om het waagstuk te
ondernemen. Kortom: heb je ideeën die je zou willen publiceren of
schaamteloze polemieken die je zou willen voeren, dan weet je nu waar
eventueel heel misschien een begin van een kans is.
Zie ik je overigens op de Muziekdagen in Maastricht?Ga naar eind241 Aangezien men toch alles betaalt heb ik me maar gemeld. In
Maastricht hebben we nog wel eens staan liften herinner ik me.Ga naar eind242 Dat hoeft nu in ieder
geval niet. Eerste klas reizen maar liefst, nog niet eens gesproken van
eerste klas muziek maken. Maar daarover een andere keer...
Voor het overige stijgen de warme heuvels groen en geel op uit het geruis van
de waterval etc. etc... en was het vandaag iets minder duidelijk dan meestal
dat Calvijn met zijn onsympathieke gat minstens even stevig in het zadel zit
aan dit einde van de Rijn dan gebruikelijk is sinds enige eeuwen aan het
andere eind.
Goed. Het ga je goed. Goed is beter dan slecht. Vraag: wat is het geluid van
één hand? Antwoord: zachtjes wuiven.
Adieu, groeten aan Beis
en veel trala...
je Peter
|
-
eind1
- In Ede staan de Simon Stevin- en de Elias
Beeckmankazerne, waar Schat was gelegerd als rekruut bij de
verbindingstroepen, respectievelijk korte tijd de officiersopleiding
volgde.
-
eind2
- Van half oktober 1956 tot april 1958 woonde Escher
(met een vergunning van de gemeente Ede) in ‘De Schuilhoek’, een huis
aan de Renkumseweg, aan de rand van de Bennekomse bossen. Tot het moment
dat in Amsterdam een grotere woning was gevonden, werkte hij daar aan
compositie-opdrachten. Wekelijks gebruikte hij in die tijd een maaltijd
bij zijn zuster Lot, woonachtig in het dorp Bennekom, een klein half uur
fietsen van ‘De Schuilhoek’. Met de verhuizing naar het Singel kwam aan
deze periode een einde.
-
eind3
- Schat bewoonde destijds in Utrecht de voormalige
meelzolder van zijn geboortehuis aan de Abstederdijk, waar onder meer
zijn piano stond.
-
eind4
- Hij reed
dagelijks op zijn scooter (een Puch) op en neer tussen Ede en
Utrecht.
-
eind5
- In juni van dat jaar zou
Schat worden overgeplaatst naar de Hojelkazerne in Utrecht, waar hij
administratieve werkzaamheden verrichtte.
-
eind6
- Het gezin Escher was op 30
maart 1958 in Amsterdam van de Teniersstraat 8 naar het Singel 310
verhuisd.
-
eind7
- Openbaringen
hoofdstuk 6, vers 9-11. Schat maakte gebruik van de
Statenvertaling.
-
eind10
- Het compositieproces strandde
uiteindelijk voortijdig. In bewaard gebleven kladversies is alleen het
tekstdeel achter cijfer 1 getoonzet, voor koor met slagwerk.
-
eind11
- Ton de Leeuw (1926). Vooraanstaand
Nederlands componist en pedagoog. Hij studeerde bij Louis Toebosch, Henk
Badings en in Parijs bij Olivier Messiaen en Thomas de Hartmann; tevens
verdiepte hij zich in etnomusicologie bij Jaap Kunst.
-
eind12
- Schat doelt op de compositorische principes, op
serialistische leest geschoeid, die werden gehanteerd en gepropageerd
door Karlheinz Stockhausen (1926), Herbert Eimert (1897-1972) en
Gottfried Michael Koenig (1926). Allen waren zij in de jaren vijftig in
Keulen werkzaam, onder meer in de elektronische studio van de
Westdeutsche Rundfunk (wdr).
-
eind13
- Karlheinz Stockhausen (1928).
Duitse componist en leerling van Frank Martin en Olivier Messiaen. Vanaf
1951 ontwikkelde hij zich tot een van de leidende figuren in de
na-oorlogse toonkunst. Met Messiaen, Boulez en Goeyvaerts stond hij aan
de wieg van het serialisme.
-
eind14
- Het gaat
hier om het Eerste Strijkkwartet van De Leeuw, uit
1957-58. Eén van de eerste streng-seriële werken in de Nederlandse
muziek.
-
eind15
- Ter verdediging en uitleg van zijn Toonklok zou Schat
zich in later jaren (vanaf 1982) met enige regelmaat in filosofisch
vaarwater begeven...
-
eind16
- Michiel Janse (1938). Hij kreeg in 1954 en de eerste helft
van 1955 muzieklessen van Escher. Janse werd later hoogleraar in de
experimentele cardiologie aan de Universiteit van Amsterdam.
-
eind17
- Documentatie
Nederlandse Muziek (ook Latijn voor: ‘laten wij geven’). Nederlandse
muziekuitgeverij, opgericht in 1947, met als doel de promotie en
documentatie van Nederlandse muziek.
-
eind18
- Later dat jaar (tussen juni en september
1958) bracht Schat, op instigatie van zijn leraar Kees van Baaren, voor
het eerst een compositie bij Donemus onder: het Septet. Op 1 juni 1987 trok hij uit onvrede met het beleid van de
toenmalige directie (zie ook: De wereld chromatisch,
p. 78-81) met onmiddellijke ingang al zijn werken uit het fonds terug.
De aanstelling van een nieuwe zakelijk directeur en de vorming van een
raad, die verantwoordelijk werd voor het artistieke beleid, vormde het
begin van een nieuw hoofdstuk in de verhouding tussen Schat en zijn
muziekuitgever. In januari 1991 bracht hij zijn composities weer bij
Donemus onder.
-
eind19
- Uit Eschers agenda's blijkt dat Peter Schat minimaal twee
keer een bezoek aan het boshuisje in Bennekom bracht: op 5 februari en
op 24 februari 1958. Naar Schats zeggen waren deze visites echter
aanzienlijk groter in getal.
-
eind21
- Escher schreef als
freelance criticus voor het Algemeen Handelsblad twee stukken over het
festival in Straatsburg. Beide recensies zijn in het aanhangsel
opgenomen.
-
eind22
- Het jaarlijkse
festival van de International Society for Contemporary
Music werd in 1958 van 9 tot en met 14 juni in Straatsburg
georganiseerd. Zoals te doen gebruikelijk werd het programma van het
festival bepaald na een tweevoudige selectieprocedure, een op nationaal
en een op internationaal niveau. De Nederlandse afdeling van de iscm benoemde een commissie, bestaande uit Paul
Hupperts, Guillaume Landré en Wouter Paap, die een zestal composities
selecteerde waaruit de internationale jury (Wolfgang Fortner, Alois
Hába, Henri Martelli, Goffredo Petrassi en Mátyás Seiber) een werk koos
voor uitvoering op het muziekfeest. De vanuit Nederland voorgedragen
werken waren het Harpconcert van Hans Henkemans, Sinfonia van Kees van Baaren, de Vierde
Symfonie van Lex van Delden, het Kwintet voor
fluit, harp, viool, altviool en cello van Luctor Ponse, de Sinfonietta van Otto Ketting en het Septet
van Peter Schat. Dit laatste werk werd door de internationale jury
geselecteerd.
-
eind23
- Jaarlijks
festival (voor het laatst georganiseerd in 1973), gewijd aan hedendaagse
muziek en gefinancierd door de Biennale. In 1958 duurde het festival van
11 tot en met 27 september. Eschers plannen om enkele concerten in
Venetië bij te wonen vonden geen doorgang omdat hij zijn tijd nodig had
voor de voltooiing van de Tweede Symfonie.
-
eind24
- Igor Stravinsky
(1882-1971). Russisch-Frans-Amerikaanse componist. Een van de
allerbelangrijkste namen in de muziek van deze eeuw. Threni: id est lamentationes Jeremiae prophetae (1958), voor
sopraan, alt, twee tenoren, twee bassen, gemengd koor en orkest, was
Stravinsky's eerste volledig dodecafonische compositie. De
wereldpremière vond plaats op 23 september in de Sala della Scuola
Grande di San Rocco in Venetië onder leiding van de componist.
-
eind25
- Escher was in Straatsburg van 11 tot en met 14 juni 1958.
Over de weinig fortuinlijk verlopende heenreis berichtte hij op 10 juni
van dat jaar aan zijn echtgenote (zie het aanhangsel, op p. 115).
-
eind26
- Op een heuvel langs de Renkumse beek
op het landgoed Quadenoord hadden Eschers kinderen drie kruisen
opgericht, gemaakt van takken. Zij noemden die plaats ‘Golgotha’.
-
eind27
- De plaats, het tijdstip en de
gelegenheid van de eerste ontmoeting wist Schat zich niet meer te
herinneren.
-
eind28
-
Le vrai visage de la paix (1953; révision
1957), pour choeur mixte a cappella. Opgedragen aan
Felix de Nobel en het Nederlands Kamerkoor, die het werk ook in première
brachten. Als tekst gebruikte Escher delen uit het gelijknamige gedicht
van Paul Eluard.
-
eind+)
- Een zuiver technische analyse dus.
-
eind29
- Tijdens een van Schats bezoeken aan Escher
zijn de retouches inderdaad gezamenlijk nauwkeurig bekeken.
-
eind30
- ‘Gestalt’ is
een woord dat Escher met enige regelmaat gebruikte, zowel in gesprek als
in geschrift. Het begrip is afkomstig uit de Gestaltpsychologie en kent
geen exacte Nederlandse vertaling. Woorden als ‘figuur’, ‘patroon’ of
‘configuratie’ dekken de lading misschien nog het meest. In
tegenstelling tot de atomistische benadering van menselijk gedrag zoals
die in het Behaviourisme wordt toegepast, richt men zich in de
Gestaltpsychologie op het totaal, dat meer is dan de som der delen.
Toegepast op muziek betekent dit, dat bijvoorbeeld een melodie niet
wordt waargenomen als een verzameling losse nootjes, maar als een
geheel, met een begin en een einde. Wie een melodie atomistisch
benadert, verliest het overzicht op de meest wezenlijke karakteristiek,
namelijk het ‘melodie-zijn’. Dit ‘melodie-zijn’ van een rij noten is
bestand tegen een transpositie van C naar Fis (de verst verwijderde
toonsoort) zonder dat de Gestalt daardoor aan herkenbaarheid inboet. Bij
een atomistische benadering ligt dit anders: de transpositie van een
losse noot levert dan een volstrekt andere noot op, die niets meer met
de uitgangssituatie te maken heeft.
-
eind31
- Vergelijk: Genesis 32:24-26 (evt. 22-32).
-
eind32
- In 1957 vormden Frans Vester
(fluit), Leo Driehuys (hobo), Pem Godri (klarinet), Brian Pollard
(fagot) en Adriaan van Woudenberg (hoorn) een kwintet in verband met de
Nederlandse première van het Bläserquintett opus 26
(1923-24) van Arnold Schönberg. In 1958 werd dit ensemble het Danzi
Blaaskwintet gedoopt. Driehuys was inmiddels opgevolgd door Koen van
Slogteren. Later volgden nog meer wisselingen. Het Danzi Kwintet
verwierf internationale faam met uitvoeringen van hedendaagse
muziek.
-
eind33
- Escher verwijst naar een passage
in het ‘Zweite Nachschrift’ van Der Fall Wagner,
waarin Nietzsche te kennen geeft behalve met Wagner, ook met Johannes
Brahms weinig op te hebben: ‘Die Sympathie, die Brahms unleugbar hier
und da einflößt [...] war mir lange ein Rätsel: bis ich endlich, durch
einen Zufall beinahe, dahinterkam, daß er auf einen bestimmten Typus von
Menschen wirkt. Er hat die Melancholie des Unvermögens; er schafft nicht aus der Fülle, er durstet nach
der Fülle. Rechnet man ab, was er nachmacht [...] so bleibt als sein
Eigenstes die Sehnsucht.’
