In de schaduw van gisteren
(1967)–H.M. van Randwijk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 128]
| |
men en zeilen (het was nog niet gevaarlijk voor de jeugd om samen te drommen; er werden nog geen razzia's gehouden), in de bossen (de fietsen bleven nog in Hollandse handen, ze werden nog niet gestolen), op de sportvelden (ook al nam de Duitse druk op de niet-commerciële verenigingen toe, ze moesten immers onder nazi-leiding in nazi-verband samengebundeld worden) en zelfs op de hoeken van de straten, waar het ijs een van de weinige genotmiddelen was, goedkoop en niet op de bon. Trouwens, een gezellige fietstocht langs de zomerse wegen leverde ook altijd wel wat op. Zomervruchten van de boeren, een stukje van een clandestien geslacht varken, een pondje paling bij een binnenvisser... De (toen nog) wel erg kleine groepen ondergrondse werkers vonden het zomerse festijn lang niet altijd prettig om aan te zien. Het verschil was ook wel erg groot. De één sjouwde illegale kranten achter op zijn fiets, de ander was in zwembroek of met tennisracket. In treinen, volgepropt met vakantiegangers, vervoerden enkelingen geallieerde piloten naar veilige plaatsen en elders werd langs de gezellige drukke fietspaden een joodse onderduiker naar zijn schuiladres gebracht. De ondergrondse werkers kregen soms het gevoel niet namens en voor het Nederlandse volk te werken maar ondanks al die anderen, wier politieke bezigheid zich beperkte tot het vertellen van de laatste Hitler-mop, ‘Ozo’ roepen (Oranje Zal Overwinnen), het door Churchill geïntroduceerde V-teken maken (V for Victory) en het pesten van de nsb'ers met de vraag: Waarom ben je niet naar Rusland? Die zichtbaar wordende breuk met de massa van ons volk heeft op de psychologie van de verzetsstrijder een zekere invloed gehad. Zijn besef van isolatie, reeds onvermijdelijk aanwezig door de aard van zijn geheime werk, werd er door versterkt en groeide in individuele gevallen uit tot een soort rancune, een psychische deformatie, die sommigen na de oorlog slechts met moeite weer hebben kunnen helen...
Een drukke zomer ook! De Duitsers begonnen hun eerste grote razzia's onder de joden. Een verplichte arbeidsdienst voor jeugdigen hing in de lucht. De eerste groepen arbeiders die gedwongen werden in Duitsland slavenwerk te verrichten, werden naar het oosten getransporteerd.
Als antwoord op een spoorwegaanslag in Rotterdam werden toen vijf Nederlandse gijzelaars gefusilleerd, een represaillemaatregel waarmee we nog niet in aanraking waren geweest. De verbittering onder het volk was groot (ook al mocht het de zomerse pret nauwelijks drukken), maar u zou zich vergissen als u meende dat deze verbittering alleen de Duitsers gold. Voor spoorwegaanslagen en andere vormen van gewelddadig verzet was de vaderlandse mentaliteit nog niet rijp. Men wilde het niet en zag er het nut niet van in en men had een uitgesproken hekel aan die onbekende heethoofdige onruststokers, die door hun onverantwoordelijke daden ‘de dood van vijf achtenswaardige Nederlanders | |
[pagina 129]
| |
mede op hun geweten hadden’. De Duitsers hebben er zelf met hun maatregelen en steeds doldriester optreden voor gezorgd dat men daarover langzamerhand anders ging denken. Praktisch nut hadden dit soort gewelddaden in die tijd eigenlijk niet. Ze waren belangrijk uit het oogpunt van vooroefening, psychologische voorbereiding en mentaliteitsdemonstratie. Overigens duur genoeg betaald! Men liep gemakkelijk tegen de lamp en het Duitse oordeel was meestal onveranderd hetzelfde: de kogel. Men zou zo zeggen, dat de steeds breder opgezette acties van de Duitsers tegen de joden, de arbeiders, de beroepsofficieren en de jeugd velen de ogen moesten openen voor hetgeen ons in de komende winter te wachten zou staan. Mis! De zomer was er te mooi voor en ondanks de vele en werkelijk spectaculaire overwinningen van Hitler op het wereldfront bleef men onveranderlijk van mening dat de oorlog de langste tijd had geduurd. Weliswaar viel in 1942 het strategisch keerpunt in de oorlog, maar vóór dat goed zichtbaar werd zou het toch oktober, november en hartje winter worden, aleer MontgomeryGa naar eind36 de Duitsers van de Egyptische grens verjoeg en de Russen Hitlers keurtroepen bij Stalingrad tot staan brachten en (zoals wij nu weten) een klap gaven waarvan ze nooit meer zijn hersteld. In deze zomer waren het nog de zegevierende Duitse legers die oprukten