Het vermakelyke minne-spel, of toneel der liefde
(ca. 1730)–Jakobus Rosseau– Auteursrechtvrij
[pagina 89]
| |
Oude Schoelie,
Loop vry voor den bruinen Foelie,
Dronke Swyn,
Brandewyn,
Zal uw beul en moorder zyn.
Wel sprak Floris wat een praat,
Zeg waar staat?
Dat men zig te buiten gaat,
Door het drinken,
En rinkinken,
Daar de volle glazen klinken,
Malle Pry,
Van myn zei,
Eer ik u de bek op snei.
Wel sprak Marrie gaat jou gang,
'k Ben niet bang,
Al waar 't mes nog eens zo lang,
Kyk wat pasjes,
En graumasjes,
En veel raare wissiewasjes,
Dat gy maakt:
Zeg hoe smaakt
U de kost daar gy van braakt?
Ik wil zuipen sprak de Vrind,
Nog een pint,
Al uw praten is maar wind,
| |
[pagina 90]
| |
Brandemoris,
Die niet goor is,
Dat is regte knap voor Floris,
Vatje dat?
Jou karpat,
Morssebel, en kleutergat.
Wel jou dronken slobberdoes,
Even kroes,
Gy zuipt dagelyks een roes,
En uw snater,
Vuile prater,
Gaat trots een bezeete Sater,
'k Wou kedaar,
Dat je waar
In de hel, jou treuzelaar.
Hier op dronk hem Floris zat,
Aan het nat,
Riep daar is nog meer in 't vat:
Lag te snurken,
Als de Turken,
't Wyf riep hooft der dronke schurken,
Wyl gy slaapt,
Geeuwt en gaapt,
Gy niet met het mesje schraapt.
Vrouwen waar is grooter kruis?
Dan u Man steeds dronken thuis.
|
|