-
eind34
- René
Leibowitz (1913-1972). Franse componist, musicoloog en dirigent van
Pools-Russische origine. Tussen 1930 en 1933 studeerde hij bij Schönberg
en Webern in Berlijn en Wenen. In de jaren veertig speelde hij een
sleutelrol bij de verspreiding van de dodecafonie in Europa (in
Frankrijk, maar ook in Duitsland). Onder meer Boulez volgde bij hem
privélessen in twaalf-toontechniek. In diezelfde periode schreef
Leibowitz verschillende boeken over de Tweede Weense School, waaronder
Schönberg et son école (1947) en Introduction à la musique de douze sons (1949).
-
eind35
- Eschers
kijk op de muziek van Schönberg zou ook in latere jaren onverminderd
kritisch blijven. In een interview met Elmer Schönberger, ‘Hersenschim
en blinde vlek’, opgenomen in de bundel De wellustige
tandarts & andere componisten, merkt hij bij voorbeeld
op dat bepaalde passages in Pierrot Lunaire
effectiever opgeschreven hadden kunnen worden. ‘Bij Webern is alles
waarneembaar. Bij Schönberg ligt dat anders.’ (p. 84). Voorts heeft hij
fundamentele kritiek op het begrip Klangfarbenmelodie
en wijst in dat verband onder meer op het ontbreken van een
Gestaltkarakter van de harmonieën. ‘Het begrip Klangfarbenmelodie is een
fictie die berust op onhelder denken en een oneigenlijk gebruik van het
woord melodie.’ (p. 102). Ook over Farben, het derde
deel uit de Fünf Orchesterstücke opus 16, was hij niet
onverdeeld enthousiast. Naar zijn mening heeft Schönberg de
timbre-tegenstellingen hier niet met maximaal effect toegepast (p.
103).
-
eind36
- Escher doelt op prof. dr. Christine Mohrman (1903-1988),
lector in Oud-christelijk Latijn en Grieks aan de Rijksuniversiteit
Utrecht en vanaf 1958 buitengewoon hoogleraar in het ‘Oud-christelijk
Grieks, oud-christelijk, vulgair en laat middeleeuws Latijn’ aan de
Vrije Universiteit te Amsterdam.
-
eind37
- Escher spelde zijn
voornaam al vanaf zijn prille jeugd met een ‘t’ in plaats van de meer
gebruikelijke ‘d’.
-
eind38
- Walter Maas (1909)
emigreerde in 1933 vanuit het door de nazi's geteisterde Duitsland naar
Nederland. Na de oorlog richtte hij in Bilthoven het Muziekpodium (later
de Stichting) Gaudeamus op dat zich ten doel stelde de hedendaagse
muziek te bevorderen en als zodanig voor Nederland uniek en baanbrekend
werk heeft verricht. Gesteund door subsidies van het rijk maakten Maas
en zijn medewerkers de Stichting Gaudeamus tot het zenuwcentrum van de
nieuwste muziek in Nederland. Voor menige componist (waaronder Peter
Schat) betekende de Gaudeamus Muziekweek (sinds 1949/1950 jaarlijks
georganiseerd) het beginpunt van een carrière.
-
eind39
- In Eschers agenda staat een aantekening
waaruit kan worden afgeleid dat het bezoek op deze datum inderdaad
doorgang vond.
-
eind40
- Schat verdiende in die tijd een bescheiden boterham als
pianoleraar. In de jaren 1956-1959 (tot zijn vertrek naar Londen) was
hij verbonden aan het Utrechts Conservatorium, maar hij gaf ook thuis
les. Daarnaast was hij ‘directeur’ (dirigent) van een kerkkoor in Den
Dolder.
-
eind41
- Zo waardevol dat hij het koorwerk inderdaad van Latijnse
vertalingen van de fragmenten uit Openbaringen en Hosea voorzag (zie ook noot 10).
-
eind42
-
Trio voor fluit, hobo en fagot (1958).
-
eind43
- Escher verbleef
in Borne bij zijn goede vriend Piet Sips, een tandarts. Bij
gebitsregulerende sessies van enige omvang (die vanwege Eschers van
nature slechte gebit geen zeldzaamheid waren) bleef Escher meestal
enkele dagen bij Sips logeren.
-
eind44
- In: Helikon:
tijdschrift voor poëzie, opgericht door A.A.M. Stols onder
redactie van Jo Landheer, 7e jaargang 1937 no. 6, p. 127. Dit nummer was
geheel gewijd aan gedichten van Rudolf Escher.
-
eind45
-
Forum was een
invloedrijk Nederlands/Belgisch tijdschrift ‘voor letteren en kunst’ dat
tussen november 1931 en 1935 bij Nijgh en Van Ditmar werd uitgegeven. De
oprichters waren Menno ter Braak (1902-1940) en E. (Charles Edgar) du
Perron (1899-1940).
-
eind46
- Gielijn Escher (1945), Sidonie Escher (1946). Zoon en
dochter van Rudolf Escher en Beatrijs Escher-Jongert.
-
eind47
- Escher
zinspeelt hier op het essay ...wie die Zeit vergeht...
van Karlheinz Stockhausen. Het werd geschreven in september/oktober 1956
en gepubliceerd in Die Reihe: Information über serielle
Musik, Heft III: Musikalisches Handwerk, p. 13-42. In het
artikel gaat Stockhausen in op muziek als ‘Ordnungsverhältnisse in der
Zeit’ en beschrijft daarbij verschillende seriële ordeningsprincipes
zoals hij deze toepaste in zijn composities Zeitmasse
(1955-56), Gruppen für drei Orchester (1955-57) en Klavierstück xi (1956).
-
eind48
- Van 23 mei tot 23
juni 1958 was er in het Stedelijk Museum in Amsterdam een
solo-tentoonstelling gewijd aan de plastieken van de
Russisch-Amerikaanse beeldend kunstenaar Naum Gabo (1890-1977). Gabo
(pseudoniem van Naum Pevsner) geldt als een van de belangrijkste
representanten van het constructivisme.
-
eind49
- Commentaar van Schat, linksonder het gedicht geschreven:
‘nou, nou!...’.
-
eind50
- In een brief
aan zijn echtgenote (gedateerd 10 juni 1958) schrijft Escher dat hij de
regenjas had achtergelaten in de auto van twee Duitsers, met wie hij
samen met Peter Schat op weg naar Straatsburg waren meegelift (zie
aanhangsel, p. 116).
-
eind51
- Na de emigratie in augustus 1957 naar de Verenigde Staten
van het gezin Schat werd de heer Klare chef-bakker van het
bakkersbedrijf Schat Abstede. Escher en Schat vertrokken met de auto van
Klare vanuit Utrecht richting Straatsburg, maar strandden iets voorbij
Eindhoven wegens autopech.
-
eind52
- Zie aanhangsel, p. 117.
-
eind53
- Zie aanhangsel, p. 121.
-
eind54
- In Eschers agenda staat het bezoek van
Schat op 24 juni niet vermeld.
-
eind55
- ‘Melodramma’ in drie bedrijven van Giuseppe Verdi op een
libretto van Antonio Somma. Gecomponeerd in 1858-59.
-
eind56
-
Il
dissoluto punito ossia Don Giovanni, ‘dramma giocoso’ in twee
bedrijven (KV 527) van Wolfgang Amadeus Mozart op een libretto van
Lorenzo da Ponte. Gecomponeerd in 1787.
-
eind57
- ‘Opéra
comique’ in 4 bedrijven van Georges Bizet, op een libretto van Henri
Meilhac en Ludovic Halévy. Gecomponeerd in 1873-74.
-
eind58
- De Nederlandse Opera
bracht in het Holland Festival van 1958 een produktie van Un ballo in maschera, in een regie van Herbert Graf. Het
orkest stond onder leiding van Francesco Molinari Pradelli. Escher
woonde op 14 juli in de Stadsschouwburg een voorstelling bij.
-
eind59
- Het betrof hier een ad hoc
produktie van het Holland Festival in 1958. Hans Rosbaud leidde het
Residentie Orkest; de regie was in handen van Hans Hartleb. Mezzosopraan
Magda László zong de rol van eine Frau. Samen met
Peter Schat hoorde en zag Escher Erwartung op 23 juni
in de Amsterdamse Stadsschouwburg.
-
eind60
- Op vrijdag 27 juni 1958 vond in de
Amsterdamse Stadsschouwburg een voorstelling plaats onder de titel American Ballet Theatre, genoemd naar het gelijknamige
Amerikaanse balletgezelschap van Lucia Chase en Oliver Smith. Het
Rotterdams Philharmonisch Orkest onder leiding van Kenneth Schermerhorn
en Samuel Krachmalnick zorgde voor de muzikale begeleiding van een
viertal balletten: Paean (choreografie van Herbert
Ross op muziek van Ernest Chausson), Pillar of fire
(choreografie van Antony Tudor op muziek van Arnold Schönberg), Pas de deux (choreografie naar Marius Petipa op muziek
van Leon Minkus) en Fancy free (choreografie van
Jerome Robbins op muziek van Leonard Bernstein).
-
eind61
- Frank Martin (1890-1974). Zwitsers componist. Vestigde zich
in 1946 in Nederland, doceerde tussen 1950 en 1957 aan de Musikhochschule van Keulen (Stockhausen behoorde tot zijn
leerlingen), waar hij werd opgevolgd door Bernd Alois Zimmermann. De Petite symphonie concertante voor harp, klavecimbel,
piano en dubbel strijkorkest stamt uit 1945.
-
eind62
- Béla Bartók (1881-1945).
Hongaars componist en pianist. Een van de groten in de muziek van de
twintigste eeuw. De Sonate voor twee piano's en
slagwerk is een compositie uit 1937.
-
eind63
- Het Amsterdamsch (nu: Sweelinck)
Conservatorium.
-
eind64
- Het is niet
bekend wat precies de plannen van Escher waren, noch of zij ooit werden
verwezenlijkt. Wel staat vast dat Escher en Schat gezamenlijk nooit iets
met Rietveld van doen hebben gehad.
-
eind65
- Medio juni had Schat bij het
toenmalige Ministerie van Oorlog een rekest ingediend voor vervroegd
ontslag uit de militaire dienst. Zijn belangrijkste argument was dat
hij, schrijvend aan zijn Octet voor blazers (in
opdracht voor het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen)
‘niet voor twee departementen tegelijkertijd kon werken’. Bij het
Ministerie toonde men zich hiervoor gevoelig en willigde zijn verzoek
in. Daarmee kwam er na iets meer dan een jaar een einde aan zijn
diensttijd.
-
eind66
- Schats gespijbel was het gevolg van een kras staaltje van
‘pech onderweg’. Na het bezoek aan Escher (zie de eerste zin van brief
nr. 6) reed Schat 's nachts om drie uur in de nacht per scooter terug
naar Utrecht, in de stromende regen. Halverwege het traject Amsterdam -
Domstad sloeg de motor van de Puch af en wilde niet meer starten. Schat
liet zijn scooter achter en werd door de politie naar huis gebracht. De
volgende morgen ging hij niet naar de kazerne, maar reed in de
bestelwagen van bakkerij Schat Abstede naar de plaats des onheils om de
scooter op te halen. Onderweg kreeg de wagen van chef-bakker Klare
echter motorpech en moest naar het dichtstbijzijnde benzinestation
worden geduwd. Daar werd Klare per telefoon van de perikelen op de
hoogte gesteld. Hij zegde toe met zijn personenauto een monteur te
zullen brengen.
