De geestelijke goudschaele
(1683)–Hendrik Rintjes– AuteursrechtvrijZijnde een versameling van een goedt getal uitgesochte geestelijke liedekens en psalmen
Stemme: Och God van Hemel siet daer inGhy kleyne Christen hoopken och!Ga naar margenoot+
Moet wassen en vermeeren,
Ghy zijt soo kleyn een schaere doch,Ga naar margenoot+
Wilt Godt met wercken eeren:
Siet niet op werelt, vleesch noch bloet,
Noch op dit kleyn verganckelijck goet,Ga naar margenoot+
Maer slechts op ‘t woordt des HeerenGa naar margenoot+
2. Lieve Christen vergaderingh,Ga naar margenoot+
Ghy zijt van kleynen hoope,Ga naar margenoot+
Vermaent malkander sonderlingh,Ga naar margenoot+
Dat niemant ‘t ruym door loope:
Slaet altoos op malkander acht
Wacht dat niemandt van ons gheslacht,Ga naar margenoot+
Sijn eerst gheboort verkoopeGa naar margenoot+
3. Christen ghy heylich Priesterdom,Ga naar margenoot+
Gaet niet op duyster weghen,Ga naar margenoot+
Siet niet met Loths Huys Vrouw weeromGa naar margenoot+
Daer ghy zijt uyt ghesteghen:Ga naar margenoot+
Wie aen den Ploech houdt en om siet,Ga naar margenoot+
Die en is nut totten Rijck Godts niet,Ga naar margenoot+
Dus wandelt doch te deghenGa naar margenoot+
| |
[pagina 50]
| |
4. Kinders Godts neemt u tijdt wel waer
Ga naar margenoot+’t Is schier de laetste stonde,
Ga naar margenoot+Wordt nu niet mat noch wanckelbaer,
Ga naar margenoot+In Godes woort bevonden:
Ga naar margenoot+En laet de liefde niet worden koudt,
Ga naar margenoot+Maer waeckt, bidt, altoos jonck en oudt,
Ga naar margenoot+Vyerich uyt herten gronden.
5. Och sticht malkanderen dach en nacht,
Ga naar margenoot+Vermaent den een den ander.
Ga naar margenoot+Wacht dat niemandt van ons gheslacht,
Ga naar margenoot+In ‘t ongheloof verander:
Wacht dat men niet quaets van u hoort:
Ga naar margenoot+Maer leert, straft, dreycht malkander.
6. Eert Godt met liefder sonder smert,
Ga naar margenoot+Met herten, tonghen, monden,
Ga naar margenoot+Wacht dat niemant is een boos hert
Ga naar margenoot+Des ondeuchts wordt bevonden:
Ga naar margenoot+’t Welck treedt van Godt en sijn Ghemeent
Siet toe dat niemandt wordt versteent,
Door valsch bedroch der zonden.
7. Godt wilt alleen nae volghen sijn,
Ga naar margenoot+Toont in als een nieu leven,
Ga naar margenoot+Laet Gods woordt niety ghelastert zijn,
Ga naar margenoot+Wilt goet exempel gheven:
Ga naar margenoot+Weest ghy een spieghel alle man,
Ga naar margenoot+Dat men van u niet segghen kan,
Ga naar margenoot+Dat ghy quaet hebt bedreven.
8. Met wercken wilt volbrenghen wel,
Ga naar margenoot+Dat ghy met u tonghe spreecket,
Wilt metter daet volbrenghen snel,
Dat u van Godt wordt ontdecket,
| |
[pagina 51]
| |
Wilt met den mont belijden niet,Ga naar margenoot+
En loochenent met de wercken siet,
Goet te doen niet en vertrecket.
9. Werck en daet wilt bewijsen jent,Ga naar margenoot+
Dat ghy zijt rechte Christen,
De Boom men aen zijn vruchten kent,Ga naar margenoot+
Dus hebt gheen arghelisten,
Volcht vyerich nae u Heer u Godt!Ga naar margenoot+
Hebt hem lief en houdt sijn ghebodt,Ga naar margenoot+
Schout alle AntechristenGa naar margenoot+
10. Dat niemant Gods genaed’ versuymt,
Op datter niet een quadeGa naar margenoot+
Een bitter wortel uyt en schuymt,Ga naar margenoot+
En doet soo u ziel schade,Ga naar margenoot+
En gheeft laster noch arghenis,Ga naar margenoot+
Noch oock gheen quaet ghetuyghenis,Ga naar margenoot+
En wijckt soo van Gods padeGa naar margenoot+
11. Leven wilt nae Godt woort en leer,Ga naar margenoot+
Wilt in als ghelijck wesenGa naar margenoot+
U Vader, Meester, ende HeerGa naar margenoot+
Volcht recht in als nae desen:
Bewijst met werck en daet altijt
Dat ghy oprecht herboren zijt,Ga naar margenoot+
En dat ghy Godt gaet vresen.
12. Doch wilt Godt u Prince u Heer,
Met werck en daet belijden,
Soeckt meer Gods eer dan ‘s menschen leer
Wilt voor de waerheyt strijden,Ga naar margenoot+
Met ooghen traen, ick u vermaen,Ga naar margenoot+
Wijckt gheensins van de rechte barn:Ga naar margenoot+
Hinght niet aen beyde zijdenGa naar margenoot+
|
|