| |
| |
| |
Deel II
Sociaal gedrag en vrijetijdsbesteding
| |
| |
Leden van een Zuid-Nederlandse schutterij paren het nuttige aan het aangename.
Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Ms. ii 158, fol. 11v Londen, British Library, Ms. Royal 19 c viii, fol. 41
| |
| |
| |
Hoofdstuk 1
Ontspanning in stad en dorp
De idee van vrije tijd
De Middeleeuwen kenden wel degelijk de notie vrije tijd, los van de arbeidstijd en zonder enige sociale druk. Jongeren startten met een balspel ‘om zich te ontspannen en te drinken’. Pure recreatie wordt kennelijk verhevigd door de euforie van de drank. Vooral kerkelijke feestdagen zoals Pasen, Kerstmis en meidag waren aanleiding of voorwendsel voor jongeren om de bloemetjes buiten te zetten, om dag en nacht in kroegen te vertoeven, ‘waar het een genot was te drinken, te eten, kerstspelletjes te spelen’ en zich over te geven aan ‘plusieurs autres exces’. De tijdgenoot zag het dus toch als uitspatting. We moeten ons daarbij nochtans niet veel meer voorstellen dan spontane en vrolijke ontmoetingen van ‘jeunes compaignons et filles a marier’ die op een zondag van 1428 enkel gingen ‘dansen, feesten en zich vermaken’. Het gebruik van de uitdrukking ‘huwbare meisjes’ wijst erop dat jonge mensen toen inderdaad een partner zochten in die ontspannen sfeer en de keuze niet aan hun ouders overlieten. En dat de kleintjes toen al ‘queue leu leu’ speelden zal ons nog minder verbazen: kinderen waren toen ook al kinderen, Ariès ten spijt.
Het accent ligt in de Middeleeuwen ongetwijfeld meer op collectieve dan op individuele ontspanning. In het dorp komt een ‘groot aantal mensen’ samengelopen voor een ‘volksspel dat er gaande was, te weten met het zwaard in twee handen’. Dat gevecht ‘de l'espee a deux mains’, een vaak onhandige imitatie door burgers van ridderlijke techniek, was inderdaad een opwindend spektakel, vooral door het risico van de fatale misstoot: een wat aangeschoten atleet kon wel eens fout mikken en het oog van een tegenstrever uit zijn kas wippen.
Spelen was inderdaad overwegend gekoppeld aan momenten en lokaties waar veel mensen verzamelden. Het leuke van de attracties op kermissen, blijde inkomsten, banketten van broederschappen, ambachtsfeesten, kerkelijke ommegangen is dat men zijn vreugde, ontroering en andere emoties kan delen met anderen: samen lachen met de nar, samen griezelen met de dierentemmer, samen huilen om het trieste lot van Marieke van Nijmegen, samen genieter van de grote bier- of wijnfonteinen in Brugge bij het huwelijk van Karel de Stoute in 1468, samen de Blijde Inkomst van hertog Filips de Goede in 1458 bijwonen en in bewondering
| |
| |
De zeven vrije kunsten. Miniatuur in Gregorius Reisch, Margarita Philosophica, 1505.
Gent, Universiteitsbibliotheek, Ms. 7, fol. 104
staan voor de aan het Lam Gods van Van Eyck ontleende tableaux vivants en de rijke versiering van de hele stad Gent. Zulke vormen van collectieve ontspanning kwamen allicht meer op initiatief van de overheid dan op verzoek van het publiek tot stand. Vele van die feesten zijn in werkelijkheid verborgen verleiders die een boodschap van de overheid doorspelen. Vorsten en steden wilden de inwoners een collectieve identiteit bezorgen, een gevoel van blijdschap deel te mogen uitmaken van die gemeenschap. Overigens betaalde niet alleen de overheid het evenement; ook de leden van een ambacht, van een broederschap subsidieerden zonder morren feesten die uitdrukking gaven aan hun collectieve trots over het economische en sociale succes van de groep. De wijk, het ambacht, de broederschap demonstreerden hun eenheid en kracht door bij optochten en processies als korps te marcheren, liefst met een uniforme kledij, onder het zingen van groepsliederen en het zwaaien met ambachtsvlaggen. Elk jaar in september trokken Gentenaren met een zee van vaandels enthousiast naar de processie van Doornik.
Er was evenwel nog een tweede motief: de competitie. De luister van een feest was evenredig met het collectieve vermogen, maar een nog krachtiger beweegreden was de passie van de pure competitie. De meeste balspelen hadden, zoals voetbal vandaag, de functie van een gevechtsvervangend conflict tussen twee ste- | |
| |
den, of twee wijken, of twee sociale groepen, waarbij niet het pure spel met de bal voor de opwinding zorgt, wel de overwinning van de ene ploeg op de andere. In de competities tussen dorpen ging het veelal om lijf-aan-lijf gevechten met een schaap als inzet. Alle vormen van rivaliteit werden in die spelen gekanaliseerd: zelfs tussen gehuwde en ongehuwde mannen van een dorp, voor wie het balspel de kans was om al hun wederzijdse frustraties af te reageren. Zoals het ‘brood en spelen’ in de Oudheid zijn feesten een middel om groepen tijdelijk te benevelen met een droomwereld, en zijn balspelen surrogaten voor echte militaire of sociale conflicten. Spelen organiseren is een methode van conflictbeheersing. Zelfs kinderen werden geacht zich elk jaar een paar keer, op Vastenavond, op Sinterklaas en op Onnozele Kinderen, af te zetten tegen het ‘onderdrukkende’ gezag van de volwassenen in de sfeer van een ‘omgekeerde wereld’. Een uiting daarvan is het imaginaire hof waar een kind tijdelijk de plak zwaaide, en waarbij met allerlei vormen van gezagsuitoefening de draak werd gestoken. In de meeste sporten gaat het evenwel niet om ideeën, maar om simpele krachtpatserij, om overwinningsdrift, met als groot voordeel dat er meestal geen doden vallen. Tenzij het balspel zich zo brutaal ontwikkelt dat het uitloopt op kwetsuren met dodelijke afloop. Tenzij de overwinnaars al te luid pochen en de tegenpartij het zwaard trekt na de wedstrijd. Het reële oorlogsgeweld wordt echter doorgaans op nuttige wijze gesublimeerd in de spelen. De competitie kan wel eens ongewone vormen aannemen, zoals bij de twee jongens
die in 1396 een weddenschap aangingen over wie de grootste piemel had: de ene verloor omdat hij het bewijsstuk niet in het publiek durfde te tonen.
Stad en platteland zijn ook wat spel en ontspanning betreft niet identiek. Uiteraard is de bevolkingsdichtheid medebepalend voor de densiteit van culturele en andere collectieve voorzieningen en evenementen. Een stadhuis met feestzaal, een vast theater, een literaire kring, een enorm marktplein zijn elementen waaraan men een lokaliteit als stedelijk centrum kan herkennen. Het ene gewest was ook beter en vroeger van een culturele infrastructuur voorzien dan het andere: in de zestiende eeuw waren 72 van de 130 rederijkerskamers van de Lage Landen in Vlaanderen gevestigd.
In de Middeleeuwen kwam in de individuele ontspanning en vrije tijd zowel promiscuïteit als segregatie voor. In de kerken zaten mannen en vrouwen gescheiden, maar miniaturen tonen hen vaak samen aan het werk in de wijngaard of bij de oogst, evenals op de markt en in ambachtelijke werkplaatsen. Na de werkdag zat iedereen samen in de tuin
De ridder-filosoof Geoffroy de la Tour-Landry richt zijn raadgevingen tot een jong adellijk gehoor, en met name tot de aanwezige meisjes.
Miniatuur door Loyset Liédet in Livre pour l'enseignement des jeunes filles, vóór 1467.
Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Ms. 9309, fol. 5
te keuvelen, en in de winter, aangezien niet alle vertrekken in het huis verwarmd werden, lazen de vrouwen, ravotten de kinderen en warmden de mannen hun voeten rond hetzelfde haardvuur. Er was ook vrijwillige segregatie: kinderen verlangden hun eigen speelruimte, vrouwen wilden - althans volgens de (mannelijke) miniaturisten - bij het vallen van de avond vrij onder elkaar kunnen roddelen voor de deur. In gegoede gezinnen werd door de ‘discrete bourgeoisie’ een ‘private kamer’ gereserveerd voor rustige kamerspelen, voor het schrijven van geheime brieven en het smeden van snode plannen. Achter opgedrongen segregatie zaten veelal mannelijke regisseurs. Mannen bepaal- | |
| |
Diana, de godin van de jacht, omringd door een meute honden en hun verzorgers. Miniatuur door de Meester van Antoine Rolin in Evrart de Conty, Le Livre des échecs amoureux, ca. 1495.