Klare liet erg lang op zich wachten. Hij bleek
onderweg betrokken te zijn geraakt bij een auto-ongeluk, had gewonden
naar het ziekenhuis moeten brengen en arriveerde daardoor pas om 23.00
uur bij het benzinestation. Schat had inmiddels geconstateerd dat zijn
scooter niet op de plaats lag waar hij hem had achtergelaten en had de
politie daarvan op de hoogte gesteld. Onverrichter zake moest de
terugtocht worden aanvaard. Ook deze begon weinig fortuinlijk, want
bij het keren van de auto op de snelweg werd Klare op een haar na geramd
door een aansnellende Mercedes. Rond middernacht, terwijl een gemene
dichte mist het zicht beperkte, leek het tij te keren. Niet ver van
Utrecht zag Schat tot ieders opluchting de vermaledijde Puch in de berm
liggen. Klare stopte de wagen en men stapte uit om de tweewieler mee te
nemen. De nachtelijke activiteit had evenwel de aandacht getrokken van
enkele oplettende corpsleden van de rijkspolitie. Een der beambten vroeg
of Schat kon bewijzen dat hij de rechtmatige eigenaar van het
vervoermiddel was. Dat kon hij niet, zo bleek al snel, want zijn
rijbewijs lag thuis. De sterke arm toonde zich onverbiddelijk: de
scooter zou worden meegenomen naar het bureau en kon daar alleen worden
opgehaald op vertoon van de juiste documenten. Voor Schat was de
ellende hiermee nog niet voorbij, want, zoals blijkt uit de brief, kreeg
hij de volgende dag op de kazerne ook nog het nodige te verduren, omdat
hij zich zonder opgaaf van redenen niet voor de dienst had
gemeld.
-
eind67
- Opus 16. Gecomponeerd in
1909.
-
eind68
- Driemaal zeven
gedichten uit Albert Girauds Pierrot Lunaire - in het
Duits vertaald door Otto Erich Hartleben - opus 21, voor Sprechstimme, piano, fluit (en piccolo), klarinet (en
basklarinet), viool, altviool en cello. Gecomponeerd in 1912.
-
eind69
- Willem Pijper (1894-1947). Nederlands componist, publicist,
pedagoog. Tussen 1934 en 1937 volgde Escher bij hem lessen in compositie
aan het Toonkunst-conservatorium in Rotterdam. Behalve docent was Pijper
ook directeur van deze instelling. De term ‘noncombattant’ kwam Schat
naar eigen zeggen vermoedelijk via Kees van Baaren ter ore.
-
eind71
- Deze brief is volledig in
machineschrift geschreven, afwisselend met de kleuren zwart en rood.
-
eind72
- ‘Kleine piano van mijn ziel’ is een versregel uit het
gedicht Typiste van Gerrit Achterberg (1905-1962). In:
Gerrit Achterberg, Verzamelde gedichten, p.
596.
-
eind73
- Een woordgrapje. Deze hele alinea staat onder een ‘steile’
hoek van 103° op het papier.
-
eind74
- Hierna wordt de brief in
horizontale regels voortgezet.
-
eind75
-
Wending: maandblad voor evangelie en cultuur. Schat
had, na de emigratie van zijn familie, het abonnement van zijn vader op
dit tijdschrift aangehouden.
-
eind76
- Dr. C.J. Dippel, redactielid van Wending.
-
eind77
- In:
Wending, dertiende jaargang 1958-1959, p. 280-329.
Het artikel ‘Atoombewapening: collectivistische vlucht uit de
geschiedenis’ was een reactie op ‘Het probleem der atoomwapens’ (op.
cit., p. 71-100), een essay van dr. C.L. Patijn.
-
eind78
- Dr. C.L. Patijn was destijds behalve redactielid van Wending onder meer lid van de Tweede Kamer voor de pvda.
-
eind79
- Vergelijk De brief van
Paulus aan de Efeziërs 6:12.
-
eind80
- Uit deze brief (en uit die van Escher aan
zijn echtgenote, zie de Inleiding, p. 25) blijkt dat Schat aanmerkelijk
later van het geloof losraakte dan hij in een interview met Bibeb uit
1966 in Vrij Nederland (zie ook De
Toonklok, p. 27) beweerde.
-
eind81
- Vanaf hier gebruikt Schat een rood
lint.
-
eind82
- Dit zou
het Octet worden, waarin serialisme en improvisatie
elkaar de hand reiken. Het werd opgedragen aan Kees van Baaren.
-
eind83
- In 1956 had Schat zijn Septet voor fluit,
hobo, basklarinet, hoorn, piano, cello en slagwerk gecomponeerd.
-
eind84
- In het vijfde en laatste deel improviseert de fluitist op
piccolo.
-
eind85
- De althobo
werd uiteindelijk vervangen door een hobo.
-
eind86
- Ballet in twaalf delen voor twaalf
dansers. Gecomponeerd voor het New York City Ballet tussen december 1953
en april 1957, in opdracht van Lincoln Kirstein en George
Balanchine.
-
eind87
- Herbert (von) Eimert (1897-1972). Duitse musicoloog,
componist en criticus. Vooraanstaand theoreticus op het gebied van de
dodecafonie (die hij al in de jaren twintig, onafhankelijk van Schönberg
in zijn composities toepaste) en oprichter van de elektronische studio
van de Keulse radio. Eimert was ook hoofdredacteur van Die
Reihe, een oorspronkelijk Duitstalig muziektijdschrift, dat
‘unter Mitarbeit von Karlheinz Stockhausen’ tot stand kwam. Tussen 1955
en 1962 verschenen bij Universal acht nummers (de Engelse vertalingen
verschenen tussen 1958-1968). Die Reihe voorzag in
informatie over de meest recente muzikale ontwikkelingen van die tijd.
Behalve de redactieleden verleenden onder meer componisten als Pierre
`Boulez, John Cage, Karel Goeyvaerts, Mauricio Kagel, Gottfried Michael
Koenig, György Ligeti, Henri Pousseur en Christian Wolff hun medewerking
aan het tijdschrift.
-
eind88
- ‘Die Musik [aber] ist heute so, wie
sie an der treibenden Spitze ist. Oder sie ist überhaupt nicht mehr. Das
ist keine “totalitäre” Alternative, sondern die einfache Wahrheit’,
luidt de door Schat gewraakte passage (Die Reihe, Heft
III: musikalisches Handwerk, p. 12).
-
eind89
- De door
Schat bedoelde passage uit het artikel Von der
Entscheidungsfreiheit des Komponisten van Herbert Eimert luidt:
‘Hat es die traditionelle Zwölftontechnik mehr mit Variationsmodellen
eines vorgegebenen Töngerüsts zu tun, so können die seriell kalkulierten
Aktionsprogrammen des Klangs erst dort ihre volle Bedeutung gewinnen, wo
die musikalischen Vorgänge auf letzte, nicht mehr spaltbare Elemente
zurückgeführt worden sind. Das könnte freilich so aussehen, als ob das
Entscheidungsverfahren auf ein Minimum seiner Möglichkeit und Wirkung
eingeschränkt würde, denn wenn die Elemente nicht nur in einer linearen
Reihe (wie in der Zwölftontechnik), sondern in mehreren Reihenschichten
gefesselt sind (zum mindesten in denen der Höhe, Dauer und Lautstärke),
dann könnte schließlich der Spielraum der Entscheidungen auf Null
reduziert erscheinen, und es bliebe nichts als der mechanische Ablauf,
die “totale Prädetermination”. In Wahrheit aber ist genau das Gegenteil
der Fall; denn jede neue Reihenschicht bringt zahllose neue
Verknüpfungsmöglichkeiten ins Spiel, und mit jedem neu eingeführten
Reihenzwang wächst und differenziert sich der Entscheidungskoeffizient.’
(Die Reihe, Heft III: musikalisches Handwerk, p.
8).
-
eind90
- Vanaf hier gebruikt Schat weer een
zwart lint.
-
eind91
- Volgens Alban Berg-biograaf Mosco Carner is de reeks die
alle intervallen uit het chromatisch opgevulde oktaaf bevat, ‘ontdekt’
door Fritz Heinrich Klein (1892-1977), leerling van Berg. Klein
beschreef dit onder meer in zijn geschrift Die Maschine,
eine extonale Selbstsatire (1921). Uit computerberekeningen is
inmiddels gebleken dat er niet minder dan 1928 van deze reeksen zijn te
vormen.
-
eind92
- Vanaf hier gebruikt Schat opnieuw een rood lint.
-
eind93
- Vanaf hier gaat Schat door met een
zwart lint.
-
eind94
-
Zeitmasse is een compositie voor fluit,
hobo, althobo, klarinet en fagot van Karlheinz Stockhausen uit
1955-56.
-
eind95
- Vanaf hier gaat Schat verder met een rood
lint.
-
eind96
- Vergelijk: het artikel Tooi die danseres na de idiotT
in De Toonklok op pagina 20-24, waarin Schat verder
theoretiseert over de symmetrische ‘Allintervallreihe’.
-
eind97
- Vanaf hier wordt de tekst met een zwart
lint voortgezet.
-
eind98
- Béla Bartók,
‘Selbstbiographie’. In: Eigene Schriften und Erinnerungen
der Freunde, p. 17. Het volledige citaat luidt: ‘übrigens
findet sich nirgends in der Welt wahres Interesse für diesen Zweig der
Musikwissenschaft [Bartók doelt op het muziekfolkloristische onderzoek;
E.V.] - möglicherweise hat er auch gar nicht jene Wichtigkeit, die ihm
von einigen seiner Fanatiker beigemessen wird!’
-
eind99
- De Benelux
Muziekweek/Belgisch-Nederlandse componistendagen 1958 (en tevens de
‘Tiende Muziekweek der Stichting Gaudeamus’) werd dat jaar voor het
eerst georganiseerd en duurde van 30 augustus tot en met 6 september. De
jury die verantwoordelijk was voor de geselecteerde werken bestond uit
Kees van Baaren, Léonce Gras, Roelof Krol en Ton de Leeuw. Mátyás Seiber
was leider van de componistencursus.
Op maandag 1 september was er
in de kro-Studio een concert door het Omroepkamerkoor
onder leiding van Antoon Krelage en door het Radio-Philharmonisch
Sextet. In het programmaboekje stonden de volgende werken aangekondigd:
Zoo (voor 4-stemmig gemengd koor) van Jean Absil,
Divertimento van Louis de Meester, Quatre Rondeaux van Jacqueline Fontijn, Ontmoeting van Cesar met Cleopatra van Jurriaan Andriessen,
Introitus. Motet van Jaap Geraedts, Trio voor fluit, hobo en fagot (1958) van Peter Schat en Le vrai visage de la paix van Rudolf Escher. Het
koorwerk van Escher werd eerder, op zaterdag 3 september 1955, tijdens
de ‘Internationale muziekweek ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan’
van Stichting Gaudeamus uitgevoerd door het Nederlands Kamerkoor onder
Felix de Nobel. Het was de eerste maal dat een compositie van Escher in
een Muziekweek tot klinken kwam. Schat was al in 1954 van de
partij.
-
eind100
- Vanaf hier gebruikt Schat een groter lettertype
en een grotere regelafstand.
-
eind101
- De Nederlandse première van de Achtste
Symfonie van Henk Badings vond plaats op 3 juli 1958 in De
Vereeniging te Nijmegen, als onderdeel van het Holland Festival.
Uitvoerenden waren het Radio Philharmonisch Orkest onder leiding van
Bernard Haitink. Aangezien daarna nog enkele uitvoeringen volgden, kon
niet met zekerheid worden vastgesteld waar Schat het werk heeft
gehoord.