naar de Krim, de Kaukasus en de Wolga, die de Engelsen uit Noord-Afrika verdreven. Alleen in de lucht begon het latere geallieerde overwicht zich af te tekenen. De eerste grote geallieerde luchtaanval, met duizend vliegtuigen tegelijk, dateerde reeds van 30 mei (Keulen). Hij werd in de zomer door vele andere gevolgd op Hamburg en Essen en Kassel enzovoort enzovoort. Vanaf 24 juli werd Hamburg tien dagen achtereen gebombardeerd! Midden augustus organiseerden de Engelsen een korte maar bloedige raid op de Franse kust bij Dieppe. Men zag er het begin van de invasie in die, uit propaganda-overwegingen!, ook telkens van geallieerde zijde werd aangekondigd en waarmee men Rusland trachtte te ontlasten door in het Westen Duitse troepen te binden. Waarlijk, we waren gauw tevreden en optimisme, hoop, vertrouwen (hoe lichtvaardig ook) zijn in een oorlog ook een middel om op de been te blijven, evenzeer als brood en spek en munitie. Maar van dat laatste kreeg men in de bezette gebieden steeds minder...
In die dagen was het verzet groeiende ook al was het nog klein en onaanzienlijk. Illegale kranten verrezen als paddestoelen uit de grond, regionaal en landelijk. Ze werden gedrukt en daardoor omvangrijker en groter in aantal. De eerste steunorganisaties, die onmiddellijk na de Februaristaking ontstonden, werden met andere uitgebreid. Hulp voor joden, onderduikende arbeiders en militairen, hulp aan de achtergebleven families van zeelui enzovoort. Een tijdige verzetsorganisatie tegen de Duitse slavenjacht op onze arbeiders wilde toen nog niet lukken. In de kringen van Vrij Nederland werd een groot plan uitgewerkt dat onder andere werd voorgelegd aan de zeer actieve verzetsman Koos VorrinkGa naar eind37. Hij verwees naar de al of niet ondergedoken, maar in ieder geval door | |
[pagina 130]
| |
de Duitsers afgezette leiders van het nvv. Ook daar deed men niets. Wel kwamen er in die dagen andere problemen om de hoek kijken. De invasie was immers nabij en het einde van de oorlog in zicht. Daardoor ontstonden nieuwe problemen, die overigens van een weinig prettige aard waren en de eerste controversen demonstreerden, die later in het verzet een aanzienlijke rol zouden spelen. Zelfs onze Nederlandse regering in Londen begon maatregelen te nemen, die kennelijk anticipeerden op de komende tijd. Raden Soejono, een Indonesiër, werd tot minister benoemd. Enkele maanden later zou de koningin haar beroemde redevoering houden over de toekomstige status van Nederlands-Indië. In de uitzendingen van Radio Oranje werd steeds meer gesproken over het herrezen Nederland. Hier in het eigen land kwamen de politieke discussies eveneens op gang, maar bovenal de vraag wie het, onmiddellijk na de Duitse nederlaag en de ineenstorting van het Duitse machtsapparaat, voor het zeggen zou hebben. Burgerlijke politici zowel als de militaire leiders van de od zochten contact met Londen, maar vonden voorshands niet veel meer dan de Deutsche Abwehr van Herr SchreiederGa naar eind38 op hun pad. Dat kostte heel wat mensen hun vrijheid en hun leven! Geruchten over lieden die ‘contact met de overkant’ hadden, gonsden door de illegale gelederen en daar niet alleen, maar elke zogenaamde goede Nederlander scheen over zulke contacten te beschikken. Ik herinner mij onze eerste twistgesprekken met enkele militaire leiders in een zaaltje van Terminus in Den Haag. De behoefte om eigen contacten met Londen te leggen groeide overal. Wij deden het aanvankelijk met microfoto's, die tussen het linnen en het karton van boeken werden aangebracht en dan quasi verzonden als leesmateriaal bestemd voor tb-patiënten in Davos. Een zeer enkele Nederlander mocht nog wel eens naar Zwitserland reizen en nog weer een heel enkele van hen was bereid iets mee te nemen. Er werd contact opgenomen met ingenieurs van Philips inzake geheime zenderbouw. Er ontstond een zekere geagiteerdheid. Men wilde er ‘bij’ zijn en het blijft de grote verdienste van mejuffrouw Hebelotte Kohlbrugge, voor wie de spanning te groot werd, en die, overigens tegen het advies van de leiding van haar groep (Vrij Nederland) in, zich clandestien op pad begaf naar Zwitserland, daar contacten legde met dr. Visser 't HooftGa naar eind39, weer terug kwam, illegaal, en zodoende de grondslag legde voor de zogenaamde Zwitserse weg, een spionage-organisatie, die vele duizenden berichten en onschatbare gegevens naar de overkant bracht en omgekeerd.