Parijs, Bibliothèque nationale de France, Ms. fr. 9197, fol. 202
den welke ruimte voor man en vrouw, welke voor rijkere en armere sociale groepen bestemd was. Mannen hielden vrouwen zoveel mogelijk buiten de openbare sfeer. Als een vrouw buitenshuis kwam, werd ze geacht zich te laten chaperonneren. Deed ze dat niet, dan was ze blootgesteld aan vernederende commentaar, en als ze zich niet decent genoeg kleedde, riskeerde ze te worden verkracht.
Kinderen werden in het gezin heel vroeg in een rollenpatroon geduwd. Meisjes bleven meer thuis en bootsten het moederlijke gedrag na; zonen gingen met hun vader op stap. Dat was het Franse en Italiaanse model, maar in de Nederlanden werden jongens en meisjes veel meer als gelijken behandeld. Kinderen van diverse sociale klassen speelden er, net als in Italië overigens, probleemloos met elkaar op
| |
| |
straat: ze zaten trouwens op dezelfde school.
Wij met onze hedendaagse normen van privacy zijn verbaasd over het promiscue gedrag van de middeleeuwers. De enorme bedden ontvingen niet alleen het echtpaar maar ook de talrijke kinderen, en bijwijlen dienstboden en bezoekers, in principe allen even naakt onder de bedmuts en de donzige dekens. Begin vijftiende eeuw hadden theologen als Jean Gerson het daar op morele grond toch wat moeilijk mee. Ze hoopten dat men er in Frankrijk toe zou komen de kinderen in eigen bedden te stoppen, desnoods broers en zusters samen, ‘zoals men nu al doet in Vlaanderen’, waaruit mag blijken hoe progressief de Lage Landen ook op dat vlak waren. Eind vijftiende eeuw doet het comfort van een volwaardige latrine zijn intrede: een afgesloten ruimte met raam op aangepaste hoogte en rechtstreeks bereikbaar vanuit de slaapkamer. Op het platteland laten de bewoners in hun woonkamer zelfs dieren toe, maar dat was toch wel uitzonderlijk, blijkens de vele afbeeldingen van varkensstallen en duiventillen op het neerhof.
Er was niet alleen de relatieve behoefte aan privacy binnenshuis. De Tsjechische reiziger Rozmital verbaasde er zich rond 1460 over dat een eigenaar trots zijn domeinen en tuinen met muren en hagen afbakende. Ontelbare miniaturen beelden een besloten lusthof (hortus conclusus) uit, die met zijn muurtje, planten en fontein bijzonder inspirerend werkte voor discreet minnespel. In 1439 gunde het Doornikse stadsbestuur de marginalen een minimum van persoonlijke ruimte door een open barak met dak beschikbaar te stellen. De verspreide symptomen van het verlangen naar privacy in de vijftiende eeuw kondigen op bescheiden wijze de forse doorbraak van het individualisme van de Renaissance aan.
Het spel is een menselijke activiteit waarin uiting kan worden gegeven aan een persoonlijke levensstijl in de richting van verfijning, of van brute kracht. Edele ridders organiseren toernooien, een mengsel van tentoongespreide rijkdom en militaire behendigheid. Intellectuelen schaken. Burgers van stand spelen jeu de paume, waarin de bal vanuit de handpalm wordt gelanceerd. Volksmensen gooien zich op het solle-spel, waarin ballen nogal ruw voortbewogen worden, in Engeland met voeten en handen, in Frankrijk met een gebogen stok (soule à la crosse).
Mogen we hier met Peter Burke en Robert Muchembled elite- en massagedrag onderscheiden? Naar aanleiding van een incident rond een partijtje dobbelen in 1382 noteerde de ingrijpende baljuw dat, naar zijn mening, een schoolmeester dit spel beter niet beoefende. Zoveel is duidelijk: bepaalde spelen vergen een dosis schranderheid die wellicht rijker voorhanden is bij hogergeschoolden. Intellectuelen, kunstenaars en andere creatieve geesten zullen geneigd zijn tot geraffineerde spelletjes, zoals het koppelen van het discours van het schaakspel aan erotiek: het schaakbord als metafoor van het liefdesspel. In het Frans is bovendien een woordspelletje mogelijk met het woord échec in zijn twee betekenissen. Verder schrijft E.H. Schuyer de introductie van de koningin in het
Duiven werden onder andere als communicatiemiddel gebruikt. Het bezit van een stenen duiventoren gold als statussymbool. Kalenderminiatuur in het Getijdenboek van Albrecht van Brandenburg, ca. 1525.
Amsterdam, Bibliotheca Hermetica Philosophica, eertijds Ms. Astor a 24, fol. 18
| |
| |
schaakspel toe aan de prominente rol van de vrouw in de hoofse riddercultuur. In het ruwe kader van de kroeg is het spel eerder metafoor van oorlog en gevecht. Er wordt gretig gegokt met mogelijk direct materieel voordeel. Vaak loopt de ruwheid van het spel uit op het verwonden van de tegenspeler en op bloedige ruzies. Tot dezelfde sfeer behoren ook sadistische behendigheidsspelen met dieren: het werpen van messen naar wegrennende varkens en kalfjes, of, nog wreder, het gansknuppelen waarbij gepoogd wordt met een mes de kop van een levend opgehangen dier af te gooien.
Het valt op dat de overheid, evenwel zonder veel succes, repressiever optrad tegenover de volkscultuur. Maar het liep daar dan ook geregeld uit de hand. Spel gecombineerd met bier, onvertogen woorden, opgekropte haatgevoelens leidden vooral bij verlies steevast tot geweld. Bovendien, zo meende de prévôt van Parijs in 1397, verwaarloosden vele ambachtslieden door gokspelen hun werk en schoten zij er hun schamele bezit bij in. In vrijwel alle dorpen en steden bestonden speelhuizen waar de passie dusdanig door de organisatoren werd aangewakkerd dat de centrale of stedelijke overheid tot beteugeling en sluiting moest overgaan. Een wel zeer hypocriete houding (vergelijkbaar met het oogluikend dulden van prostitutie ter wille van de fiscale baten), aangezien het exploitatierecht van die huizen door diezelfde overheden tegen grof geld werd verpacht. De baljuws traden, in Gent vanaf 1338, in Hulst vanaf 1399, vooral op tegen illegale speelhuizen die geen rechten betaalden, en bij klachten over valsspelen. Een grote prioriteit was die sector blijkbaar niet voor hen, want in Vlaanderen werden in de hele vijftiende eeuw nauwelijks zevenenvijftig overtredingen vastgesteld.
Zelfs feesten die door de vorst georganiseerd werden om het volk te verblijden, hadden een averechts effect als ze toevallig op het verkeerde moment plaatsvonden. Toen Filips de Goede in 1424 in Parijs zijn Engelse bondgenoot, de hertog van Bedford, wilde verbluffen met een luxueus festijn, reageerde de Parijse volksmassa, die onder de ontberingen van een lange oorlogsfase gebukt ging, ontstemd. Filips kon met moeite een revolte verijdelen door de massa te sussen met een veel prozaïscher plan van broodaanvoer en met het organiseren van een gratis reeks danses macabres voor het grote publiek, waarin merkwaardigerwijs, en niet zonder succes, werd getracht het spookbeeld van de dood ironisch te relativeren.
Moord op twee schaakspelers.
Miniatuur door Loyset Liédet in David Aubert, Roman de Renaud de Montauban, 1462.
Parijs, Bibliothèque de l'Arsenal, Ms. 5072, fol. 15
| |
| |
Rivaliserende pretendenten van Atlanta slagen er niet in haar in te halen tijdens een wedloop. Miniatuur door Loyset Liédet in Jean Miélots bewerking van Christine de Pisan, L'Epître d'Othéa, Zuidelijke Nederlanden, ca. 1460.
Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Ms. 9392, fol. 75v
| |
Collectieve ontspanning
De mens is een sociaal dier. Collectieve happenings behoren in grote mate tot het spontane gedrag. Ontspanning om de ontspanning, minnen om te minnen, puur genot van een heerlijke kruik bourgognewijn. Soms werd zulks vooraf gepland en dan is de vraag: wie organiseerde, en met welk motief? Was het sociale regulering van bovenaf, of was het een tegen de overheid gericht subversief en kritisch gedrag?
