De Nederlandsche Tyrtaeus. Liederen voor de verdedigers des vaderlands. Deel 1(1830)–C.P.E. Robidé van der Aa– Auteursrechtvrij Vorige [pagina 12] [p. 12] Lied van een meisje, bij het vertrek der vrijwilligers. Wijze: Sonnez, sonnez. Marcheren, (bis.) Komt, toont nu d' ouden moed! Als 't Neêrland en Oranje geldt, Zij ieder jongeling een held! Marcheren, (bis.) Wie telt er goed en bloed! Marcheren, (bis.) Ginds wappert de oproervaan. Komt, braven! haalt hem van den top, En zet er Neêrlands vlag weêr op! Marcheren, (bis.) Wie durft u wederstaan! Marcheren, (bis.) Is alles, wat men hoort. Ja, onze dappren trekken heen, En 't arme meisje blijft alleen. Marcheren, (bis.) Is 't algemeene woord. [pagina 13] [p. 13] Marcheren, (bis.) Mijn Willem trekt te veld. Al welt er in mijn oog een traan, Ik zie toch welgemoed hem gaan. Marcheren, (bis.) Ook Willem is een held. Marcheren, (bis.) Weg met den laffen gast, Die nu bij moeders kolen zit, Hij is een nachtkaars zonder pit. Marcheren, (bis.) Is 't geen een' jongman past. Marcheren, (bis.) Mijn Willem! was uw keus; Wat u gebeure ik blijf u trouw, En keert gij weêr, ik word uw vrouw. Marcheren, (bis.) Blijve aller dappren leus! Vorige