Ook de Duitsers begrepen dat het ondergrondse verzet bezig was van acties van enkelingen, schooljongens en verspreide beroepsgroepen, uit te groeien tot een landelijk georganiseerde anti-Duitse stoottroep. Ze probeerden er binnen te dringen met verraders, zogenaamde v-Männer. Weinig karaktervaste gevangenen werden omgekocht en vrijgelaten op grond van een belofte voor de vijand te werken. Sommigen deden het en in de zomer van 1942 vonden de eerste liquidaties plaats, het doden van verraders in eigen gelederen uit naam van het verzet. De Duitsers pasten ook geraffineerder me- | |
[pagina 131]
| |
thoden toe. Een van hun handlangers werd als lokaas in het Binnengasthuis te Amsterdam gelegd. Quasi ter dood veroordeeld. Een goed vaderlandse verpleegster lichtte het verzet in en deelde mee dat de man gemakkelijk uit het Binnengasthuis bevrijd zou kunnen worden. De Duitse bewaking was matig en onachtzaam. Zo gebeurde het ook. De bevrijde man drong daarmee een illegale organisatie binnen en binnen een maand waren meer dan honderd lieden gearresteerd. Sjoerd van Vliet had er zijn tweede gevangenschap aan te danken, en daarmee kwam een eind aan de bewoning van het mooiste schuiladres dat hij ooit heeft gehad, een generaalswoning in een deftige straat van Den Haag. Het huis was gehuurd. De gepensioneerde generaal bracht de zomer door bij familie of kennissen in Arnhem. Van Vliet woonde er met zijn ‘zuster’, die inmiddels als professor ook reeds haar pensioen heeft. Alleen de dienstbode van de generaal was gebleven. Een moeilijke zaak, dat onderduiken. Op een dag was er groot alarm. Van Vliet moest direct weg en elders een goed heenkomen zoeken. Tegen de meid die niets mocht weten zei hij: ‘Mijn moeder is plotseling ernstig ziek geworden...’ Later kwam zijn ‘zuster’ thuis, vrolijk en welgemoed. Of zij niet naar haar zieke moeder moest?, vroeg de meid. De ‘zuster’ had het gelukkig snel door, ze was veel ouder dan haar ‘broer’ en antwoordde onmiddellijk: ‘Het is zijn moeder, mijn stiefmoeder. Ik kan met het mens niet overweg...’ Later kwam voor de meid toch alles uit, maar toen zaten wij reeds achter de tralies en waren in huis de illegale sporen al uitgewist. De buren hadden de generaal gewaarschuwd. Vanwege het plotselinge vertrek en de huur. Die huur heeft hij later in zijn bus gevonden...
Maar de tuin van het generaalshuis was mooi, mooier dan de gevangenis. Toen wij eruit kwamen, troffen ons het meest de verstelde, verlengde, verkorte, katoenen zomerjurkjes. Zij waren mooier en fleuriger dan ooit. Dat was in de zomer van 1942... 7 juli 1962. |
|