Liedjes voor kinderen (1781)–Hendrik Riemsnijder– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 74] [p. 74] Het uitstel. Wys: Depuis que Lisette est partie. ‘o Neen, van daag niet! morgen! morgen!’ Zeggen gemeenlyk traage liên: ‘Ik kan het heden niet bezorgen; Morgen? ja, dan zal men het zien! 'k Wil deezen dag nu eens gaarne rusten, Alles heeft zyn' bekwaamen tyd. Morgen kryg ik weêr nieuwe lusten; Morgen dan werk' ik eens met vlyt’. Maar waarom toch van daag niet? morgen Moet 'er iets anders weêr verrigt; Dan vindt gy weeder nieuwe zorgen: Ieder dag toch heeft zynen pligt. Wilt den tyd, die nu is, thans besteeden, Want wat gedaan is, is gedaan; Wie weet wat drokke bezigheden Morgen u nog te wagten staan? [pagina 75] [p. 75] Hy die niet voortgaat, vordert nimmer. 't Oogenblik van den snellen tyd, Ken geenen stilstand, maar spoeit immer En wy zyn hem voor altoos kwyt. 't Uur alleen dat ik nu nut besteede, Kan ik zeggen: behoort aan my; Maar wie weet of het volgend mede My tot genot beschooren zy? Ieder dag, zonder nut versleeten, Moet in het boek van myn bestaan Slegts een blad dat verklad is, heeren: En heb ik dan myn' pligt voldaan? Neen, ô neen: laat ik my zóó gedraagen, Dat 'er een' goede daad van my Heden, morgen en alle dagen Staa geschreeven op elke zy'! Vorige Volgende