Het individu zocht de vreugden allereerst in de onmiddellijk voorhanden vriendenkring. Goed burengedrag heette ‘joyeysetez et conversation d'amour, ainsi que bons voisins et amis font et doivent faire’. Samen eten en drinken was een koninklijke weg naar de euforie van de vriendschap, maar ook naar het verraad van die vriendschap. We kennen die eenvoudige vreugden des levens doorgaans uit verhalen over conflicten, uit processen en genadebrieven. Daarin wordt dan meestal een dyptiek geschilderd van enerzijds een passionele moord en anderzijds een misschien al te idyllisch geschetste voorgeschiedenis. In 1438 was meester Jan, bode van de stad Nieuwpoort, al jaren trouwe gast in de woonst van Yvain Voet, boodschapper van de hertog van Bourgondië, toen hij passioneel verliefd werd op diens wellicht aantrekkelijke echtgenote. Er kwam vreugdevol overspel van, waarna Jan uiteindelijk met de vrouw van Yvain het huis ontvluchtte, niet zonder een deel der roerende goederen van de gewezen boezemvriend mee te nemen. In de zonnige dagen die aan het voorval voorafgingen, hadden beide mannen zich samen kostelijk geamuseerd ‘souvent buvans et mengans ensemble’. Hun relatie wordt gekenschetst als ‘compaignie fraternelle comme a son frere’. In een andere genadebrief, uit 1455, lezen we dat het aandringen op vleselijke gemeenschap door houthakker Monnart bij ene Sainteron Blankaert, nochtans bekend staande als lichtekooi, weinig succes had, ook niet nadat hij haar hardhandig had geslagen. Monnart wijzigde zijn tactiek dan maar en probeerde het in culinaire richting, met gunstig gevolg: hij heeft ‘genoemde Sainteron meerdere keren bekend en met haar kip gegeten’ - gestolen kip dan nog. In 1388 beklaagde een weduwe uit Axel zich bij de baljuw over Boudewijn Bertnam, die na een souper haar huis niet meer uit wilde, niettegenstaande ze hem de bons gaf. Hoewel spijs en drank al eeuwen een ideale
| |
| |
Toortsendans met tromgeroffel en fluitmuziek tijdens een feestmaal van een adellijk echtpaar. Miniatuur in een Vlaamse kalender, Gents-Brugse school, begin 16e eeuw.
Londen, British Library, Add. Ms. 24098, fol. 19v
| |
| |
introductie tot het liefdesspel zijn, was Boudewijn blijkbaar meer culinair dan amoureus gedreven: hij protesteerde omdat er nog wijn restte, ‘et ne valoit partir de son vin tant comme il dinoit’.
Dansen beantwoordt aan de fundamentele behoefte tot ritmisch bewegen, maar het is tevens een vorm van verleiding. In Italië poogde de overheid het dansen sociaal te controleren en te beperken in tijd en ruimte: publiek enkel op feestdagen, de rest van het jaar in de beslotenheid van het eigen interieur. Indien we de picturale bronnen mogen geloven was de tolerantie in de Nederlanden breder: men ziet inderdaad alom dansen, op openbare pleinen, bij blijde inkomsten en rond de meiboom, maar ook zonder enige aanleiding, op het veld en zomaar op straat. Aan het Italiaanse ‘model’ beantwoordden nog het best de elegante, door musici begeleide dansfeesten, die als sociaal evenement georkestreerd werden in de intimiteit van de gesloten boomgaard van adellijke en burgerlijke patriciërshuizen. Dat was de lokatie waar, volgens hoofse romans en liederen, jongedames hun charme en elegantie demonstreerden onder de bewonderende blik van hun minnaar. Eenzelfde bekoorlijkheid kenmerkt de dansfeesten aan het hertogelijke hof. Daar werd de luister verhoogd door de spectaculaire schittering van ontelbare toortsen,
Toortsendans bij rijke burgers, voorgesteld als tijdverdrijf tijdens de maand december. Boven de schouw is een halfverborgen schilderij te zien. Kalenderminiatuur door Simon Bening in een Getijdenboek, ca. 1530.
München, Bayerische Staatsbibliothek, Cod. lat. 23638, fol. 13v
waaraan de vorstelijke valets maar al te vaak hun handen verbrandden. Dansen betekende voor jongelui de overgang naar de volwassenheid en was dan ook gekoppeld aan rituelen van grote feesten, waar zich de gelegenheid voordeed om naar een levenspartner uit te kijken. De relatie met erotiek, die voor de hand ligt door het ritmische bewegen, was nadrukkelijk aanwezig in heel specifieke genres zoals de dans van het ei, die uitgebeeld staat op
Dankzij de medeplichtigheid van een hofdame kan Liziart, graaf van Foreest, door een gat in de muur de badende Euryant, de verloofde van Girart de Nevers, bespieden. Pentekening door de Meester van Wavrin in de Roman de Girart de Nevers, vóór 1467.
Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Ms. 9631, fol. 12v
een zestiende-eeuws paneel van Pieter Aertsen. De metafoor is duidelijk: een der vrolijke personages legt zijn volle hand op de rijpe borst van een kennelijk meegenietend meisje. Overigens was de dans een klassiek onderdeel van de totale exuberantie bij rituelen zoals dat van Oudejaarsavond, wanneer de feestvierders na het feestmaal de straat opgingen om er op nieuw gefuif te worden onthaald bij de buren ‘waar ze dronken en dansten en grote sier maakten’. De meeste dansen, de carola bijvoorbeeld, komen zowel in de volkse als in de elitaire ontspanning voor. De rivaliteit tussen jongeren om als attractie van de dans de bloemenhoed van een meisje, en symbolisch dus haar hart, te veroveren, treffen we zowel in een volkse context aan als - in gesublimeerde en rituele vorm - in menige ridderroman.
Baden voor de gezondheid en om hygiënische redenen, en zelfs om het pure genot, was in de late Middeleeuwen algemeen verspreid. In patriciërswoningen bevonden zich min of meer comfortabele badkuipen in of
| |
| |
Gemengde badstoof met aparte dubbele baden. Miniatuur door de Meester van het Gebedenboek van Dresden in Valerius Maximus, Facta et dicta memorabilia, gemaakt in opdracht van Jean Gros, ca. 1480.
Leipzig, Universitätsbibliothek, Ms. i 11b, Bd. 2, fol. 269
nabij de slaapkamer, en was het de bon ton een bezoeker bij aankomst een verkwikkend bad aan te bieden. Op het platteland was de volksmassa aangewezen op pootjebaden in riviertjes. In de stad had de overheid publieke badhuizen ingericht bij wijze van openbare dienst. In het Zuid-Duitse Baden kon een reiziger uit Italië, Gian Francesco Poggio, zich in 1415 verbazen over het aantal en de omvang van de geneeskrachtige baden, over de aanwezigheid van zowel aparte als publieke afdelingen, en vooral over de probleemloze promiscuïteit van de baders, oud en jong, vrouwelijk en mannelijk door elkaar. Het voyeurisme rond edele delen en achterwerken kwam eigenlijk alleen op in het hoofd van de zuiderling, voor wie zoiets in zijn land van herkomst ondenkbaar was. Nu is het wel zo dat in de Lage Landen nogal wat stedelijke badhuizen, niet alle, verkapte bordelen waren. De overheid hield hypocriet de fictie in leven dat de stoven slechts de hygiëne dienden. Nog hypocrieter waren de bisschop van Winchester en die van Mainz, en vele andere kerkvorsten, die zonder verpinken zware kerkelijke straffen uitspraken tegen pooiers, terwijl ze tegelijk de winst opstreken van door henzelf beheerde bordelen. In het pauselijke Avignon werd zelfs de schijn niet opgehouden, en bevatte een van de badhuizen alleen maar bedden. Rond 1400 roemt dichter Eustache Deschamps de Brusselse ‘stoven’ omdat de ‘fillettes’ er zo ‘plaisans’ zijn en
| |
| |
Bordeelscène. Eerst baden tijdens de maaltijd, daarna stoeien in bed. Miniatuur in Valerius Maximus, Faits et dits mémorables, Brugge, ca. 1475.