-
eind102
- Vanaf hier wordt de brief afgerond met de
kleinste regelafstand.
-
eind103
-
Hymne du Grand Meaulnes (1950)
voor orkest, opgedragen aan Willem van Otterloo en het Residentie
Orkest. Als motto's voegde Escher twee tekstregels van Alain-Fournier
bij de partituur: ‘Ah! frère, compagnon, voyageur, comme nous étions
persuadés, tous deux, que le bonheur était proche, et qu'il allait
suffire de se mettre en chemin pour l'atteindre!... (uit Le
Grand Meaulnes) en ‘...cher pays de Sologne, inutile, taciturne
et profond’ (uit Lettres à sa famille).
-
eind104
- Bijs
(Beatrijs) Escher-Jongert (1915), echtgenote van Rudolf Escher. Schat
noemt haar in deze correspondentie stelselmatig ‘Beis’.
-
eind105
- Koen van Slogteren (1922). Eerste hoboïst bij
omroeporkesten, de Nederlandse Opera en het Nederlands Kamerorkest. Van
1952 tot 1971 was hij lid van het Danzi Kwintet. Als pedagoog was hij
verbonden aan de conservatoria van Maastricht (tot 1976), Amsterdam en
Zwolle.
-
eind107
- Escher retoucheerde de Hymne du Grand Meaulnes tweemaal. Eerst in 1952 en later, in
1958, opnieuw, met het oog op de uitvoeringen door het
Concertgebouworkest in januari 1959.
-
eind108
- Escher logeerde bij zijn zuster Lot
(Charlotte Schouten-Escher) in Bennekom.
-
eind109
- Kees van Baaren (1906-1970). Componist, pedagoog en
directeur van de conservatoria van Utrecht (1953-57) en Den Haag
(1958-70). Peter Schat studeerde van 1952 tot 1958 bij hem compositie,
eerst in Utrecht, later in Den Haag. In de compositieklas, die meestal
een keer per week op maandag samenkwam, zaten behalve Schat onder meer
Louis Andriessen, Reinbert de Leeuw, Misha Mengelberg, Jan van Vlijmen
en Joop Stokkermans. Van Baaren onderwees zijn leerlingen in harmonie en
contrapunt, maar ook in compositie ‘mit zwölf nur auf einander bezogenen
Tönen’.
-
eind110
- Dat was toen inderdaad nog het
geval.
-
eind111
- Het concert vond
plaats op 1 september 1958 in de kro-Studio.
-
eind112
- Schat
liep weg van de repetities en kwam niet naar de uitvoering van zijn Trio omdat hij niet meer geconfronteerd wilde worden
met een stuk waar hij zeer ontevreden over was. In gesprekken die ik in
de zomer van 1991 met hem voerde, sprak hij van ‘een vreselijk
maakwerk’.
-
eind113
- Antoon Krelage (1901-1981). Nederlands koordirigent
en pianist. Was van 1929 tot 1979 dirigent van De Stem des Volks.
-
eind114
- Op woensdag 7 en donderdag 8 januari 1959
speelde het Concertgebouworkest onder leiding van Bernard Haitink de
Amsterdamse première van Eschers orkestwerk Hymne du Grand
Meaulnes, in een programma met de Symfonie nr.
99 van Joseph Haydn en het Tweede Pianoconcert
van Johannes Brahms, met als solist Eugene Istomin.
-
eind115
- Bijnaam voor de Balkonzaal, achter het frontbalkon, in de Grote Zaal
van het Concertgebouw. Destijds werden daar tijdens concerten de deuren
opengezet en extra stoelen geplaatst, zodat het publiek vanaf die plaats
de uitvoering konden beluisteren. Tegenwoordig doet de zaal dienst als
foyer.
-
eind116
- Bernard Haitink
(1929). Was destijds chef-dirigent van het Radio Philharmonisch Orkest.
Sinds 1956 vervulde hij gastdirecties bij het Concertgebouworkest. Per 1
september 1961 werd hij officieel aangesteld als eerste dirigent. Aan
dit dienstverband kwam na 27 jaar op 1 september 1988 een einde. Sinds
het najaar van 1987 is hij musical director van The Royal Opera House Covent Garden en viert daarnaast
triomfen als gastdirigent bij de grote orkesten.
-
eind117
- Escher had in de aula van het Stedelijk Museum het tweede
concert in de serie ‘Experimentele Muziek’ bijgewoond, dat werd
georganiseerd door de Vereniging voor Hedendaagse Muziek. Het programma
bestond die avond uit: Quartett (1947-1949), voor
fluit, klarinet, fagot en hoorn van Hans Erich Apostel (1901-1972), Spectrogram opus 24 (1953), voor sopraan, fluit,
vibrafoons, 4 bekkens en tamtam van Bengt Hambraeus (1928), Streichtrio opus 20 (1927), voor viool, altviool en cello van
Anton Webern (1883-1945), Sonatine voor fluit en piano
(1946) van Pierre Boulez (1925) en Quintett opus 11,
voor fluit, hobo, klarinet, fagot en hoorn van René Leibowitz
(1913-1972). Uitvoerenden waren onder meer het Danzi Kwintet.
-
eind118
- Het Nederlands Studenten Orkest.
In 1959 werden er voor het zevende achtereenvolgende jaar uit
studentenkringen musici gerecruteerd, waarmee vervolgens het n.s.o. werd gevormd. Onder leiding van dirigent Jan
Brussen repeteerde het orkest in Bergen, Noord-Holland, van 7 tot 18
januari, ter voorbereiding op een toernee door Nederland ten bate van
het Studenten Asylfonds en het Nederlandse Studenten Sanatorium. Het was
de gewoonte dat het orkest een Nederlandse componist vroeg voor de
tournee een nieuw werk te schrijven. Ditmaal was daarvoor Rudolf Escher
aangezocht, op instigatie van Nico Olivier, directeur van de Nederlandse
afdeling van Pfizer n.v., een Amerikaanse
geneesmiddelenfabrikant, die optrad als belangrijkste geldschieter. Het
opdrachtwerk werd Eschers Tweede Symfonie. Het
programma waarmee het orkest op toernee ging bestond uit de Simple Symphony voor strijkorkest van Benjamin Britten, het
Fluitconcert in D (KV 314) van Mozart (solist:
Hubert Barwahser), de Tweede Symfonie van Franz
Schubert en de Tweede Symfonie van Rudolf Escher. Het
premièreconcert vond plaats op 19 januari in De Harmonie in Groningen.
Diezelfde maand volgden nog negen uitvoeringen.
-
eind119
- Jan Brussen (1918). Dirigent. Hij studeerde viool bij
Ferdinand Helman en orkestdirectie bij Paul van Kempen. Brussen werd in
november 1957 aangesteld als assistent-dirigent bij het
Concertgebouworkest, maar verliet Amsterdam toen hij per 1 maart 1960
als dirigent en artistiek leider van het Overijssels Philharmonisch
Orkest werd benoemd. Zijn grootste bekendheid dankt hij aan zijn twintig
jaren omvattende dirigentschap van het Nederlands Studenten
Orkest.
-
eind120
- Frans Vester
(1922-1987). Nederlandse fluitist en traverso-speler. Vester was vele
jaren als pedagoog verbonden aan het Koninklijk Conservatorium in Den
Haag en geldt als een pionier op het terrein van de achttiende- en
negentiende-eeuwse fluitmuziek.
-
eind121
- Na afloop van
het concert in de aula van het Stedelijk Museum was er gewoontegetrouw
gelegenheid tot een gedachtenwisseling over de uitgevoerde werken en ‘de
tendenties die eraan ten grondslag liggen’. Ditmaal gebeurde dat onder
voorzitterschap van Kees van Baaren. Per spreker was die avond ongeveer
drie minuten beschikbaar gesteld. In welke zin de discussie door Escher
als ‘knullig en teleurstellend’ werd ervaren, viel niet meer na te
gaan.
-
eind122
- Schat heeft inderdaad de structuren
van zijn Octet uit de doeken gedaan, maar gekleurde
lijntjes en cijfers kwamen er niet aan te pas.
-
eind124
- Destijds een kennis van Schat.
-
eind125
- De onderkop bij de recensie van
Van Delden uit Het Parool van dinsdag 20 januari 1959
luidt ‘Eschers tweede symfonie was teleurstellend’ (zie aanhangsel, p.
126).
-
eind126
- Op
zaterdag 24 januari 1959 speelde het n.s.o. Eschers
Tweede Symfonie in de Philips' Schouwburg te
Eindhoven.
-
eind127
- Escher
doelt op Nico Olivier, opdrachtgever van zijn Tweede
Symfonie. Olivier was in de Tweede Wereldoorlog commandant van
de Binnenlandse Strijdkrachten in Leiden en zat in de hongerwinter
ondergedoken in het ouderlijk huis van Escher. 's Avonds werd daar bij
kaarslicht gemusiceerd. Olivier bespeelde bij die gelegenheden de cello.
Na de bevrijding kreeg hij een baan bij het Ministerie van Oorlog, waar
hij op den duur vanwege zijn communistische sympathieën niet meer welkom
was. Pikant genoeg werd hij daarna directeur voor Nederland van een
Amerikaans bedrijf in farmaceutica, Pfizer n.v.. In
die functie ontpopte hij zich als kunstsponsor.
-
eind128
- Wim Kok (1910) was in die tijd
bedrijfsingenieur-conservator van het Laboratorium van de afdeling
Technische Natuurkunde der Technische Hogeschool in Delft. Voor de
Tweede Wereldoorlog studeerde Kok twee jaar orgel bij J.H. Besselaar jr.
aan het Rotterdams Conservatorium (Besselaar was ook leraar harmonie en
contrapunt van Escher). Na de bevrijding koos hij voor een studie
natuurkunde, gedwongen door de omstandigheden, want het conservatorium
was door het Duitse bombardement in de as gelegd. Na zijn dissertatie
richtte Kok in het Delftse laboratorium een kleine studio voor
elektronische muziek in. De studio bestond uit twee kleine kamers waarin
een Bechstein-vleugel, een kabinetorgel, een celesta en enkele lange
tafels vol apparatuur (toongeneratoren, filters, bandrecorders) stonden
opgesteld.
Op 28 september 1957 gaf Kok daar een openbare les,
waarbij hij onder meer ‘de fluit-zonder-boventonen, drieklanken met
glissandi, de filter, de knoppen der generatoren, die als geluidsbronnen
met onuitputtelijke mogelijkheden fungeren’ demonstreerde. Na afloop van
de les gaven twintig componisten (waaronder Escher en Schat) zich op
voor een cursus van ir. Kok ‘ter hantering van de apparaten’. (Citaten
uit Mens en Melodie, nr. 10, 1957, p. 322). Toen de
inrichting van de studio een half jaar later eenmaal was voltooid, begon
Kok met inleidende colleges over de behandeling, het gebruik en de
bediening van technische apparatuur, waarvoor bij zowel componisten,
musici als natuurkunde-studenten belangstelling bestond. In 1960
verhuisde het Technisch Laboratorium naar een ander pand en daarmee
hield de studio voor elektronische muziek in Delft op te bestaan, want
op de nieuwe locatie was daarvoor geen ruimte ingericht. ‘Voor
elektronische muziek moest je voortaan naar Utrecht,’ aldus Kok in een
gesprek dat ik in maart 1991 met hem had. Het beeld dat hij hier schetst
is overigens niet geheel juist, want toen in Delft de deuren per 1
september 1960 voor buitenstaanders werden gesloten, was de studio in
Utrecht nog niet operationeel. In Bilthoven werd in ‘Gaudeamus’ daarom
een tijdelijk onderkomen tot stand gebracht, dat onder leiding stond van
Jaap Vink en waarvoor de Nederlandse Radio Unie en de studio in Delft
apparatuur ter beschikking stelden. Deze studio verhuisde later naar de
Hilversumse Muziekschool en daarna naar het Conservatorium te
Arnhem. Eind 1960 was men in Utrecht zover dat door Dick
Raaijmakers samen met ir. Roelof Vermeulen een begin kon worden gemaakt
met een onderwijsprogramma, waarbij apparatuur werd gebruikt afkomstig
van het laboratorium van Philips. Vermeulen werd de directeur van de
studio. Na hem bekleedde ook Henk Badings gedurende korte tijd deze
functie. Inmiddels was er een gestaag groeiende stroom studenten en
componisten op gang gekomen (onder meer Jan Boerman, Hans Kox, Will
Eisma, Tom Dissevelt en ook Peter Schat en Rudolf Escher) die van de
studio gebruik maakten. In 1964 kregen Gottfried Michael Koenig en
Frank de Vries de leiding over de studio en hun onderwijsprogramma werd
door diverse componisten uit binnen- en buitenland gevolgd. Drie jaar
later, in 1967 werd de studio omgedoopt tot Instituut voor Sonologie,
dat in 1986 verhuisde naar het Koninklijk Conservatorium in Den
Haag.
