De tijd zal het leren
(1974)–Jos de Roo– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||
1.0 InleidingDe visie van menig literatuurtheoreticus op de fabel is ambivalent. Dat blijkt onder meer bij Maatje die de opvatting niet deelt dat het sujet op de fabel gebaseerd zou zijn. Hij acht dit slechts een wijze van spreken. Anderzijds is volgens hem ‘het begrippenpaar fabel/sujet waarschijnlijk onmisbaar voor een analyse van b.v. de epische tijdsbehandeling’Ga naar eind1. Het lijkt erop dat Maatje het begrip fabel het liefst zou willen uitbannen, maar er om praktische redenen niet buiten kan. Ik vermoed dat de theoretische bezwaren voortspruiten uit het feit dat men de fabel op een of andere wijze associeert met de auteursintentie, een begrip dat bij de structurele benaderingswijze in een kwade reuk staat. Met een formulering als ‘de fabel, plot of intrigue is de inhoud die in het sujet pas zijn literaire ‘vorm’ krijgt’,Ga naar eind2 wordt op zijn minst gesuggereerd dat de auteur eerst een chronologisch geordend plan ontwerpt (de fabel) en dit door tijdsomzettingen omwerkt tot de volgorde zoals die in de roman gegeven wordt (het sujet). Een voorstelling van zaken als deze is inderdaad uiterst speculatief en Maatje heeft hier dan ook terecht bezwaren tegen. De theoretische bedenkingen tegen het begrip fabel vervallen echter als men de fabel niet meer als startpunt van het schrijven beschouwt, maar als aspect van de lézersactiviteit. In de volgende paragraaf zal ik aan de hand van enkele zinnen uit Sarnami, hai trachten deze bewerking te bewijzen. | |||||||||||
1.1 Fabel en lezer‘1951 is gisteren, het verleden. 1951 is vandaag, morgen. Nu’Ga naar eind3. Zo eindigt de eerste alinea van het eerste hoofdstuk. Op blz. 62 merkt de lezer dat het verhaal-nu juni 1952 is. Hij kan dan het verhaal-nu van het begin bepalen op mei 1952. Doet de lezer dit niet, dan ontgaat het hem dat niet 1952, maar 1951 een ‘tijdloos’ jaartal is. De zinnen uit het begin van het verhaal blijven weliswaar merkwaardig, maar de lezer kan denken aan de spreuk van Bilderdijk: ‘In het heden ligt het verleden, in het nu wat worden zal.’ Heeft men echter geconstateerd dat het nú 1952 is, dan staat men meteen voor het probleem waarom, in afwijking van het normale spraakgebruik, de tijdloosheid aan een jaartal uit het verléden wordt toegekend. De oplossing van dit raadsel staat op blz. 26: de moeder is in 1951 gestorven. Ook dit antwoord houdt weer een vraag in: wat is het verband tussen het sterven van haar moeder, de tijdloosheid, de emigratie en de handeling van de eerste bladzijde? Op blz. 12 wordt er relatie gelegd tussen de handeling en de dood van haar moeder: | |||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||
‘Langer dan een jaar heeft zij gezocht naar deze vrouw die voor haar moeder heeft gezorgd toen die nog een kind was.’ De dood van de moeder is dus de oorzaak van de speurtocht naar Ajodiadei. Dit sterfgeval blijkt voor Sita het symbool te zijn van de ellende die zij meemaakt. Zij ziet het overlijden van haar moeder enerzijds als gevolg van een doen over haar huis en anderzijds heeft de dood van haar moeder weer nieuwe rampspoed gebracht. Haar vader gaat nu immers veel naar Roekminia, waar Sita zich allesbehalve op haar gemak voelt. Een van de incidenten die daar voorvallen, heeft ten gevolge dat Sita denkt: ‘Ik wil weten wat de oorsprong is van al deze ellende die over ons huis is gekomen’ (blz. 36). Zij zoekt de bron van al het kwaad in een drama dat zich afgespeeld moet hebben in de tijd van de immigratie. Dit drama was er tevens de oorzaak van dat haar moeder bij Ajodiadei in huis kwam. Zo heeft de lezer verband gelegd tussen de dood van de moeder, de emigratie en het gaan naar Ajodiadei. Wat dit alles met de gesignaleerde tijdloosheid te maken heeft, komt elders ter sprake.Ga naar eind4 In feite is de lezer in het voorafgaande bezig geweest aan het maken van de fabel. Hij heeft op een rijtje gezet:
Door het voorgaande te doen, komt de lezer de coherentie van de tekst op het spoor. De causale verbanden worden hem daardoor duidelijk. Doet de lezer dit speurwerk in gedachten niet, dan leert hij de tekst slechts oppervlakkig kennen en ontgaan hem de diepere verbanden. De zo vaak benadrukte lezersactiviteit bestaat voor een deel uit het construeren van de fabel. Er zullen ongetwijfeld verschillen tussen de diverse romans zijn, maar in een werk als Sarnami, hai is geïmpliceerd dat de lezer dit doet. Zo er in verband met de fabel van een auteursintentie gesproken kan worden, dan is het deze: de schrijfster heeft het werk zo geschreven dat de lezer de fabel moet construeren. Uit het voorgaande zal duidelijk zijn dat het gebruiken van de fabel bij een structuuronderzoek naar mijn mening niet alleen prak- | |||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||
tisch, maar ook theoretisch een legitieme zaak is. | |||||||||||
1.2 De fabel van ‘Sarnami, hai’Omwille van de leesbaarheid worden de berekeningen voor de vertelde tijd in de voetnoten gegeven. Degenen die wel geloven dat de vertelde tijd juist berekend is, kunnen ze overslaan. In 1916Ga naar eind5 besluiten de in Calcutta wonende Harynarain Hirjalie en zijn vrouw Janakya India te verlaten. Zij gaan als contractarbeiders naar Suriname. Daar wordt in 1918 een dochter geboren, Radjkumarie.Ga naar eind6 Tussen de ouders speelt zich een drama af, waarover de lezer in het ongewisse blijft. Het is mogelijk dat er een andere vrouw in het spel is, Ajodiadei. Uiterlijk 1923 sterft JanakyaGa naar eind7. Zelfmoord moet niet uitgesloten worden geacht. De vader verlaat Suriname. Een en ander heeft ten gevolge dat de ruim vierjarige Radjkumarie naar Koffiedjompo gaat en daar op hardvochtige wijze door Ajodiadei grootgebracht wordt. Op een gegeven moment ontvlucht ze echter haar mensonwaardige omstandigheden. Ze trouwt en in 1936 wordt Sita geboren. Haar huwelijk heeft echter meer weg van een koude oorlog, dan van een veilige haven. Omstreeks 1940 bezoekt de moeder met haar dochter een aantal malen Ajodiadei, wellicht om foto's van haar ouders op te eisen. In 1946 wordt een zoon geboren. De gezondheid van Radjkumarie laat te wensen over en na veel vergeefs gedokterd te hebben sterft ze, ook geestelijk een wrak, in 1951. Dit sterfgeval wordt door Sita gezien als een bevestiging van een vloek die over haar familie is gekomen. De enige die zij uit het verleden bij naam kent, is Ajodiadei. Een jaar lang zoekt zij vergeefs naar haar, maar tenslotte blijkt een marktvrouw haar adres te weten. Op haar zestiende verjaardag, op 16 mei 1952,Ga naar eind8 heeft ze na schooltijd een gesprek met Agnes, een vriendin/rivale van school die na het behalen van het mulodiploma naar Hongkong zal vertrekken. Sita vindt alleen de gedachte aan afscheidnemen al afschuwelijk. Zij gaat naar Roekminia, de vrouw bij wie haar vader veel vertoeft en niet uitsluitend om zaken te doen met haar man, Soekhoe. De toestand daar deprimeert haar: Ata wordt misbruikt voor huishoudelijk werk, hij is schuw tegen haar, ze vermoedt dat Soekhoe uit is op de financiële ondergang van haar vader, de broer van Soekhoe -Ram- heeft attenties jegens haar waar ze niet van gediend is en haar vader tenslotte beledigt haar. Ze besluit Ajodiadei te gaan opzoekenGa naar eind9. De ontvangst door deze drankzuchtige vrouw is allesbehalve vriendelijk. Ze laat zich niet uithoren en weet door allerlei sugges- | |||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||
ties de raadsels van het verleden nog te vergroten. Wel krijgt Sita foto's van haar grootouders mee. Als ze weggaat roept Ajodiadei haar na: ‘Je bent precies je grootvader...’ Thuisgekomen bekijkt Sita de foto's, die haar niets wijzer maken omtrent het verleden. Ze beseft dat dit een af gesloten geheel vormt, waar ze de geheimen toch niet van kan ontsluieren. De volgende dag is Soekhia er, omdat de vader voor zaken naar Saramacca is. Ze is een oudere zus van Roekmien, waar Sita goed mee kan opschieten. Ze brengt een uitnodiging van Islam over het huwelijk van zijn broer bij te wonen. Ook de vriendin van Sita, Selinha, komt. Die praat vrijmoedig over sexuele zaken, wat Sita niet alleen ergert, maar waardoor ze ook gevoelens van haat tegen haar eigen lichaam krijgt. Het samenzijn van beide vriendinnen wordt door Abdulkhan gestoord die zijn dochter een pak slaag komt geven omdat ze een vriendje heeft. De avond van de vierentwintigste mei krijgt Sita haar eerste menstruatie. Ze is er erg ziek van, maar door een drankje dat Selinha meebrengt, voelt ze zich op 26 mei al een stuk beter. De voorgevoelens van Sita ten aanzien van de onbetrouwbaarheid van Soekhoe en Ramessar blijken juist te zijn geweest. Haar vader gaat failliet door hun bedrog. Door zijn vakmanschap komt hij deze slag in korte tijd weer te bovenGa naar eind10. Er is hierdoor wel een abrupt einde gekomen aan zijn bezoeken aan Roekmien. Ook de relatie tussen Soekhia en Sita verkoelt door het gebeurde. Sita en Selinha slagen voor het mulo-examen. Sita gaat naar de middelbare school en Selinha naar kantoor. Een jaar gaat voorbij zonder dat er iets bijzonders gebeurt. In augustus 1953Ga naar eind11 vertelt Selinha dat ze in verwachting is. Radj trekt bij haar in, wat om godsdienstige en raciale redenen een breuk met zijn familie inhoudt. Ongeveer in januari 1954Ga naar eind12 wacht Islam Sita in het donker op en hij probeert haar te kussen. Sita moet daar niets van hebben. Islam zoekt nu zijn toevlucht in het schrijven van brieven die Sita verwarren, omdat ze haar strijdig lijken met zijn brute optreden. Selinha vertrekt met man en kind naar Nickerie. Sita's vader verbiedt haar de grote vakantie bij Selinha door te brengen. Een toevallige ontmoeting met Islam heeft tot gevolg dat Sita in de vakantie regelmatig afspraakjes met hem maakt. Desondanks is haar houding tweeslachtig: enerzijds wordt zij door de saaiheid van haar leven en het autoritaire gezag van haar vader telkens weer naar Islam gedreven, anderzijds wil ze hem niet meer ontmoeten. Als de school begonnen is, beperkt ze haar contacten met Islam. Deze neemt dat niet en om zijn ergerlijke gedrag verbreekt Sita de relatie. Islam maakt het echter weer goed en in november 1954 vindt | |||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||
de eerste coïtus plaats. Eind mei 1955, als Sita aan de schriftelijke eindexamens bezig is, scheldt de jaloerse Islam haar uit voor hoer. Sita verbreekt de relatie voor de tweede keer, waarbij ze triomfantelijk opmerkt nu tenminste geen huissloof te zullen worden zoals de zusters en schoonzusters van Islam. Als ze geslaagd is voor het examen, vraagt ze haar vader of ze in Nederland mag gaan studeren. Deze weigert, omdat het nu Ata's beurt is. In juli heeft ze zekerheid dat Islam haar bewust zwanger heeft gemaakt. Ze gaat naar het huis van Azaat, Islams broer. Als Islam komt en net doet of hij haar niet ziet, besluit ze zelfmoord te plegen. Islam gaat haar echter achterna. Sita woont nu met Islam bij Azaat in. Het samenzijn met de onzindelijke Popkia is voor haar een hel. Op de trouwdag vraagt ze Islam zo gauw mogelijk een huis te huren. Soekhia komt haar opzoeken. Zij weet een leegstaande woningGa naar eind13. Islam ontpopt zich hoe langer hoe meer als een man die Sita op haar (vooral sexuele) plichten wijst. Hierdoor gaat ze van hem walgen. In februari 1956 wordt een jongen geboren. Sita geeft hem de naam van haar broer. Door een ruzie tussen Soekhia en Selinha wordt het Sita wel heel duidelijk dat zij een uitzichtloos huwelijk heeft gesloten. In juni verlaat Islam het huis met de bedreiging dat hij eens terug zal komen. Sita besluit te sparen om toch naar Nederland te kunnen gaan. Als ze de foto's van haar grootouders nog eens bekijkt, valt haar vooral de parallellie tussen haar levensloop en die van haar grootvader op. Zij verscheurt de foto's. Via Ata stuurt haar vader geld. Eind november gaat ze naar hem toe om te vragen of haar kind bij hem in huis mag komen, als zij naar Nederland gaatGa naar eind14. Hierna schrijft zij brieven aan Islam met het verzoek haar te verstoten. De eerste helft van december wordt gevuld met allerlei voorbereidingen voor het vertrek. De avond voordat Sita haar kind naar haar vader zal brengen, komt Islam. Deze is bereid haar te verstoten, op voorwaarde dat hij het kind krijgt. Sita moet hierop ingaan. Islam verdwijnt met haar zoon. |
|