Parijs, Bibliothèque nationale de France, Ms. fr. 289, fol. 414v
omdat er ‘mooie kamers, Rijnlandse wijn en zachte bedden’ en ‘zoet gezelschap’ aangeboden worden. Wie nog twijfelt aan de functie van dit soort badhuis, moet maar eens een van de vele miniaturen bekijken waarop in felle kleuren een erotische sfeer wordt opgeroepen. Vrolijke mannen bewegen zich naakt in de buurt van even blote meisjes die daar duidelijk plezier aan beleven. Geen enkel zintuig blijft onbevredigd. De aanwezigen geven duidelijk hun ogen de kost. Handen zoeken zich een weg naar een sensuele boezem. De smaakpapillen worden geprikkeld door spijzen die aangereikt worden aan paartjes die samen in de badkuip vertoeven, als opwekkend middel voor de volgende fase in een ledikant naast het bad, wat een open seksgedrag suggereert. Verhalen uit de bundel van de Cent nouvelles nouvelles van rond 1460 leren ons trouwens dat dit soort stoven ook geschikte plekken waren voor overspelige partners. Een niets vermoedende herbergier laat er zijn vrouw regelmatig naartoe gaan, weliswaar vergezeld van hun zoontje. Op een avond wil de waard zijn gasten vermaken met de plagende vraag aan zijn zoontje of hij die middag wel gelet heeft op de achterwerken van de aanwezige baadsters. Het kind beaamt. De vader, die kennelijk nogal trots is op de fysieke kwaliteiten van zijn echtgenote, wil weten wie van de dames ‘avoit le plus bel et le plus gros?’ Het mooiste achterste bedoelt hij, maar het jongetje begrijpt de vraag
| |
| |
Aan het eind van een toernooigevecht verslaat de zoon van Gillion de Trazegnies de mohammedaanse admiraal Lucion in een zwaardduel. Miniatuur toegeschreven aan Lieven van Laethem in de Roman de Gillion de Trazegnies, 1469.
Chatsworth, Coll. Duke of Devonshire and the Chatsworth Settlement Trustees, Ms. 7535, fol. 143v
| |
| |
verkeerd en denkt aan de piemels van de aanwezige mannen: ‘mijn moeder’, antwoordt het kind, ‘maar die van haar had ook de grootste neus’ - natuurlijk tot jolijt van de toehoorders en tot grote schaamte van de waard en zijn eega.
De straat, en vooral het grote stadsplein, was een echte aantrekkingspool voor stedelingen die voor het overige samenhokten in eerder smalle stegen en straten met opgehoopt stinkend afval. De Vrijdagmarkt en de Kouter waren in Gent haast rituele plekken voor symbolische en politiek geladen evenementen: mobilisatie van de stedelijke milities, samentroepen van stakende arbeiders (reeds in 1254 en 1302), ontvangst van een nieuwe vorst of publieke boetemanifestatie na een mislukte opstand (die van 1453), ultieme afrekening van de stad met vertegenwoordigers van de gehate centrale staat, zoals de publieke onthoofding van kanselier Hugonet en raadsheer Humbercourt in 1477. Op gewone dagen waren die pleinen evenzeer functioneel maar dan voor markten, kermissen en dagelijkse ontspanning, voor de duizend en een ontmoetingen waaraan een extroverte bewoner van een grote stad, die intellectueel en politiek steeds in beweging en
Het mirakel van de redding van een kind door Onze-Lieve-Vrouw is voorgesteld in een Vlaamse stad met houten en stenen huizen rond een pleintje met Maria-fontein. Grisailleminiatuur in Jean Miélot, Miracles de Notre-Dame, 1450-60.
Parijs, Bibliothèque nationale de France, Ms. fr. 9199, fol. 87v
in gisting was, zo'n onweerstaanbare behoefte had. In de straat werden wandelaars verleid door de weelde en het comfort van de goederen in de open winkelramen. Sociale ontmoetingen op straat werden door Lauro Martines aangegeven als het waarmerk bij uitstek van de Italiaanse middeleeuwse stad, als dé manier voor het leggen van amoureuze connecties, zoals de passegiata in hedendaagse Italiaanse steden, en voor het smeden van politieke combines en netwerken. De nachtelijke straat was een ideaal decor voor discrete afrekeningen.
Een plek waar dat alles nog uitbundiger en efficiënter kon verlopen, was de herberg. François Villon roemde haar in een elliptische uitspraak: ‘tout aux tavernes et aux filles’. De kroeg was een cruciale ontmoetingsplaats voor ontelbare soorten van mensen en activiteiten, die er samenvloeiden en daarna uitwaaierden. In de herberg organiseerden stadsbesturen, kamers van retorica en ambachten hun rabelaisiaanse banketten, en kon een mens stoom aflaten, de sleur verdrijven, probleemloos amusement vinden. Een van de novellen uit de Cent nouvelles nouvelles beschrijft een vrolijk gezelschap: ‘toen we met de waard en
| |
| |
de waardin aan de dis zaten, begonnen sommigen te vertellen, anderen te zingen, en nooit maakten we betere sier.’ De waard put uit zijn repertoire grappen ‘pour faire rire la compaignie’ en biedt zijn gasten graag gezouten vlees aan ‘pour mieulx boire’. De herberg is ook een geschikte plaats voor een zakelijke negotiatie onder ‘gens de bien’, zoals de zakenlui die in 1459 in de ‘taverne a vin’ bij het hotel De Baers in Oudenaarde ‘parloient de marchandise de
Bij een uitspanning (met een posthoorn als uithangbord) worden de schapen geschoren. Kalenderminiatuur van de maand juni door Simon Bening in een Getijdenboek, ca. 1530.
München, Bayerische Staatsbibliothek, Cod. lat. 23638, fol. 7v
draps’, waarbij de wijn de sfeer moest scheppen ‘pour avancier laditte marchandise’. In 1473 kwamen enkele Zeeuwse edelen, na de moord op een van hen, heimelijk samen in een herberg in Zierikzee ‘om te overleggen wat hen te doen stond met betrekking tot de begane moord’, kortom om op wraak te zinnen. Herbergen waren vaak het kader van handgemeen, omdat de waard wel eens een meisje van plezier wilde opdringen aan een klant, of omdat een andere klant de vrouw van de herbergier lastigviel. Overdreven drankgebruik doet oude vetes opborrelen, men gooit elkaar wijn of tinnen bierpotten in het gezicht. Uiteindelijk worden, de messen getrokken. De helft van de moorden uit de dossiers van het genaderecht waren het gevolg van herbergruzies. In de kroeg vond een risicovol contact plaats tussen de gewone burger en marginalen, oproerkraaiers en prostituees. De overheid zag het gevaar duidelijk in. Kroegen mochten 's nachts niet openblijven. In de kasselrij Ieper werd hun aantal beperkt tot één per acht haarden - toch nog een buitengewone densiteit. Elk dorp had een herberg tegenover de kerk en andere buiten de dorpskom, want die waren aantrekkelijk voor stedelingen omdat zij er geen verbruiksrecht moesten betalen. In de stad waren ze gelegen op plaatsen met hoge sociabiliteit, stadspoorten en pleinen. Meestal werd in een ‘cabaret’ bier geserveerd en in een ‘taverne’ ook wijn en eten. Het Engelse onderscheid tussen volkse alehouses en elitaire taverns, waar alleen wijn werd geschonken, was in de Nederlanden niet zo scherp. Hier waren zowel bier als wijn populaire dranken. Als een gulle middeleeuwer zijn gasten echt wilde epateren, dan trakteerde hij ze best op Beaune-wijn. Een ostel stemt overeen met onze hotels: ‘pluseurs marchans et autres bonnes gens’ en ook reizende ambtenaren en militairen werden er verzorgd door een hostelain, die heel vaak een
immigrant was. Aix-en-Provence telde er rond 1400 al zevenentwintig.
Middeleeuws theater had eerst en vooral tot doel te ontspannen, maar kon ook didactisch of sociaal-kritisch zijn. Religieuze spelen werden in de dorpen door de inwoners zelf opgevoerd en bekostigd. Ook in de steden van de Nederlanden waren de rederijkers veelal lokale amateurs. Daarnaast bestonden er daar zo'n twaalfhonderd literaire gezelschappen die reizende poëten en musici aan het werk zetten en publieke toneelopvoeringen organiseerden. De ene kring was meer elitair, de andere volkser. In beide gevallen werkten ze sociaal regulerend en was de overheid ermee gediend. Er werd gespot met misbruiken en zwakke plekken van de gegoede burgerij maar het bleef
| |
| |
allemaal binnen de perken als kanalisering van opgekropte gevoelens. Zelfs de bekende Blauwe Schuit, die op carnavalsdagen door de stad reed en een bonte verzameling van asociale en sociaal gevaarlijke groepen uitbeeldde, van gokverslaafden tot hoerenlopers en dieven, kan als een nuttig didactisch gebeuren worden beschouwd, waarbij de omgekeerde wereld eigenlijk de superioriteit van de goede moraal suggereerde.