-
eind129
- Het ging hoogstwaarschijnlijk om het
eerste deel van de Darmstädter Beiträge zur neuen
Musik. De artikelen waar Escher aan refereert waren in dat geval:
Luigi Nono - Entwicklung der Reihentechnik, Pierre
Boulez - Alea, Karlheinz Stockhausen - Sprache und Musik en Theodor Wiesengrund Adorno - Kriterien: aus der Einleitung eines Kranichsteiner
Vortragszyklus.
-
eind130
- Escher doelt op de uitvoering in De
Rustende Jager te Bergen.
-
eind131
- Zover kwam het niet. Escher heeft de
kamer van Schat nooit gezien.
-
eind132
- Het poststempel vermeldt de datum 27 1
1959.
-
eind133
- In Tivoli, op 28 januari 1959.
-
eind134
- In het voorjaar van 1959 werkte Schat
aan Mozaïeken voor orkest.
-
eind135
- Op 19 maart vond
in het gebouw Marcanti te Amsterdam de eerste uitvoering plaats van Hylas, muziekspel voor jeugd (1956-58), voor
jongenskoor, gemengd koor en schoolorkest, op teksten van Escher en Theo
Vesseur. De laatste was tevens de regisseur. De muzikale leiding was in
handen van Johan Ligtelijn. De hoofdrolspelers: Frank Carmiggelt als
Hylas, Maarten van Haagen als diens vriend Roland en Cox Habbema als het
meisje Narda. Escher componeerde het werk in opdracht van het Montessori
Lyceum in Amsterdam, waarbij de mogelijkheden van het Montessori Lyceum
Orkest als uitgangspunt waren genomen. Het onderwerp van het verhaal
werd door de leerlingen aangedragen, opdat het volledig bij hun
problematiek zou aansluiten. Tussen januari en oktober 1956 schreef
Escher de particel. De orkestratie voltooide hij tussen 31 januari en
maart 1958, in Bennekom. Het werk werd opgedragen aan A.E.S. Osterkamp
(oud-rectrix), Jan de Boer (de muziekleraar van de school) en de
oud-leerlingen Michiel Janse, Rik Kroon en Paul Rutgers van der Loeff.
Hylas verscheen ook op de plaat (Sondisko 95741;
niet meer in de handel).
-
eind136
- Op 26 maart 1959, ook in Marcanti. Na deze opvoering, die op
8 april 1959 via de radio kon worden beluisterd, kwam het werk nooit
meer tot klinken. In november 1960 trok Escher Hylas
terug uit het fonds van zijn uitgever.
-
eind137
- Schats controverse met zijn ouders is
achteraf terug te brengen tot de sleutelwoorden ‘seks’ en ‘geloof’.
Bovendien toonden de ouders van Schat weinig belangstelling voor zijn
artistieke bezigheden. Tekenend in dit verband is het feit dat zijn
vader niet kwam luisteren naar de première van het Septet, omdat deze op een zondag plaatsvond.
-
eind138
- Schat had een beurs aangevraagd bij
het Ministerie van o.k. en w. voor
zijn studie bij Seiber in Londen, waarmee hij in oktober 1959 zou
beginnen.
-
eind140
- Anton Webern (1883-1945). Oostenrijks componist, musicoloog
en dirigent. Studeerde van 1904 tot 1908 bij Schönberg en vormde samen
met Alban Berg en hun beider leermeester de zogenaamde Tweede Weense
School. Weberns vaak korte, heldere en buitengewoon hecht
gestructureerde composities waren een zeer belangrijke bron van
inspiratie voor de generatie componisten die na 1945 van zich deed
spreken. De Fünf Sätze für Streichquartett werden
geschreven in 1905.
-
eind141
- Op donderdag 7 maart 1959 werd de Prof. van der Leeuwprijs aan Escher
uitgereikt voor Le tombeau de Ravel en aan Hendrik
Andriessen voor zijn Symfonische Etude. De commissie
die tot de toekenning had besloten, bestond uit Jan Mul, Guillaume
Landré, Willem van Otterloo en Bernard Wagemans (hoofd van de afdeling
‘Muziek en Dans’ van het Ministerie van o.k. en w.). De uitreiking van de prijs, die mogelijk werd
gemaakt door Philips Phonografische Industrie, vond plaats op 7 januari
1960 in de hal van het Ministerie van o.k. en w. in Den Haag en werd verricht door de toenmalige
staatssecretaris van dat departement, mr. Y. Scholten. In het dankwoord
noemde Escher ‘de grammofoonplaat een goed propagandamiddel, dat ook
voor het muziekonderwijs zeer zeker van groot nut is’. Een
langspeelplaat met beide prijswinnende werken kreeg in 1961 een Edison
in de categorie ‘Nederlandse Producties’.
-
eind142
-
Le grand Meaulnes (1913) is de enige roman
van de Franse literator Alain-Fournier (pseudoniem van Henri-Alban
Fournier), die leefde van 1886 tot 1914.
-
eind143
- Michel Eyquem de Montaigne (1533-1592). Frans filosoof. De
Essais (geschreven vanaf 1572) gelden als zijn
hoofdwerk.
-
eind144
- De plannen werden die zomer bijna alle verwezenlijkt. Alleen
een bezoek aan het kasteel van Montaigne werd opgeschort tot een
volgende vakantie.
-
eind145
- Eschers belangstelling voor het land van Plato blijkt onder meer uit
een grote collectie boeken die hij in de loop der jaren over dit
onderwerp verzamelde (zie De boekenkasten van het
Singel). Een reis naar Griekenland zou Escher pas jaren later
ondernemen.
-
eind146
- Hans Henkemans (1913). Studeerde
geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Utrecht en compositie bij Willem
Pijper. Henkemans had tussen 1946 en 1969 een zeer succesvolle carrière
als concertpianist. Vooral als Debussy- en Mozartinterpreet bracht hij
het tot grote vermaardheid. Daarnaast wijdde hij zich aan de
psychiatrie. In 1981 promoveerde hij aan de Universiteit van Amsterdam
op een proefschrift over therapie van psychische stoornissen bij
kunstenaars.
-
eind147
- In een telefonisch onderhoud in
maart 1991 zei Henkemans dat hij zich dat gesprek niet meer voor de
geest kon halen: ‘dat gesprek met Escher, daar herinner ik me geen barst
van’. Het kan echter niet geheel worden uitgesloten dat hij in het
gesprek met Escher een mening verkondigde die in grote lijnen
overeenkomt met twee artikelen die hij later in Mens en
Melodie zou publiceren. In deze artikelen, te weten ‘Horen en
zien vergaan’ uit 1967 (jaargang XXII, nr. 3) en ‘Elektronische muziek’
uit 1970 (Jubileumnummer december 1970) ontvouwt Henkemans zijn visie op
de avantgarde-muziek uit de jaren vijftig.
In ‘Horen en zien
vergaan’ stelt hij dat de ‘actuele’ muziek (door hem ‘soniek’ genoemd)
in tegenstelling tot de ‘traditionele’ muziek niet appelleert aan
emotionaliteit en esthetica. Hij schrijft dat muziek tot in de jaren
vijftig ‘de tussenstof was tussen de emotionaliteit van haar schepper
enerzijds, de ontvankelijkheid van de toehoorder anderzijds’, en dat ‘de
directe relatie tussen een bewogenheid van de componist, en het, via de
muzikale tussenstof, op overeenkonstige wijze ontroerd-worden van de
toehoorder wordt ontkend, vermeden of geminimaliseerd’. Zijn conclusie
is dat artistieke identificatie, van zowel musicus als toehoorder met de
‘actuele muziek’ tot een onmogelijkheid wordt, omdat zij niet meer
‘associatief-emotioneel’ aangrijpt.
-
eind148
- Schat zou die zomer niet naar Spanje gaan, maar naar Livorno
in Italië, waar zijn gefortuneerde, in Londen woonachtige oom een huis
had gehuurd.
-
eind149
- Zes kilometer ten zuidoosten van Sennecey, met uitzicht op de plaats
Tournus, tussen Chalon-sur-Saône en Mâcon, in de Bourgogne.
-
eind150
- In de Duitse plaats
Darmstadt werd vanaf 1946, door toedoen van de musicoloog dr. Wolfgang
Steinecke (1910-1961), eerst jaarlijks en vanaf 1970 tweejaarlijks de
Internationale Ferienkurse für Neue Musik des
Kranichsteiner Musikinstituts in Verbindung mit den Tagen für neue
Musik des Hessischen Rundfunks georganiseerd. In 1960 duurde de
zomerkursus van 6 tot 16 juli. Vanaf 1949 (het jaar waarin Messiaens
pianowerk Mode de valeurs et d'intensités in première
ging) groeide Darmstadt uit tot hèt bolwerk van de serialistisch
georiënteerde muzikale avant-garde (le temple de la musique
moderne, schreef Messiaen ooit). Behalve concerten werden er
ook lezingen, analyses en compositiecursussen van Stockhausen, Boulez,
Nono, Pousseur, Cage en vele andere componisten georganiseerd, die
elkaar op die wijze op de hoogte hielden van de meest recente
ontwikkelingen in de toonkunst.
Sinds 1958 zijn er jaarlijks (vanaf
1970 tweejaarlijks) banden verschenen onder de titel Darmstädter Beiträge zur neuen Musik, met artikelen van
componisten, musicologen en musici (Stockhausen, Boulez, Ferneyhough,
Rihm, Murail, Adorno, Dahlhaus, Kolisch, Palm, Kontarsky, om er enkelen
te noemen). Na de dood van Steinecke nam Ernst Thomas het roer over,
zowel van de Ferienkurse als de Beiträge. Schat is in totaal driemaal in Darmstadt geweest, in
1959, 1960 en 1984. In 1959 en 1960 nam hij deel aan de zomercursus. Het
bezoek aan Darmstadt in 1984 hield verband met een lezing over De
Toonklok, Schats componeersysteem.
-
eind151
- De ‘elfde Muziekweek
der Stichting Gaudeamus’ duurde van 5 tot en met 13 september 1959.
Tijdens deze Muziekweek gingen Schats Octet en zijn
Mozaïeken in première. Johan Otten voerde Eschers
Sonatine voor piano uit.
-
eind152
-
Inscripties voor piano opus 6. Ton
Hartsuiker bracht het werk op 30 januari 1960 in Zwolle in
première.
