Stichtelijk sang-prieel, belommerd met het Hooge lied Salomons, ende andere heilige gesangen
(1686)–Wiete Ringers– Auteursrechtvrij
[pagina 213]
| |
Ga naar margenoot(1) Koom, loov Jehova, loov hem bli:
Want goed is hi:
Sijn groote goedertierenheid
Die blijvt, die blijvt, die blijvt in eeuwigheid.
Ga naar margenoot(2) Koom sing den God der goden lov;
G' hebt deunens stos:
Want sijne goedertierenheid
Die blijvt, die blijvt, die blijvt in eeuwigheid.
Ga naar margenoot(3) Prijs aller heeren Opper-heer,
Verbreid sijn eer:
Want sijne goedertierenheid
Die blijvt, die blijvt, die blijvt in eeuwigheid.
Ga naar margenoot(4) Hem, die so menig wonder-werk
Doet kragtig-sterk:
Koom, loov hem; want sijn goedigheid
Die blijvt, die blijvt, die blijvt in eeuwigheid.
| |
[pagina 214]
| |
Ga naar margenoot(5) Die 't hemel-welv heeft uitgespand,
Met groot verstand:
Koom, loov hem; want sijn goedigheid
Die blijvt, die blijvt, die blijvt in eeuwigheid.
Ga naar margenoot(6) Die 't drooge land, die 't water-nest
Heeft vast gevest:
Koom, loov hem; want sijn goedigheid
Die blijvt, die blijvt, die blijvt in eeuwigheid.
Ga naar margenoot(7) Die groote fakkels heeft gesteld
In 't hemel-veld:
Koom, loov hem; want sijn goedigheid
Die blijvt, die blijvt, die blijvt in eeuwigheid.
Ga naar margenoot(8) Hi schiep de son, wiens blond gesicht
De dag verlicht:
Koom, loov hem; want sijn goedigheid
Die blijvt, die blijvt, die blijvt in eeuwigheid.
| |
[pagina 215]
| |
Ga naar margenoot(9) Wrocht maan en sterren, daar de nacht
Door wordt versacht:
Koom, loov hem; want sijn goedigheid
Die blijvt, die blijvt, die blijvt in eeuwigheid.
Ga naar margenoot(10) Die 't Nijl-volk sloeg, dat plaagend' oord,
Haar eerst geboort:
Koom, loov hem; want sijn goedigheid
Die blijvt, die blijvt, die blijvt in eeuwigheid.
Ga naar margenoot(11) Die Isr'el uit dat boos geslacht
Heeft uitgebragt:
Koom, loov hem; want sijn goedigheid
Die blijvt, die blijvt, die blijvt in eeuwigheid.
Ga naar margenoot(12) Doen bleek sijn macht, sijn sterke hand,
En groot verstand:
Koom, loov hem; want sijn goedigheid
Die blijvt, die blijvt, die blijvt in eeuwigheid.
| |
[pagina 216]
| |
Ga naar margenoot(13) Die 't vloeijend' nat der Roode see
Verdeeld' in twee:
Koom, loov hem; want sijn goedigheid
Die blijvt, die blijvt, die blijvt in eeuwigheid.
Ga naar margenoot(14) En gav, dat Isr'el daar gansch droog
Te voet door toog:
Koom, loov hem; want sijn goedigheid
Die blijvt, die blijvt, die blijvt in eeuwigheid.
Ga naar margenoot(15) Die Phar'o en sijn heir-kracht mee
Verdrinken dee:
Koom, loov hem; want sijn goedigheid
Die blijvt, die blijvt, die blijvt in eeuwigheid.
Ga naar margenoot(16) Die Jacobs volk in de woestijn
Tot loots woud' sijn:
Koom, loov hem; want sijn goedigheid
Die blijvt, die blijvt, die blijvt in eeuwigheid.
| |
[pagina 217]
| |
Ga naar margenoot(17) Die menig vorst, die scepter droeg,
Geheel versloeg:
Koom, loov hem; want sijn goedigheid
Die blijvt, die blijvt, die blijvt in eeuwigheid.
Ga naar margenoot(18) Die koppen, schoon door 't kroonen-dak,
Haar leeven brak:
Koom, loov hem; want sijn goedigheid
Die blijvt, die blijvt, die blijvt in eeuwigheid
Ga naar margenoot(19) Hi maakte Sihon, d' Amorijt,
Sijn adem quijt:
Koom, loov hem; want sijn goedigheid
Die blijvt, die blijvt, die blijvt in eeuwigheid.
Ga naar margenoot(20) En hi heeft Og ook, Basans hoofd,
Van macht beroovd:
Koom, loov hem; want sijn goedigheid
Die blijvt, die blijvt, die blijvt in eeuwigheid.
| |
[pagina 218]
| |
Ga naar margenoot(21) Hi deeld' haar land (een braave buit!)
Ten erve uit:
Koom, loov hem; want sijn goedigheid
Die blijvt, die blijvt, die blijvt in eeuwigheid.
Ga naar margenoot(22) Ten erve kreeg 'et Israël,
Uit sijn bevel:
Koom, loov hem, want sijn goedigheid
Die blijvt, die blijvt, die blijvt in eeuwigheid.
Ga naar margenoot(23) Die, doen ons leed wierd' toe-gebragt,
Aan ons gedacht:
Koom, loov hem; want sijn goedigheid
Die blijvt, die blijvt, die blijvt in eeuwigheid.
Ga naar margenoot(24) Die ons, doen ons de viand drukt',
Haar heeft ontrukt:
Koom, loov hem; want sijn goedigheid
Die blijvt, die blijvt, die blijvt in eeuwigheid.
| |
[pagina 219]
| |
Ga naar margenoot(25) Die God, die all', wat adem heeft,
Haar spijse geevt:
Koom, loov hem; want sijn goedigheid
Die blijvt, die blijvt, die blijvt in eeuwigheid.
Ga naar margenoot(26) Koom, loov dien God, wiens throon gewis
Den hemel is:
Koom, loov hem; want sijn goedigheid
Die blijvt, die blijvt, die blijvt in eeuwigheid.
|
|