Naast deze min of meer gedirigeerde cultuur met de beproefde uitlaatklepfunctie was er op beperkte schaal een ongecontroleerde subcultuur in de middeleeuwse steden aanwezig. We mogen ons die vrije sector voorstellen als een milieu van rondreizende gezelschappen. De acteurs wisselden vaak en werden door de tijdgenoot in de onderwereld gesitueerd, waarmee ze inderdaad banden hadden. In 1470 trad zo'n groep door een conflict met de overheid - gelukkig voor ons - in de schijnwerpers. Mathieu Cricke is ‘acoustumé de gaigner sa vie a jouer jeux de personnaige en chambre’, waarmee bedoeld is het sarcastische uitbeelden van typetjes. Hij poogt tegen wil en dank een theatergroepje in leven te houden, maar hij en zijn zeven mannelijke acteurs gaan terecht door voor ‘povres compaignons’, straatartiesten. Op doorreis in Brugge valt zijn oog op een aantrekkelijke prostituee, Maria van der Hoeven. De kans van zijn leven: een vrouwelijk personage in de troep moet, denkt hij, onvermijdelijk tot succes leiden. Het klopt. Te goed zelfs. Bij een optreden in Mechelen straalt Maria zoveel charme uit dat ze prompt het hoofd op hol brengt van een gehuwde en gezette burger, Jan van Musene, die haar ertoe overhaalt haar acteur te verlaten en met hem op te trekken. Mathieu laat zich evenmin onbetuigd en werkt met veel talent in op het schuldgevoel van zijn gewezen actrice door te beweren dat ‘hij gedwongen was op te houden met spelen’ door het wegvallen van de vrouwenrol. Wederzijdse ontroering en een succesvol nieuw gezamenlijk optreden in Antwerpen. Grillige Maria vlucht echter opnieuw naar haar Mechelse verleider. Mathieu ontdekt het paar in Diest en brengt Maria voor de derde maal in zijn ban. Zij voelt zich weerom schuldig en vervoegt zich bij de troep, ‘en zou hem helpen zijn verlies goed te maken’. Bij elke verzoening wordt er de hele nacht gefuifd en ook nu gaat het artistieke paartje de bloemetjes buitenzetten in
Leuven, waar zij ‘soupeerden en goede sier maakten’. Ditmaal slaat het noodlot, in de persoon van Jan van Musene, keihard toe: op vermoeden van vrouwenroof wordt het hele gezelschap gearresteerd en veroordeeld. Pas in 1475 komen ze vrij dankzij een genadeverlening van de Bourgondische hertog. Of Maria haar peripatetische bestaan heeft voortgezet, en in wiens gezelschap, is niet bekend. De momentopname uit het leven van dit non-conformistische paar werpt een licht op de vreugden, de passies, het als spannend ervaren wel en wee van middeleeuwers die bewust voor een marginaal bestaan hadden gekozen. Door hun mobiliteit ontsnapten zij aan censuur en controle door God en vorst; ze genoten samen van goede spijzen en heerlijke wijn, van het succes op de scène, van de geneugten van een liefdesnest dat zich elke nacht in een andere stad bevond.
Dan waren er nog de toneelauteurs die binnen het formele circuit van het rederijkerstheater en binnen de gevestigde sociale orde opereerden, terwijl ze toch, als tedere anarchisten, een kritische stem lieten horen en relatief subversieve gedachten lanceerden. Een van hen is rederijker Colijn van Rijssele, die in zijn Spiegel der Minnen van omstreeks 1480-1500 de mogelijkheid en wenselijkheid van sociaal gemengde huwelijken opperde en daarmee zeker vele van zijn burgerlijke toeschouwers verstoorde. Het blijft moeilijk de impact van toneel op attitudes in het dagelijkse leven in te schatten. Maar het feit dat de overheid in Brussel in 1559 optrad tegen als schandelijk ervaren rederijkersspelen, is een teken aan de wand.
Jongelui vinden het leuk zich samen als kwajongens te amuseren. Naast de dagelijkse schelmerijen nemen hun streken sporadisch
Begeleid door fakkeldragers begeeft een duur feestgezelschap zich door de nachtelijke straten van de stad. Kalenderminiatuur van de maand december door Simon Bening in een Getijdenboek, ca. 1530.
München, Bayerische Staatsbibliothek, Cod. lat. 23638, fol. 14
| |
| |
een gestructureerde vorm aan, georganiseerd vanuit de basis of van boven uit. Min of meer georganiseerde groepjes, zoals de brigate in de Italiaanse steden, gaven de vrije tijd een ordelijke en vreedzame invulling. Ze maakten zich met name verdienstelijk als escorte van dames. Vanaf de dertiende eeuw stimuleerde de clerus het fenomeen van de kinder- of ezelsbisschoppen (abbés de maugouvert), waarbij jongeren op het Zottenfeest tussen Kerst en Driekoningen als pseudo-rechters optraden en valse muntstukken uitdeelden, maar in feite in deze wereld-op-zijn-kop zedenlessen proclameerden. Eind vijftiende eeuw trok de Kerk haar hand terug, maar ambachten en broederschappen gingen ermee door. Het gebruik benaderde de functie van carnaval.
Een hardere formule was die van de charivari, in Italië mattinata. Jongeren, nagenoeg uitsluitend jongens, gingen in groep de orde verstoren op feesten, of maakten ketelmuziek onder het venster van een slachtoffer door luidruchtig op potten en pannen te roffelen. Hun gedrag varieerde van spontaan vertoon van lef, viriliteit en rivaliteit tot geritualiseerde sociale kritiek en censuur. Het was een zoektocht naar eigen identiteit, in en tegen de wereld der
De Griekse tovenares Circe verandert met een toverdrankje mensen in dieren. Miniatuur (detail) in de Chansonnier de Jean de Montchenu, derde kwart 15e eeuw.
Parijs, Bibliothèque nationale de France, Ms. fr. 809, fol. 67
volwassenen, een ‘rite de passage’. De charivari ontkracht de stelling van Ariès dat adolescentie in de Middeleeuwen niet bestond. Soms bleef het ritueel tot een onschuldige aubade beperkt, maar meestal ontspoorde het in nachtelijke tochten en vandalisme. Geliefkoosde doelwitten bij die publieke en theatrale spotternijen waren bedrogen echtgenoten, mannen die door hun vrouw geslagen werden en bruidsparen. Centraal stond de vernedering van de hoorndrager in de ogen van de buren, en de frustratie van jongelui die nog geen huwelijkspartner hadden gevonden. Het grofste geschut was echter gericht tegen hertrouwende weduwen en weduwnaren, vooral wanneer tussen de trouwers een groot leeftijdsverschil bestond. Achter de pure spot zit een heel materialistische beweegreden: de jongeren zagen door het hertrouwen hun aanspraken op een deel van het patrimonium uitgesteld worden of zelfs definitief verloren gaan. Omdat de Kerk zulke huwelijken uit vrije consensus beschermde, ging ze, vanaf het Concilie van Compiègne in 1329-30, fel ageren tegen de charivari. Burgerlijke instanties beperkten zich tot de repressie van vernielzucht, wellicht omdat, zoals ook Callois meent, charivari en carnaval, ondanks de schijnbare wanorde, heilzame uitlaapkleppen voor sociale spanning en dus bronnen van orde waren. Bakhtin nuanceert die these door te onderstrepen dat deze activiteiten de deelnemers vertrouwd maakten met een samenleving zonder hiërarchie en klassiek gezag, zodat wij ze toch als wapens van subversie en van gedragsmutatie moeten erkennen. Burguière zag er zelfs een nieuw instrument van volkse justitie in.
| |
| |
Hartvormig boek met Italiaanse en Franse minneliederen, getoonzet door vermaarde componisten als Johannes Ockeghem en Guillaume Dufay, Frankrijk, ca. 1470.
Parijs, Bibliothèque nationale de France, Ms. Rothschild 2973, fol. 3v
| |
Individuele ontspanning
Individuele ontspanning is naast het collectieve vertier in de Middeleeuwen niet onbekend. Het individu kan zich terugtrekken op een mentaal eiland, de jardin secret van het geheime dagboek, waarin de mens tot zichzelf spreekt. Meestal wordt dat intieme getuigenis vernietigd wanneer het document zijn functie van persoonlijke expressie of afrekening heeft verloren. Het individu kan ook dialogeren met een ander individu: communicatie tussen twee eilanden, via briefwisseling, via samen tafelen, via liefdesspel. Een specialist ter zake was de veertiende-eeuwse kroniekschrijver en onvermoeibare reiziger, Jean Froissart. Heel wat van de onschatbare informatie die hij in zijn kroniek verwerkte, was de vrucht van gesprekken die vaak het karakter van interviews moeten hebben gehad. Al lijkt het ernaar dat het dialogeren vooral een door hem gecultiveerde vorm van ontspanning was. Toen hij in het land van de graaf van Foix in een herberg in het Zuid-Franse Orthez logeerde, genoot hij er gewoon van dat ‘op een avond na de maaltijd, bij het vuur gezeten en wachtend op de nacht, de graaf van Foix begon te spreken en herinneringen op te halen aan zijn leven en wapenfeiten, tant de pertes que de prouffis’. Van dergelijke aspecten van het leven gingen de sporen veelal verloren. In de briefwisseling van koopman Datini uit Prato, rond 1400, verklapt zijn vrouw Margareta pikante details over de erotische escapades van haar dienstmeisjes. De mystica Margery Kempe noteerde vlijtig haar intieme gevoelens in een autobiografie uit het begin van de vijftiende eeuw. In Italië nam de bewaarde briefwisseling tussen particulieren al in de jaren 1360-80 een aanzienlijke omvang aan. Er wordt een persoonlijke toon gehanteerd, veel geklaagd over ziekte, over de afwezigheid van geliefde familieleden of vrienden, er worden intimiteiten en affecten uitgewisseld, en er wordt nogal wat steun afgebedeld.