-
eind153
- Volgens de componist knip- en plakwerk met gemodificeerde
Hammondorgelklanken, vervaardigd in de studio van de Nederlandse Radio
Unie in Hilversum.
-
eind154
- Escher werkte verwoed aan het Trio à
cordes, voor viool, altviool en cello. Het werk werd geschreven in
opdracht van het Natuurkundig Laboratorium van de n.v. Philips Gloeilampenfabrieken, ter gelegenheid van het
afscheid van zijn directeur, ir. Roelof Vermeulen. Op 18 augustus 1959
had ir. Franssen namens Philips een bezoek gebracht aan Escher in
Amsterdam, met het verzoek een stuk te componeren voor Vermeulen, dat
door hem (Vermeulen speelde viool) samen met zijn vrouw (cello) en
dochter (altviool) zou kunnen worden uitgevoerd. Escher nam de opdracht
aan omdat hij altijd al een strijktrio had willen schrijven. Het
contract werd op 21 augustus opgemaakt. Op 1 oktober was het stuk
gereed. Het was de laatste compositie die hij een nummer gaf (opus
33).
De eerste (besloten) uitvoering vond plaats op 10 oktober
1959, in de Collegezaal van het Natuurkundig Laboratorium in Eindhoven.
De musici waren Joke Vermeulen (viool), Bouw Lemkes (altviool) en Anner
Bijlsma (cello). De eerste openbare uitvoering was op 17 januari 1960 in
het Philips Ontstpannings Centrum. De musici waren toen Paula van Gilst
(viool), Wim Coolen (altviool) en Rob Gradstein (cello). Escher
gebruikte een tekst van Montaigne als motto: ‘Ce n'est pas une legiere
partie que de faire seurement sa retraicte’.
-
eind155
- De
moeilijkheidsgraad van het Trio à cordes in aanmerking
genomen, is het de vraag in hoeverre Escher in dit stuk met de ‘eisen
van amateurisme’ rekening heeft gehouden...
-
eind156
- Escher had een afkeer van de
kletsica der presentatoren, van storingen en het ander ongerief dat zich
tijdens het luisteren naar de radio placht voor te doen.
-
eind157
- Er waren
rechtstreekse radio-uitzendingen van de concerten op zondag 6 september
(aanvang 14.20 uur, in de avro-Studio in Hilversum,
met op het programma onder meer Schats Octet), op
woensdag 9 september (aanvang 20.00 uur, in de kro-Studio in Hilversum, met onder meer Schats Mozaïeken) en op donderdag 10 september (aanvang 20.00 uur, in
de kro-Studio, met onder meer een uitvoering van
Eschers Sonatine).
-
eind158
- Roelof Krol (1914-1972).
Nederlandse cellist en dirigent. Als cellist was hij tot 1950 verbonden
aan het Concertgebouworkest. Daarna werd hij benoemd tot dirigent van
het Omroepkamerorkest van de Nederlandse Radio Unie, een positie die hij
samen met Maurits van den Berg bekleedde.
-
eind159
- Schat studeerde sinds oktober 1959 bij Mátyás
Seiber in Londen.
-
eind160
-
Cryptogamen voor
bariton en orkest werd van de eerste tot en met de laatste noot in
Londen gecomponeerd en daar in de maanden oktober en november 1959 in
partituur gebracht. Op 20 november zette Schat de laatste dubbele
streep. Het stuk beleefde zijn première voor de Brusselse radio in de
serie ‘Confrontaties met een moderne esthetiek’ op 29 september 1961
tijdens de Belgisch-Nederlandse Muziekdagen. Daniël Sternefeld leidde
het Symfonieorkest van de brt en de vocale solist was
Rom Kalma (bariton). Cryptogamen werd pas in 1983 voor
het eerst (en vooralsnog het laatst) in Nederland uitgevoerd door het
Rotterdams Philharmonisch Orkest onder leiding van Richard Dufallo met
de bariton John Bröcheler. Het woord ‘Cryptogamen’ is ontleend aan de
gelijknamige verzamelbundels met gedichten van Gerrit Achterberg.
-
eind161
- Als tekst koos Schat vijf gedichten uit bundel Stof
(1946) van Gerrit Achterberg: Lithosfeer, Rood, Brons,
Rook en Steen. De zangpartij is in beide talen in
de partituur afgedrukt. De zanger kan een keuze maken. In het Frans
luidt de bundel Matière en zijn de titels: Lithosphère, Rouge, Bronze, Fume, Pierre. De
vertalingen werden verzorgd door F.H Temple, H.J. Beuker en
Caris.
-
eind162
- Mátyás Seiber (1905-1960). Britse componist van
Hongaarse origine. Studeerde compositie bij Kodály. Maakte vanaf 1928
naam als docent, eerst in Frankfurt aan de Hochschule (waar hij les gaf
in de theorie en praktijk van de jazzmuziek, destijds een unieke
leeropdracht) en later, vanaf 1935, in Engeland. In 1942 kreeg hij op
instigatie van Michael Tippett een aanstelling aan het Morley College in
Londen, waar hij onder meer harmonieleer en compositie doceerde.
Daarnaast gaf hij ook privélessen en in die hoedanigheid was Schat een
van zijn leerlingen. In 1957 en 1958 maakte Seiber veel indruk tijdens
de Gaudeamus Muziekweek, waar hij lezingen verzorgde (over ‘muziek en
film’ en ‘muziek en hoorspel’), discussies leidde en werken van jonge
componisten analyseerde op een manier die alom groot respect afdwong. Op
25 september 1960 kwam Seiber om het leven bij een auto-ongeluk in
Zuid-Afrika, waar hij op bezoek was voor lezingen aan het conservatorium
van Kaapstad.
-
eind163
- Parc des Buttes Chaumont in het
noordoosten van Parijs.
-
eind164
- Onder meer de concerten van de Society for the promotion
of new music, die in de regel gratis konden worden bezocht,
dankzij nuttige contacten met Engelse componisten als Harrison
Birtwistle, Alexander Goehr en Peter Maxwell Davies.
-
eind165
- Tijdens de zeereis
die Escher met zijn vriend Jan Willem Schouten tussen 1 augustus en 7
september 1932 maakte in de hoop de door hem zeer bewonderde dichter
Slauerhoff te ontmoeten, werd ook London aangedaan.
-
eind166
- Jan Odé (1906-1991). Pianist. Vanaf 1935
was hij hoofdleraar piano aan het Amsterdams(ch) Conservatorium en
tussen 1956 en 1969 tevens directeur van deze instelling. Hij verzorgde
onder andere de eerste openbare uitvoering van Eschers Arcana Musae Dona.
-
eind167
- Mr. Jacobus van Nus, destijds directeur van het
Bureau voor Muziekauteursrecht (Buma).
-
eind168
- Het betrof het eerste concert in de zeer goed bezochte serie
‘Experimentele muziek’ die de Nederlandse Vereniging voor Hedendaagse
Muziek, het geesteskind van Daniël Ruyneman, dat seizoen (en in
voorgaande) organiseerde. De uitvoering van het Septet
vond plaats in de Kleine Zaal van het Concertgebouw door leden van het
Danzi Kwintet met medewerking van Anner Bijlsma (cello), Theo Bruins
(piano) en Jan Labordus (slagwerk). Het programma bestond verder uit de
Quatro fabulas (1944) van Esteban Eitler
(1913-1960) door Elisabeth Lugt, sopraan, met leden van het Danzi
Kwintet), het Quintett (1952) van Hans Werner Henze
(door het Danzi Kwintet), de Structures pour deux pianos
(premier livre) (1951-52) van Pierre Boulez (door de pianisten
Alfons en Alois Kontarsky) en Zyklus für einen
Schlagzeuger (1959) van Karlheinz Stockhausen (door Christoph
Caskel).
-
eind169
- Door het Orchestre de Chambre de
Strasbourg onder leiding van Ernest Bour.
-
eind170
- Hans Werner Henze (1926). Duits
componist. Niet onmiddellijk het boegbeeld van de toenmalige avantgarde,
maar iemand die tegen alle heersende stromen in een eigen, gematigd
moderne koers bleef varen.
-
eind171
-
Histoire du
soldat (1918) voor verteller en een ensemble bestaand uit
klarinet, fagot, cornet à pistons, trombone, viool, contrabas en
slagwerker (2 trommels, bekkens, tamboerijn en triangel). Naast de
volledige elfdelige versie bestaan er ook reducties, waaronder de
bekende Suite in acht delen.
-
eind172
- In Zyklus heeft de slagwerker veel
vrijheid ten aanzien van zijn interpretatie. De grafisch/spatieel
genoteerde partituur staat de uitvoerende toe het stuk op elke
willekeurige pagina te beginnen; ‘onderweg’ biedt de notentekst de
mogelijkheid te kiezen uit alternatieve routes enzovoorts. Dat het door
Escher bekritiseerde ‘aleatorisch element’ niet zou ‘werken’ (lees: te
horen is), geldt alleen voor een uitvoering als geïsoleerde gebeurtenis.
Bij vergelijking van verschillende interpretaties zou Eschers oordeel
wellicht enige nuancering behoeven.
-
eind173
- Eschers spelling van
de titel is onjuist; het moet zijn: ‘Mozaïeken’.
-
eind174
- Jaap Spek (1929). Werkte twee jaar, van 1958 tot 1960, in de studio
voor elektronische muziek van de Technische Hogeschool te Delft. Daarna
was hij in de jaren 1963-1967 assistent van Stockhausen in de Studio für elektronische Musik van de nwdr te Keulen. Sinds 1967 woont en werkt hij in de Verenigde
Staten. Sindsdien is Spek onder meer actief als geluidstechnicus aan de
Universiteit van Illinois, Champaign-Urbana. In 1991 was hij nauw
betrokken bij een cd-opname van Stockhausens Kontakte.
-
eind176
- Vermoedelijk als gevolg van Eschers onhandigheid met de apparatuur in
combinatie met het ‘moeilijke karakter’ van Spek. In welingelichte
kringen wordt er over Speks psyche doorgaans in minder eufemistische
bewoordingen gesproken.
-
eind177
- Hendrik Mol (1917-1980) studeerde tussen 1933 en 1939
elektrotechniek aan de Technische Hogeschool Delft. Daarna was hij
werkzaam bij het Centraal Laboratorium van de PTT (het latere Dr. Neher
Lab), waar hij zich bezighield met geluidsoverdracht bij
telefoonverbindingen. In 1949 promoveerde Mol op onderzoeken naar de
functies van het menselijk gehoororgaan in relatie tot auditieve
perceptie en in datzelfde jaar werd hij gevraagd als akoestisch adviseur
bij de Keel, Neus en Oor Kliniek van de Leidse Universiteit. Daar maakte
hij uitvoerig studie van het oor (in het bijzonder het middenoor). In
1954 werd hij in Leiden aangesteld als lector in de fonetische
wetenschappen en ging muziekakoestiek doceren. Vier jaar later werd hij
de opvolger van prof. dr. Louise Kaiser aan de Universiteit van
Amsterdam. Centraal bij zijn wetenschappelijk onderzoek stond menselijke
communicatie, toegespitst op de beperkingen van de spraak en het oor.
Daartoe ontwierp hij onder meer modellen van het gehoororgaan en de
stemspleet en experimenteerde daarnaast met spraaksimulatoren.
