Huys-gesangen
(1658)–Franciscus Ridderus– Auteursrechtvrij
[pagina 11]
| |
Stemme: psalm: psalm 8. O onse Godt en Heer &c.1.
ALs David oudt was, en nu sat van dagen,
Soo socht Adonia de croon te dragen.
Maer Salomon, door Nathans wijs beleydt,
Is tot de kroon na Gihon heen geleydt.
2.
Hy koos van Godt de wijsheyt voor de goedren.
'tBleeck, als hy stilde twee hoeren gemoedren,
In 'teerste recht: stracx was de Tempel bouw
Gereet, en doe tradt hy oock tot de trouw.
3.
De groote Vorst bracht vrede in de Landen.
Gods volck hadt in die tijt nergens vyanden
De Coophandel had gangh in overvloet:
De Huysen waeren vol allerley goedt.
4.
De Suyder Coningin quam aen seer prachtigh
En vondt 'tgerucht van Salomon waerachtigh.
De Groote Vorst viel in zijn Ouderdom.
Tot dienst van 'tafgodische Heyligdom.
5.
De straf was reed', zijn rijck wiert stracx bestreden:
En na zijn doodt had 'trijck meer tegenheden:
De twaelef stammen scheurden gansch van een.
Jerobeam ginger met thiene heen.
6.
Hy scheurde oock de Godsdienst van Israel.
Door calveren te Dan en oock te Bethel.
De Man Gods dreyght hem straf uyt Godes mondt.
Hy greep na hem, zijn arm verdord' terstont.
|
|