Voor de Lage Landen zijn we vrij pover bedeeld. Weliswaar kwamen heel wat brieven tussen leden van het Bourgondische vorstenhuis tot ons, waarin heel terloops een tipje van
| |
| |
de sluier wordt gelicht omtrent hun privéleven en intieme gevoelens. Maar die brieven bleven bewaard omdat ze in essentie niet over particuliere aangelegenheden handelen, wel over staatszaken, zodat het logisch was ze te klasseren tussen de puur ambtelijke stukken van de Rekenkamer of de Raadkamer van Rijsel. Een enkele keer bleven brieven bewaard die tussen familieleden of vrienden werden uitgewisseld. In een brief uit 1425 aan edeldame Jeanne d'Harcourt geeft rechtsgeleerde Jan van den Berghe op een emotionele manier kritiek op de snode hertog van Gloucester, die de door hem zo geprezen Bourgondische hertog bedriegt. De toon is hier losser en vrijer dan in ambtelijke en juridische documenten waarin het individu zich nog meer afschermt tegen onbeschaamde of gevaarlijke blikken, en een defensieve houding aanneemt tegen een vijandige aanklager of een politieke tegenstander.
Burleske bas de page in een koorboek met kyriale en motetten, Gent of Mechelen, 1498-1503. De codex werd gemaakt in opdracht van Philippe Bouton (1418-1515), een neef van Olivier de la Marche, die verbonden was aan het hof van Filips de Goede, zijn peetoom.
Rome, Biblioteca Apostolica Vaticana, Chigi-Codex viii 234, fol. 97
| |
| |
Dezelfde Van den Berghe schreef rond 1431 ook een allegorie op de toenmalige rechtspraak, Dat kaetspel ghemoraliseert, opgedragen aan de invloedrijke Vliesridder Roeland van Uutkerke. De ridder had de auteur tot het schrijven van die tekst aangezet tijdens een luisterrijk banket in zijn stadsresidentie, waar uitbundig werd gezongen en poëzie voorgedragen in aanwezigheid van tal van prominenten. Uutkerke had eigen menestrelen in dienst, die hij in 1421
Het tijdverdrijf van edelvrouwen: weven, borduren en bidden. Randminiatuur toegeschreven aan Simon Bening en atelier in het Getijdenboek van Albrecht van Brandenburg, ca. 1525.
Amsterdam, Bibliotheca Hermetica Philosophica, eertijds Ms. Astor a 24/2, fol. 96
‘verhuurde’ aan de stad Brugge om de Bourgondische hertog met stijl te ontvangen.
Het schrijven van brieven was een technische vaardigheid die op school werd aangeleerd. Er bleef een modellenboek uit het einde van de dertiende eeuw bewaard van de abdijschool van Sint-Pieters in Gent, waarin de monniken hun best deden om Gentenaren voor te bereiden op het ware leven: het bevat brieven voor alle mogelijke doeleinden, van een zakenbrief tot een epistel waarin een buitenlandse vriend gevraagd wordt te bemiddelen bij het zoeken naar een huwelijkspartner. Toch slaan de Nederlanden een pover figuur vergeleken bij de vele ricordanze uit de Italiaanse steden, die het midden houden tussen dagboek en stadsgeschiedenis en waarin burgers familiale herinneringen optekenden. Enigszins daarmee te vergelijken zijn de Gentse memorieboeken, in de veertiende eeuw sobere lijsten van schepenen, later opgefleurd met persoonlijke kanttekeningen.
Portret van een man met boeken bril. Paneel, anomieme Vlaamse meester, eind 15e eeuw.
Straatsburg, Musée de l'OEuvre de Notre-Dame
Individuele ontspanning bestond in de Middeleeuwen. We kunnen het alvast afleiden uit de privékamers in gegoede burgerhuizen, waar de heer des huizes zich terugtrok voor het woordenloze schaakspel of voor de stille individuele lectuur. Maar ook minder elitaire middeleeuwers lazen wellicht heel wat ontspanningsliteratuur. Een hardnekkige fabel situeert de alfabetisering van de brede massa in de zeventiende eeuw; zogezegd ging men pas toen investeren in onderwijs. De kunst van het lezen en schrijven mag dan wel ooit het
| |
| |
privilege geweest zijn van een kleine klerikale elite, toch had Gent al in de twaalfde eeuw lekenscholen, waar kinderen van kooplieden de voor het zakenleven essentiële vaardigheden leerden. Rond 1200 braken in de Nederlanden de volkstalen door in de fictieliteratuur, maar ook voor de vastlegging van rechtshandelingen in oorkonden. Beide fenomenen wijzen op de intellectuele emancipatie van nieuwe lagen in de samenleving. De groei hield aan: een kleine
Niet alleen geestelijken (zoals hier) maar ook leden van de burgerij kregen een degelijke opvoeding. Miniatuur toegeschreven aan Simon Bening in het Getijdenboek van Albrecht van Brandenburg, ca. 1525.
Amsterdam, Bibliotheca Hermetica Philosophica, eertijds Ms. Astor a 24/2, fol. 58v
stad als Dowaai telde 7 schoolmeesters in 1204, in Valenciennes waren dat er 20 in 1337, en 49 in 1388, onder wie toen al enkele onderwijzeressen. In 1386 gingen - nog steeds in Valenciennes - 516 kinderen naar school, waaronder 145 meisjes. In 1497 waren het er 791, inclusief 161 meisjes, en op een bevolking van 10.000 betekende dat voor de mannelijke kinderen een deelneming aan het onderwijs van 100%, voor de meisjes van 25%. Een analyse van de al dan niet door lokale, meestal iets oudere burgers eigenhandig geschreven kwijtschriften voor schepenen van Sint-Omaars leert dat het aantal vermoedelijke analfabeten tussen 1420 en 1480 daalde van 69 tot 0%. In het eigenlijke Vlaanderen was de situatie nog gunstiger, zeker wat betreft de scholing van meisjes. Veruit de meeste weduwen kunnen na de dood van hun man probleemloos het bedrijf van hun echtgenoot voortzetten, omdat ze sterk genoeg staan om de boekhouding en andere intellectuele facetten van het economische systeem te beheersen. Fictieliteratuur was dus toegankelijk voor zeer veel laat-middeleeuwse mannen en vrouwen. Nu en dan fulmineerde de een of andere verstokte antifeminist weliswaar tegen de scholing van meisjes, maar Christine de Pisan was het levende bewijs van het nut daarvan en Chastellain vond dat vrouwen profijt trokken van goede lectuur. Men moest overigens niet zelf kunnen lezen om van
De (onbekende) auteur van de Roman de Jean d'Avesnes raadpleegt een boek in zijn bibliotheek. Miniatuur toegeschreven aan Jean Dreux, ca. 1470.
Parijs, Bibliothèque de l'Arsenal, Ms. 5208, fol. 1
boeken te genieten. Hertog Filips de Goede maakte het zichzelf comfortabel door een ‘voorlezer’ in dienst te houden. Het ging bij hem wel degelijk om zinvolle besteding van vrije tijd: ‘toute sa vie a esté nourry en histoires pour son singulier passe-temps’, noteerde een tijdgenoot bewonderend. Ook Karel de Stoute liet zich voor het slapengaan verhalen over Alexander de Grote voorlezen.