-
eind178
- Hendrik Mol had bij zijn
benoeming tot hoogleraar in de fonetische wetenschappen aan de
Universiteit van Amsterdam als voorwaarde gesteld dat er zou worden
gestreefd naar een uitbreiding en nieuwe behuizing van het sinds 1932
bestaande fonetisch instituut. Het was de bedoeling in dat pand een
instituut voor psycho-akoestiek in te richten, waar ook een
elektronische studio deel van zou uitmaken. Deze zou niet alleen
fonetisch onderzoek moeten dienen, maar ook ter beschikking moeten staan
van componisten. Van realisering van de plannen, zoals deze in de brief
naar voren komen, kwam uiteindelijk weinig terecht. Pas na de verhuizing
in 1966 van de Jodenbreestraat naar de Herengracht werd in het fonetisch
lab een elektronische studio ingericht. Deze was weliswaar beter
geoutilleerd dan die in het oude pand, maar kon zich evenwel niet meten
met de apparatuur in de elektronische studio van de Universiteit Utrecht
aan de Plompetorengracht. Componisten togen in die tijd derhalve vooral
naar Utrecht. De studio aan de Herengracht werd voornamelijk gebruikt
door fonetici. Eschers belangstelling voor elektronische muziek was toen
echter allang een gepasseerd station. Zijn belangstelling voor
audio-fysiologie en psycho-akoestiek zou daarentegen in de loop der
jaren alleen maar toenemen.
-
eind179
- Daar was men druk doende met de
verhuizing. Zie ook noot 127.
-
eind180
- Een elektronische studio in Utrecht zou nog tot het einde
van 1960 op zich laten wachten. Zie ook noot 127.
-
eind181
- Bandlus of tape loop.
Door het begin en het eind van een band, waarop een akoestisch of
elektronisch signaal is vastgelegd, aan elkaar te plakken, ontstaat een
lus, die bij afspelen de klanken op het stukje band eindeloos blijft
herhalen.
-
eind182
- In het Escher-archief viel deze tekening niet te
achterhalen. Wel de rol millimeterpapier, vrijwel volledig intact,
waaruit kan worden opgemaakt dat Escher niet of nauwelijks gebruik heeft
gemaakt van zijn aankoop.
-
eind183
- De tertsfilter
hoort tot de zogenaamde banddoorlaatfilters. Hierbij worden uitsluitend
toonhoogten uit een vooraf te bepalen en in te stellen frequentiegebied
doorgelaten en alle andere onderdrukt. Het klinkend resultaat is een
constant blijvend interval (hier: een terts).
-
eind184
- Schat dateerde brief abusievelijk 3 januari
1959.
-
eind185
- Al in 1955 experimenteerde Schat met elektronische muziek in de studio
van de Nederlandse Radio Unie, die tot stand was gekomen onder
supervisie van de Duitse informatica specialist dr. Werner Meyer-Eppler
(1913-1960). Voor zover bekend zijn hier geen opnamen van bewaard
gebleven. Daarnaast was Schat een van de componisten die zich in 1957 en
1958 in Delft met elektronica bezighielden. Tussen 1958 en 1960
produceerden dertien componisten achttien min of meer volledige werken,
waarvan er een aantal voor films, toneelstukken en televisie (Escher!)
werden gebruikt. Study van Peter Schat was in die
dagen een werk dat veelvuldig tot klinken kwam. Hoewel het stuk later
door de componist werd teruggetrokken en het tegenwoordig dan ook niet
meer op de officiële werkenlijst voorkomt, weerhield dit Schat er niet
van zich in later jaren weer op het terrein van de elektronische muziek
te begeven.
In 1957-1958 ging hij geregeld naar de studio in Delft
en tussen november 1964 en april 1965 componeerde hij in de studio van
de Universiteit Utrecht aan de Plompetorengracht de elektronische muziek
voor zijn muziektheaterwerk Labyrint. Met hetzelfde
muzikale materiaal stelde Schat ook een bandcompositie samen, onder de
titel De Aleph, bestaande uit langs elektronische weg
gemanipuleerde geluiden van de menselijke stem. Daarnaast zou hij later
veelvuldig gebruik maken van elektronische geluidsversterking, in Thema voor geëlektrificeerde hobo en orkest (1970),
To You voor sopraan, gitaren, toetsinstrumenten,
tollen en elektronica (1972), Het vijfde seizoen,
geschreven voor het Amsterdams Elektrisch Circus (1973) en Houdini, een circus-opera. Elektronische muziek in strikte zin
heeft hij sinds Study echter niet meer
geschreven.
-
eind186
- György
Ligeti, ‘Pierre Boulez: Entscheidung und Automatik in der Structure ia’. Die Reihe: [Heft IV] junge
Komponisten, p. 38-63.
-
eind187
- Schat refereert aan het artikel ‘Hans Werner Henze’ van
Rudolf Stephan, waarin de auteur erop wijst dat Henzes houding ten
opzichte van seriële muziek duidelijk maakt dat hij ‘keine besonders
innigen Beziehungen zu dieser konstruktiven Richtung unterhält’. Ook
stelt Stephan vast dat Henze ‘die Zwölftontechnik in ganz
unschönbergischen Sinn anwendet’ (Die Reihe, [Heft
IV], p. 32 en 36).
-
eind188
- Schat doelt op
Structures Ia van Boulez.
-
eind189
- Zinsnede
uit het artikel van Ligeti, p. 46.
-
eind190
- Ligeti constateert op pagina 4 van zijn artikel ‘ein winziger
Fabrikationsfehler, der das Gesamtmuster nicht allzusehr stört’. Boulez
gebruikt in maat 32-39 bij een kreeftomkering plus transpositie van de
Tonqualitätsreihe namelijk twee verkeerde
intervallen. Ligeti houdt Boulez de hand boven het hoofd door de
opmerking dat het wellicht om een ‘kleine Revolte gegen das machinelle’
gaat, al geeft hij toe dat zoiets onmogelijk met zekerheid te zeggen is.
Maar even verderop verliest hij alsnog zijn geduld, wanneer hij in
diezelfde maten nog een aantal afwijkingen van de strenge ordening
aantreft: ‘Hatte etwa Boulez beim Komponieren dieses Abschnittes einen
slechten Tag?’
-
eind191
- Door
de vertaling van een tooninterval in een cijfer (de kleine secunde is
één halve toon verwijderd van de uitgangspositie en krijgt cijfer 1; het
octaaf ligt twaalf halve tonen verder dan de uitgangstoon en krijgt dus
het cijfer 12) kunnen er door de componist bij de bewerking van zijn
‘reeksen’, rijen met getallen worden genoteerd die het overzicht op de
seriële verwerking en bewerking van de toonintervallen ten goede komen.
Schat spreekt in dit verband over ‘rekenstaten’. Ter illustratie: in Grundlagen der musikalischen Reihentechnik van Herbert
Eimert zijn op de pagina's 72-86 enkele van die rekenstaten
opgenomen.
-
eind193
- Dit is het concert van 1 december 1959 waarover Escher in
brief nr. 27 schrijft.
-
eind194
- Op 27 maart 1959
speelde het Radio Kamerorkest Mozaïeken in
Tivoli.
-
eind195
- Opera-oratorium in twee aktes naar Sofokles uit 1927 van Igor
Stravinsky op teksten van Jean Cocteau. Schat hoorde en zag een
uitvoering waarbij Stravinsky optrad als dirigent en Cocteau als
verteller.
-
eind196
-
Hertog Blauwbaards Burcht, opera in een akte (1911,
gereviseerd in 1912 en 1918) van Béla Bartók, op een libretto van Béla
Balázs.
-
eind197
- ‘Comédie musicale’ van Maurice Ravel op een libretto
van Franc-Nohain, gecomponeerd in 1907-09.
-
eind198
- Het ging om het toneelstuk The Cave
Dwellers (1958) van de Amerikaanse schrijver William Saroyan
(1908-1981). Schat schreef Saroyan een brief met het verzoek de tekst te
mogen gebruiken, maar de auteur verleende geen toestemming en gaf te
kennen dat hij juridische stappen zou nemen indien de componist geen
gehoor zou geven aan de weigering. Schat zag dan ook van zijn plannen
af.
-
eind199
- Geschreven in Londen in 1959, voltooid in Zwitserland in
februari 1960 en opgedragen aan Roelof Krol en het Radio Kamer
Orkest.
-
eind201
- De plaat met Le tombeau de Ravel
van Escher en Symfonische Etude van Hendrik
Andriessen, uitgevoerd door het Concertgebouworkest onder leiding van
Bernard Haitink, zou in 1960 verschijnen.
-
eind202
- Het bleef bij
een belofte. De exemplaren van het tijdschrift staan nog altijd in
Schats boekenkast.
-
eind203
- De Internationale Ferienkurse für Neue
Musik werd in 1960 voor de vijftiende keer in Darmstadt
georganiseerd, van 6 tot 16 juli. Behalve concerten en analyses waren er
lezingen van Pierre Boulez (hij hield er vijf), Karlheinz Stockhausen,
Luigi Nono, Henri Pousseur, Mauricio Kagel en Stefan Wolpe (allen één
voordracht).
-
eind204
- De datum van
het bezoek was niet te achterhalen.
-
eind205
- De term ‘neo-klassiek’ wordt in het algemeen
spraakgebruik gereserveerd voor de muziek die Stravinsky componeerde in
de periode die wordt begrensd door de werken Pulcinella (1919) en The Rake's Progress
(1948-51).
-
eind206
- Zie onder meer De quintencirkel. opstellen
over muziek, p. 112-118 en 142; en De stemvork:
opstellen over muziek, p. 16 en 37-41.
-
eind207
- Antoine Goléa
(1906-1980). Frans Germanist en violist van Roemeense afkomst. Hij
volgde aan de Sorbonne colleges muziekgeschiedenis bij Paul-Marie Masson
en schreef onder andere Esthétique de la musique
contemporaine (1954), Rencontres avec Pierre
Boulez (1958) en Rencontres avec Olivier
Messiaen (1960).
-
eind208
- In de
Internationale Muziekweek 1960 van de Stichting Gaudeamus, die gehouden
werd van 3 tot en met 11 september, bracht het Radio Kamer Orkest onder
leiding van Maurits van den Berg op dinsdag 6 september de Concerto da camera van Schat in première.
-
eind209
- Escher verving samen met André Jurres
de oorspronkelijke juryleden Frank Martin en Guillaume Landré, die
weliswaar de ingezonden werken hadden geselecteerd, maar niet in staat
bleken de concerten bij te wonen. Kees van Baaren, de derde persoon die
deel uitmaakte van de oorspronkelijke jury, was wel van de partij.
Gedrieën kenden zij de door de avro uitgeloofde prijs
voor het beste strijkkwartet toe aan Lars Johan Werle voor zijn werk Pentagram. Na het slotconcert deelde de jury mede, dat
Pentagram van Werle ook het meest in aanmerking
kwam voor de door het Prins Bernhard Fonds gefinancierde prijs voor het
beste werk van de Muziekweek. De geldprijs die door de ‘Vrienden van het
Brabants Orkest’ beschikbaar was gesteld voor de beste compositie voor
strijkorkest - alleen leden van Gaudeamus kwamen daarvoor in aanmerking
- bleef in portefeuille. De jury maakte bekend ‘dat er volgens haar geen
termen aanwezig waren de prijs uit te reiken’.
-
eind210
-
Metamorfosi voor
kamerorkest van de Zweedse componist, dirigent, pedagoog en
muziekrecensent Lennart Hedwall (1932).
-
eind211
- Eschers bespreking met Jan Odé had
vermoedelijk betrekking op de datum waarop met de lessen in het
Studiecentrum voor Hedendaagse Muziek zou worden begonnen. Aangenomen
mag worden dat tijdens de bespreking werd besloten de lessen vanaf 8
november een aanvang te laten nemen, zodat er voldoende tijd was voor
Eschers reis naar Boulez in Baden-Baden. Het ‘werkbezoek’ zou
uiteindelijk plaatsvinden in de eerste week van novemer 1960,
onmiddellijk voorafgaand aan de eerste cursusweek.
