Vreugde-Bergh, bestaende in ziel-suchten, bruylofts-gesangen, en stightelijke vermakelijkheden (eerste deel)(1661)–Cornelis Rhijnenburgh– Auteursrechtvrij Inhoudsopgave Aen de Ieught. Winter-liedt. Toe-gift op de winter. Ziel-sucht. Ziel-sucht. Tranen Christi over Ierusalem. De sonden,, slaan wonden. Na lijden,,verblijden. Vaste troost der geloovigen. De kennisse der ellende is uyt de Wet. Die God vertrouwt,, heeft wel gebouwt. Soo God het voeght my ook genoeght. De mensch niet heeft, dat God niet geeft. Ziel-sucht. [Myn ziele wilt doch niet beminnen] Ziel-sucht. Terwijl de dief op ’t stelen past soo groeyt te met de rouwe bast. Tot den Heere sich begeven is ’t begin van ’t eeuwigh leven. Die voor d’Hemel d’Aarde kiest dikwils alle beyd’ verliest. Die d’Aard’ veracht,, op d’Hemel wacht. Tranen van I.I. over ’t af-sterven van sijn Vrouwe. Tranen, over ‘t verlies van den Manhasten Zee-helt, Maarten Harpertss Tromp. In laudem ejusdem. Maxima pro Patria virtus effundere vitam est. Hac causa aeternam Tromp tibi nomen exit. Een ander op de selve. Laatste woorden van den H. Lieutenant Admiraal Maarten Harpertsz Tromp. Die aan den armen niet en geeft, gheen erfdeel in den Hemel heeft. Die noch vast aan d’Aarde hanght. Na den Hemel niet verlanght. Wanneer de Vrijsters seggen neen, soo volght daar op een blaeuwe scheen. Maaghden wilt dit wel onthouwen, valt niet al te licht aan ’t trouwen. Bruylofts-gesang. Doove-bruyloft. Bruylofts-lied. Scheyd-Liedt in t’samen-spraak van Vrijster en Vryer. Een ander. De Vrijster het schip door de opswellende baren der zee na-ooghende, neurijt aldus in haar selven. Minne-brief. Op de kortheyt des tijdts, en sorgeloosheyt van ’s menschen leven. Tranen, over ’t af-sterven van den eerwaardigen, God-saligen en hoogh-geleerden C. Posthumus, getrouwe dienaar I. Christi, in sijn gemeente tot Medenblik. [Treurt Medenblik / barst uyt in rou] [Geluk / O Jongge-lieden!] [Alle dingen hier beneden] [Wel wat klinkt daar in mijn ooren?] Bruylofts-gesangh. Bruylofts-gesangh. Bladt-wijser.