Hoeveel lazen de mensen in de late Middeleeuwen? We hebben er geen idee van door het ontbreken van bibliotheek-consultatielijsten. We beschikken slechts over een beperkt aantal catalogi van bibliotheken bij overlijden. Ze suggereren doorgaans een vrij eclectische interesse. Een goed deel van de verzameling was professioneel bepaald. Een jurist als Filips Wielant, geleerd auteur van traktaten, maar ook praktiserend raadsheer bij de Grote Raad van Mechelen en voorzitter van de Raad van Vlaanderen, die zowel artes had gestudeerd in Parijs als
| |
| |
Een jonge dame met hondje in de armen observeert het planten van een boom in de kasteeltuin. Miniatuur door Simon Bening in het Hennessy-Getijdenboek, Brugge, ca. 1530.
Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Ms. ii 158, fol. 3v
| |
| |
rechten in Leuven, stelde eigenhandig een catalogus van zijn boekenbezit op, waaruit we vernemen dat de helft van zijn lectuur, 92 werken op 182, verband hield met poëzie, geschiedenis en retorica. Sceptici zullen opmerken dat het bezit van boeken niet betekent dat ze ook echt werden gelezen door de eigenaar, die er misschien vooral op uit was bezoekers te overbluffen met prachtige, dure, verluchte manuscripten. Dat het bij Wielant toch wel om een
Geduldig wacht de huiskat op haar deel van de maaltijd. Randminiatuur (detail) in het Breviarium Mayer van den Bergh, ca. 1525.
Antwerpen, Museum Mayer van den Bergh, inv. 946, fol. 1v
onvervalste belangstelling ging, blijkt uit het feit hij een goed deel van zijn boeken zelf had gekopieerd. Hij had tevens een uitgesproken interesse voor humanistische literatuur, die misschien dateerde van de tijd dat hij in Parijs en Leuven studeerde. Het is overigens, in meer algemene zin, totaal onwaarschijnlijk dat de ongemeen grote productie van originele literaire en historische werken in de vijftiendeeeuwse Nederlanden niet aan een reëel publiek en aan een reële belangstelling zou hebben beantwoord. Hoe zou kroniekschrijver Georges Chastellain het ooit in zijn hoofd hebben gehaald om meer dan 10.000 folia vol te pennen, en David Aubert, al dan niet met de hulp van een atelier, zelfs ruim 13.500, als niet een groot deel van hun teksten een echt publiek zou hebben gehad? Het is duidelijk dat niet alleen de kopstukken van het Bourgondische hof, zoals de Croÿs en de Créquys, indrukwekkende boekenverzamelingen aanlegden in het spoor van de hertogen, en in feite in navolging van het archetype bij uitstek, de Franse koning Karel v: die bezat in 1373 namelijk meer dan duizend boeken, wat voor die tijd enorm was. De Brugse edelman Lodewijk van Gruuthuse, vorstelijk raadsheer en Vliesridder, verzamelde zo'n 160 handschriften, inhoudelijk afgestemd op de librije van Filips de Goede, die ruim 900 manuscripten omvatte. Ook mindere goden zoals de bastaard ridder Jean de Wavrin wilden wellicht deze illustere bibliofielen nabootsen. Hij blijkt heel wat ridderromans te hebben bezeten, die hij gebruikte als basis voor zijn eigen werken.
Dieren waren in de Middeleeuwen reeds huisvrienden. Ze werden aangeboden als huwelijksgift. In 1392-94 trekt de Ménagier de Paris een parallel tussen de trouw van een hond als huisdier en wat een man van zijn
Afgerichte dieren als attractie. Miniaturen in de Roman d'Alexandre, Vlaanderen, 1339-44.
Oxford, Bodleian Library, Ms. Bodley 264, fol. 91v, 96v, 117v
| |
| |
Een wagenmenner brengt zijn vorstin naar het kasteel van haar echtgenoot. Miniatuur toegeschreven aan Jan Tavernier in René d'Anjou, Le Mortifiement de Vaine Plaisance, na 1455. Het handschrift werd in het atelier van Jean Miélot in Rijsel gekopieerd in opdracht van Isabella van Portugal, de vrouw van Filips de Goede.
Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Ms. 10308, fol. 43
vrouw mag verwachten. Honden zijn nuttig voor de jacht, maar in de vijftiende eeuw vooral statussymbolen van de betere standen. Wanneer Vliesridder Roeland van Uutkerke Filips de Goede een plezier wil doen, laat hij op de Brusselse hertogelijke residentie twee op reigerjacht getrainde valken afgeven. De hertogen hielden in hun Gentse residentie zelfs exotische dieren als luipaarden, beren en leeuwen. De politieke symboliek zal wat die leeuwen betreft in een stad als Gent wel hebben meegespeeld.
Een der geschiktste vluchtheuvels voor het individu is de erotiek, met een vaste partner binnen of buiten het huwelijk, in een flirt of met een prostituee. Dichters en schilders lijken dit gedrag in de vijftiende eeuw slechts matig te associëren met zonde en sociale hinder. Dante verwoordt in de Divina Commedia alle denkbare subtiliteiten van een erotische ontmoeting: ‘onze ogen ontmoeten elkaar’, en ‘terwijl zijn hele lichaam siddert, kust hij mijn mond’. Anthonius Guainerius publiceerde in 1481 in Pavia een Tractatus de matricibus, waarin hij de delectatio van de coïtus nauwkeurig situeert in het voorspel en in het klaarkomen in eodem instanti. Laat-middeleeuwse schrijvers ironiseerden graag de kritiek van geestelijken op seksueel gedrag, door in hun verhalen priesters te laten optreden die, tegen die kerkelijke normen in, een scheve schaats rijden. De suggestie is duidelijk: precies het overspelige gedrag van de priesters bewijst de natuurlijkheid ervan. Fysiek genot is blijmoedig en overvloedig aanwezig in fictie en realiteit, als een elementaire vorm van leuke ontspanning. Schroom omtrent de liefdesdaad ontbrak
| |
| |
zozeer dat pasgehuwden in het liefdesnest klommen onder het oog van dienstpersoneel en van vrienden en verwanten, al werd het vervolg suggestief afgeschermd door discrete gordijnen rond het bed. Puritanisme was in de laat-middeleeuwse samenleving zeker geen brede stroming, veeleer een zaak van een kring moralisten. De variaties in het aantal door kerkelijke en burgerlijke rechtbanken uitgesproken straffen voor overspel, concubinaat en
Een Vlaams badstooftafereel: links het badhuis; rechts draagt een vrouw warm water aan en omhelzen een man en een vrouw elkaar in een grote badkuip met tent. Randillustratie in de Roman d'Alexandre, 1339-44.
Oxford, Bodleian Library, Ms. Bodley 264, fol. 75
Een nieuwsgierige nar bespiedt vrouwen in de badstoof. Kalenderminiatuur van de maand mei in een Latijns Getijdenboek, Zuidelijke Nederlanden, ca. 1510.
Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Ms. iv 280, fol. 6
prostitutie weerspiegelen wellicht niet zozeer de een of andere opstoot of terugval inzake seksueel gedrag, maar veeleer de afwisseling van mildere en hardere repressie. Vreemd genoeg waren sancties voor morele overtredingen afwezig tijdens sociale opstanden, alsof iedereen plots asceet was geworden. Ascetisme is wel een realiteit in de Middeleeuwen, maar dan vooral bij zeer specifieke religieuze groepen vóór 1300, al kan zelfs dat een verkeerde indruk zijn doordat voor die vroege jaren bijna uitsluitend bronnen uit die hoek bewaard zijn gebleven. Zouden alle monniken echt van een hard en oncomfortabel bed gehouden hebben?
Sensibiliteit rond en sociale risico's voortvloeiend uit erotiek hangen af van een aantal variabelen. Liefde tussen personen van uiteenlopende leeftijd, vooral oudere vrouwen en jonge mannen, was het mikpunt van charivari's en van cynische literatuur, zoals de veertiende-eeuwse roman Flamenca. Overspel en prostitutie lijken frequenter in grote dan in kleine steden en dorpen, door de grotere kans op discretie in een anonieme context; dorpelingen en vreemdelingen profiteerden van stedelijke feesten en markten om de beest uit te hangen en (verboden) bloemetjes buiten te zetten. Het element ‘geslacht’ was een belangrijke variabele in de appreciatie van seksueel gedrag. In Italië werden in diverse stadsrechten mannen niet beboet voor overspel, vrouwen wel. In de Nederlanden kregen ze meestal dezelfde boetes, maar bleef er discriminatie omdat een man het overspel van zijn vrouw zowel crimineel als burgerlijk kon doen vervolgen, terwijl zijn vrouw alleen op de tweede manier kon ingrijpen. Concubines en maîtresses riskeerden sociale devaluatie tot femmes de petite renommée,
| |
| |
hun minnaars niet. De rederijker Colijn van Rijssele onderstreepte rond 1490 via zijn personages dat concubinaat van ongehuwde vrouwen hun kansen op een geschikt huwelijk aanzienlijk deed afnemen wegens het verlies van hun maagdelijkheid. De doorslaggevende variabele was evenwel sociale stand en status. Dienstboden waren permanent overgeleverd aan de straffeloze handtastelijkheden van hun meesters. In verkrachtingsdossiers zijn 60% van de vrouwen prostituees: de daders konden rekenen op milde straffen wegens het hypocriete mengsel van tolerantie en misprijzen voor de filles de joie vanwege overheid en rechters, die maar al te goed wisten hoe nuttig die meisjes waren om seksuele agressie tegenover beter gesitueerde dames te voorkomen. Concubines van priesters werden geassocieerd met hoeren en waren eveneens gediscrimineerde zondebokken. Slechts in de publieke badhuizen zorgde het afleggen van de kleren voor een zeker tijdelijk wegvallen van sociale muren, zodanig zelfs dat de stoven in de fictieliteratuur vaak de lokatie zijn van Lady Chatterley-verhalen.