-
eind212
- Schat
studeerde inmiddels bij Pierre Boulez en woonde in de Nussbaumstrasse 2
te Muttenz, een plaats in de Rijnvlakte, ten zuidoosten van Bazel, in
het halfkanton Bazelland.
-
eind213
- Of de beide componisten elkaar na de
Gaudeamus Muziekweek van 1960 en vóór Schats vertrek naar Hamburg en
Bazel nog hebben ontmoet, is onduidelijk.
-
eind214
-
Carréfür
4 Orchester und Chöre (1958-60) van Karlheinz Stockhausen werd
gecomponeerd in opdracht van de Norddeutsche Rundfunk Hamburg voor de
concertserie ‘Das Neue Werk’. Het stuk beleefde zijn première op 28
oktober 1960 in de Hamburgse Festhalle Planten un
Blomen. Het koor en symfonie-orkest van de NDR (in vier groepen
gesplitst en opgesteld) stond onder leiding van Mauricio Kagel,
Karlheinz Stockhausen, Andrzej Markowski en Michael Gielen. Achterop één
van de partituren van Carré die bij Universal zijn
uitgegeven (vier banden, voor elk orkest één) staat een foto, waarop
Peter Schat is vereeuwigd terwijl hij een blik op de noten werpt,
tijdens de pauze van een repetitie.
-
eind215
-
Entelechie 1 voor vijf groepen instrumenten (1960 - 6
juni 61). Het werk werd gecomponeerd in opdracht van de Südwestfunk
Baden Baden en beleefde zijn première tijdens de Donaueschinger
Musiktage van 1961. De dirigent was Hans Rosbaud. De Nederlandse
première vond plaats op 6 februari 1963 in het Amsterdamse
Concertgebouw. Het Concertgebouworkest werd bij die gelegenheid
gedirigeerd door Pierre Boulez.
-
eind216
- Vergelijk De Toonklok, p. 15-16.
-
eind217
- Schat wist zich de namen niet meer te
herinneren.
-
eind218
- José Ortega y Gasset
(1883-1955). Spaans cultuurfilosoof en cultuurcriticus, die uit zijn
vaderland vertrok toen Franco aan de macht kwam. Schat las in die tijd
onder andere De opstand der horden (1929).
-
eind219
- Eschers datering, 27 ix 1960,
is onjuist, aangezien de inhoud van deze brief naadloos aansluit op de
voorgaande.
-
eind221
- Escher was te pessimistisch. Carré werd op dinsdag 19
oktober 1971 in de Scheveningse Kurzaal tweemaal op één concert (samen
met werken van Van Baaren en Louis Andriessen) uitgevoerd door het
Residentie Orkest, het ncrv Vocaal Ensemble en het
Nederlands Kamerkoor. De dirigenten waren Gilbert Amy, Richard Dufallo
(hij verving Cristobal Halffter, die oorspronkelijk was benaderd),
Michael Tabachnik en Lucas Vis.
-
eind222
- Op 15 juni
1959 werd Piet Heuwekemeijer benoemd tot directeur van de Nederlandse
Orkeststichting tot beheer van het Concertgebouworkest. Als aanvoerder
van de tweede violen van het Concertgebouworkest werd hem toen eervol
ontslag verleend. Daarmee eindigde tevens zijn lidmaatschap van de
Vereniging Het Concertgebouworchest. Voor zijn ‘grote en nauwelijks te
schatten verdiensten’, met name in de na-oorlogse jaren, werd hem met
algemene stemmen het erelidmaatschap van de Vereniging toegekend.
-
eind+
- volgens verhalen; ik was er zelf natuurlijk
niet.
-
eind223
- Eschers bezoek aan Boulez duurde van vrijdag 4 tot en met maandag 7
november. Het werkschema zag er als volgt uit: vrijdag 4 november:
analyse van 11.00 tot 13.00 uur; zaterdag 5 november: analyse van 9.30
tot 12.30 uur; zondag 6 november: analyse van 9.30 tot 15.30 uur;
maandag 7 november: analyse van 9.30 tot het begin van de middag. Escher
bracht zijn bevindingen met rode, groene, paarse en zwarte pennen aan in
zakpartituren van Improvisation sur Mallarmé i en Improvisation sur Mallarmé ii, die speciaal voor dit doel in september
1960 waren aangeschaft.
-
eind224
- Voordat Escher op bezoek ging bij Boulez noemde hij het werk consequent
‘Pli selon pli - Portrait de Mallarmé’. Boulez-biograaf Dominique Jameux
onderscheidt zes stadia in de ontstaansgeschiedenis van Pli
selon pli. Ten tijde van Echers ontmoeting met Boulez was het
werk in fase drie. In 1957 schreef Boulez Deux
improvisations sur Mallarmé: ‘Le vierge, le vivace et le bel
aujourd'hui’, voor sopraan, harp, vibrafoon, glockenspiel, slagwerk, en
‘Une dentelle s'abolit’, voor sopraan, piano, celesta, harp, vibrafoon,
glockenspiel en slagwerk. Beide stukken konden zelfstandig op een
concert worden uitgevoerd. In 1959 en 1960 componeerde Boulez een derde
Improvisation sur Mallarmé: ‘A la nue accablante
tu’, voor sopraan en ensemble, alsmede de twee hoekdelen Tombeau, voor sopraan en orkest, en Don,
voor sopraan en piano (later uitgewerkt voor orkest). In Keulen hoorde
Escher het werk met de pianoversie van Don.
-
eind225
- Zie Rudolf Escher: Debussy: actueel verleden, samengesteld en bewerkt
door D.J. Hamoen en E. Schönberger. Beknopte aantekeningen voor het
hoofdstuk ‘Natuur’ en ‘wereld’ als inspiratiebronnen voor
Debussy (p. 147-166) behoorden tot het tekstmateriaal dat
Escher gebruikte voor de cursus waarover hij hier schrijft. De overige
teksten en analyses in het boek zijn van latere datum.
-
eind226
-
Univers de Rimbaud (cinq poèmes d'Arthur
Rimbaud), Ier Cycle voor tenor en orkest, zou in zijn
definitieve versie pas tussen maart 1969 en augustus 1970 ontstaan.
Hoewel Escher plannen koesterde voor meerdere Rimbaud-cycli (voor
solisten, koor en instrumenten; voor koor a cappella) brachten deze het
nooit tot het stadium van voltooiing.
-
eind227
- De volgende werken werden
onvoorwaardelijk teruggenomen: Sonate voor violoncello
solo (opus 11), Toneelmuziek bij De poort van
Ishtar (opus 13), Concerto voor strijkorkest
(opus 14), Sonata per violino e pianoforte (opus 18).
Voorwaardelijk nam Escher terug: La Vie du Sieur de
Dalibray, acht liederen voor tenor en piano (opus 15), Symfonie nr. 1 (opus 26) en de muziek, het libretto en
de partituur van het schoolspel Hylas (opus 30). Zie
ook de brief op p. 145, waarin Escher zijn besluit meedeelt aan André
Jurres, de toenmalige directeur van Donemus.
-
eind228
- Thornton Niven
Wilder (1897-1975). Amerikaans roman- en toneelschrijver.
-
eind229
- Escher doelt
op de plannen die hij koesterde voor een Derde
Symfonie, voor twee orkesten en vier geluidssporen. In juni en juli
1961 werkte hij in de Studio voor Elektronische Muziek (STEM) te Utrecht
aan de klanksporen, waarvan de realisatie nauwkeurig op schrift werd
gesteld met behulp van tekeningen, grafieken, schema's en
klankbeschrijvingen. De Derde Symfonie heeft het als
zelfstandige compositie nooit tot volle wasdom gebracht. Via allerlei
omwegen kwamen er uiteindelijk fragmenten in Summer rites
at noon (1957-1971) terecht. Dit werk werd door Escher slechts
in particel voltooid. Jan van Vlijmen werkte van 1984 tot 1987 aan een
orkestratie annex bewerking, die in 1988 door het Koninklijk
Concertgebouworkest onder leiding van Riccardo Chailly in première werd
gebracht.
-
eind230
- De
uitzending vond plaats op 24 december 1960.
-
eind231
- Het toneelstuk The Long Christmas Dinner (1931) is afkomstig uit de
gelijknamige bundel met zes korte eenakters van Wilder.
-
eind233
- De elektronische muziek werd
tussen 11 en 19 december 1960 in de Delftse studio opgenomen.
-
eind234
- Verdeling van het octaaf in twaalf gelijke stappen van een
halve toon.
-
eind235
- Schat heeft nooit een onderdeel van de cursus
bijgewoond.
-
eind236
- Schat doelt op het maandelijks muziektijdschrift Mens en Melodie, dat in 1946 mede werd opgericht door
Wouter Paap (1908-1981). Door het onnoemlijk aantal artikelen dat Paap
schreef, in dagbladen, en tussen 1946 en 1975 vooral in Mens en Melodie waarvan hij in die periode hoofdredacteur was,
geldt hij als dè chroniqueur van het na-oorlogse muziekleven in
Nederland. Behalve artikelen schreef hij ook bijna twintig boeken over
uiteenlopende (muzikale) onderwerpen en bekleedde daarnaast talloze
functies.
-
eind237
- Naast muziek heeft Donemus tussen 1948 en 1989 ook
tijdschriften (promotiebladen) uitgegeven: van 1948 tot 1957 Muzikaal perspectief van 1958 tot 1974 Sonorum speculum (waar Schat in De wereld
chromatisch op pagina 79 enkele weinig vleiende woorden aan
wijdt) en van 1975 tot 1989 Key Notes: musical life in the
Netherlands. Niet alleen bedacht Schat de naam voor dit laatste
periodiek, hij maakte vanaf nummer 1 tot en met nummer 19 deel uit van
de redactie. Op 8 juli 1984 trad hij officieel uit de editorial board vanwege ‘redactionele onenigheid’. Het lijdt
geen twijfel dat Key Notes in de ogen van Peter Schat,
in tegenstelling tot Sonorum speculum wèl een blad was
dat voldeed aan de criteria die hij impliciet in deze brief naar voren
brengt. In maart 1992 werd het tijdschrift weer nieuw leven
ingeblazen.
-
eind238
- Dat
artikel is nooit gepubliceerd.
-
eind239
- Dr. Jos Wouters (1914-1985).
Nederlands musicoloog. Was destijds voorzitter van Donemus en hoofd van
de afdeling Muziek van Radio Nederland Wereldomroep. Hij gaf geregeld
lezingen over hedendaagse Nederlandse muziek in het buitenland.
-
eind240
- Mr. Evert A.G. Brautigam (1923) was
destijds de directie-secretaris van Donemus en als zodanig onder meer
belast met het promotiebeleid.
-
eind241
- Het betrof de Nederlandse Muziekdagen, die van 24 tot 28 mei 1961 in
Maastricht werden georganiseerd onder auspiciën van de stichting
Nederlandse Muziekbelangen. In de gehoorzaal van het Bonnefantenmuseum
was een avond met kamermuziek van Schat, Jurriaan Andriessen, Nico
Schuyt, Jan Mul, Hans Henkemans, Léon Orthel, Cor de Groot en Oscar van
Hemel.
-
eind242
- Mogelijk doelt Schat op de reis naar Straatsburg die hij
samen met Escher ondernam. Daarbij werd zowel gelift als Maastricht
aangedaan, maar van liften ìn Maastricht was geen sprake. Het is dan ook
waarschijnlijk dat Schat zich hier vergist (zie p. 115 voor Eschers
beschrijving van hun gezamenlijke tocht).
|