Prostitutie was in de Middeleeuwen een seksuele toevlucht voor jongeren die laat trouwden, voor tal van gehuwde mannen, reizigers, vreemdelingen en geestelijken van alle niveaus. Elke stad had haar straatmadelieven en bordelen. Florence bezat een erkend prostitutiehuis vanaf 1325, Venetië vanaf 1360. Sanudo overdrijft allicht wanneer hij het aantal prostituees in Venetië in 1519 op 11.000 schat. Vrouwen kwamen in de prostitutie terecht door een veelvoud van omstandigheden, waaronder sociale tegenspoed, gebrek aan inkomen en protectie. In de helft der gevallen gebeurde het uit vrije wil en konden ze ook probleemloos hun beroep verlaten. Stadsbesturen oefenden druk uit om de meisjes van plezier in perifere
Een matrone constateert het overspel van Mohammed.
Houtsnede in Der IX Quaesten, gedrukt in 1528.
Gent, Universiteitsbibliotheek
straten samen te brengen. In Brugge was er minder sprake van een getto dan van een commercieel begrijpelijke concentratie rond de hoofdstraten. De prostitutie volgde zelfs de cyclus van de grote jaarmarkten, die hoogdagen waren voor het beroep.
Er was nog meer seksualiteit buiten het huwelijk: de wereld van overspel en concubinaat, waarbij geen directe betaling maar uiteraard wel uitwisseling van gunsten de regel is.
Hofmakerij en overspel. Miniatuur toegeschreven aan de Meester van Guillebert de Mets in Laurent Premierfaits Franse versie van Boccaccio's Decamerone, 1445-50.
Parijs, Bibliothèque de l'Arsenal, Ms. 5070, fol. 116
Dat gedrag omvat allerlei vormen van escapisme, doorgaans tengevolge van op affectieve of fysieke gronden stukgelopen huwelijksrelaties. Mannen zoeken het veelal dichtbij in hun escapades. Meesters maken gul misbruik van hun machtspositie tegenover dienstpersoneel. Een klassieke prooi voor avontuurtjes zijn de echtgenotes van de beste vrienden en de naaste buren. Grote creativiteit wordt aan de dag gelegd in de keuze van lokatie en moment. Voor de Kerk is het ‘zonde’, en dus worden er, na verklikking, boetes geheven - meer fiscaliteit dus dan moraliteit. Hoewel de sociale orde er niet echt door in het gedrang kwam, pikten ook burgerlijke autoriteiten sporadisch een graantje mee. Het is opmerkelijk hoe vaak overspeligen beboet werden voor activiteiten buiten hun eigenlijke woonplaats. Ze wilden schandaal vermijden en doken onder in de anonimiteit van een omgeving waar ze onbekend waren. De stad Breda legde in 1454 een boete op voor priesters, maar slechts als de clericus overspel bedreef binnen twee mijl afstand
| |
| |
van zijn huis. Verder reikte het schandaal niet. De druk van het celibaat moet ondraaglijk zijn geweest voor vele pastoors, en de uitdagingen groot. De priester is een vertrouwenspersoon. Hij komt thuisblijvende vrouwen opzoeken terwijl hun man op het veld zwoegt. Bovendien beheersen deze subtle clerks, naar het woord van Susan Crane, de gave van het charmerende woord. Een lekenrechter in Dijon was, begin vijftiende eeuw, vooral verontwaardigd
Een duivel met borsten probeert een monnik te verleiden, maar dankzij vrouwe Sapientia komt hij tot inkeer. Miniaturen toegeschreven aan de Meester van Antoine Rolin in Henri de Suso, L'Orloge de Sapience, Henegouwen, vóór 1449.
Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Ms. iv 111, fol. 18
over het uitbundige trio-seksspel van twee gehuwde dames met een priester in een lokaal badhuis, omdat ze eigenlijk op dat moment niet de priester maar het diner van hun echtgenoot hadden moeten klaarmaken. Oorspronkelijk stond op concubinaat van priesters excommunicatie als kerkelijke sanctie, maar paus Innocentius iv (1243-54) gaf de maatregel op wegens het te hoge aantal overtredingen.
Sodomie was sterk verbreid in de Middeleeuwen in alle sociale lagen. Florence stond ervoor bekend, en Bernardino van Siena hield er in 1420 vlammende preken over. Het stadsbestuur moedigde de organisatie van bordelen aan om de homoseksuele ‘kwaal’ en andere vormen van sodomie onder controle te krijgen. Vanaf de veertiende eeuw startte in vele delen van Europa een harde repressie: in Venetië begon in 1406 een eindeloze reeks processen die leidden tot de brandstapel of tot verbanning. Ter preventie werd voorgeschreven dat jongens vanaf tien jaar in aparte bedden moesten slapen. In vele miniaturen geven lesbische vrouwen blijk van kennis van geraffineerde sensuele strelingen.
Bestialiteit werd bestraft met levende verbranding, zoals bij wijze van afschrikking in Toulouse in 1275. Toen Simone Furlan in 1365 een fysiologisch gebrek inriep als verzachtende omstandigheid voor seksuele gemeenschap met een geit, lieten de Venetiaanse rechters ‘multa experimenta’ uitvoeren door prostituees, die zo overtuigend waren dat de man ‘slechts’ gestraft werd met het verlies van zijn handen.
Het liefdesnest wordt in de Middeleeuwen gekoesterd als een fysieke ruimte waarin het tactiele een belangrijke rol vervult. Dekens moeten zachte veren bevatten; satijn geeft opperste euforie; gordijnen rond het bed zorgen voor geborgenheid.
Nog een vorm van ontspanning is, tot slot, reizen. Men ging naar het buitenland voor zaken of om te studeren. Vrijwillige bedevaarten, zoals die van de Brugse patriciër Anselmus Adornes naar Jeruzalem, hadden naast een religieuze ook steeds een cultureel ontspannende functie. De snelheid was beperkt maar bereikte in de veertiende eeuw toch al 60 kilometer per dag voor gewone reizen, 100 à 150 voor ijlboden. Vanwege de vele risico's gingen vrouwen best altijd gechaperonneerd op reis. In 1422 stuurde de Vlaamse raadsheer Van den Berghe zijn zoon naar het hof van de weduwe van de graaf van Namen om er Frans en adellijke manieren te leren. De academische peregrinatio was in de
| |
| |
Middeleeuwen bijzonder intensief. Voor 1425 hadden de Nederlanden geen eigen universiteiten. Studenten waren dus wel verplicht om naar Parijs of Bologna te trekken. Aan het eind van de vijftiende eeuw nam de reiskoorts nog toe, door de ongemeen grote aantrekkingskracht van Italië als bakermat van het humanisme. Een segment van de samenleving dat zich intensief verplaatste, waren de prostituees.
Een ossenwagen, die wordt geleid door ‘Raison’ en ‘Entendement’, reist onder de bescherming van ‘Dame Gravité des Sens’ door een vredig Zuid-Nederlands landschap met ommuurde stad.
Miniatuur in Les Douze Dames de Rhétorique, Brugge, 1473-75.
Cambridge, University Library, Ms. Nn. 3.2., fol. 29v. By permission of the Syndics of Cambridge University Library
In het buitenland leek hun parfum exotischer. In Londen vulde de Lord Mayor in 1381 een van de door hem beheerde bordelen met Vlaamse hoeren. Hun succes werd toegeschreven aan hun volslank figuur en hun gouden haar, net als bij de Hollandse meisjes in de plezierhuizen van Great Yarmouth. Ook in Florence kwamen 79 van de 916 in de vijftiende eeuw geregistreerde meisjes uit de Nederlanden.
|
|