| |
| |
| |
Aan den opgestaanen Heiland.
Stem: Nu eens uit de borst gezongen.
Schutte, Gez. D. II. blz. 1.
'k Offer U mijn morgentoonen,
Groote Jesus! Rust der ziel!
'k Laat het ongeloof U hoonen,
Daar ik voor uw hoogheid kniel;
U te zingen is mijn lust,
U, dien 't hart, als Heiland, kuscht,
U, wiens werk ik zie bekroonen,
Na den jongst volbragten strijd;
| |
| |
Gingt gij op den middag onder,
Gouden Troostzon der natuur!
In het zielbeklemmend uur?
Klomt gij vrolijk, lieve Zon,
Toen de schoonste dag begon?
Wat verheugde u zoo bijzonder?
Riept gij, met dus op te gaan:
Ja! de grond van 't graf moest beeven,
Daar het hart der wagtren lilt,
Goël moest verwinnend leeven,
Daar de Joodsche bloedraad trilt;
Wijkt nu zegel, wagt, en steen,
Voor den Vorst der Eeuwigheên!
De Engel zal u proeven geeven,
Dat Romein, noch hel, noch Jood,
Jesus houden in den dood.
| |
| |
Stap nu vóór den dag naar buiten,
Zoet gepaard vriendinnental,
Zwaarigheid moet u niet stuiten,
Zie, wat God u schenken zal;
Draag uw' balzem naar het graf,
Leg hier all' uw zorgen af,
Almagt zal een' weg ontsluiten
Baart in Josefs stillen hof.
't Rotzig hol moet ledig weezen,
Stap naar binnen zonder vreezen,
Daar wagt u der Englengroet;
ô Denkwaardigst wonderöord!
's Engels troostend morgenwoord
Zal uw' bangen geest geneezen,
Rijs met vreugd, Natuurzon! rijs!
't Graf is hier een Paradijs.
| |
| |
Magdalena droog uw traanen,
Zing een danklied! Jesus komt
Langs de huppelende laanen;
'k Zie u straks door vreugd verstomd;
Red u hier geene Englentaal,
U den vollen troostweg baanen;
Daar!... Uw Redder is nabij!...
Uw verlosser maakt u vrij...
't Enkel woord zal u herstellen;
Door dit woord, gepaard met kragt,
Wijkt al 't geen uw ziel kan kwellen;
'k Zie den dag na uwen nacht;
Uwe ziel word louter vreugd;
'k Zie uw' boezem kloppen, zwellen,
Nu gij, in den schoonsten tijd,
Vreugd, gevoel, en liefde zijt.
| |
| |
'k Zie u opgetoogen vliegen;
'k Hoor uw blijde boodschapstem.
Goëls hofwoord kan nooit liegen;
Droeve vrienden wagten hem;
Hij, die 't eeuwig heil bedoelt,
Maakt, hoe 't Sanhedrin ook woelt,
Om het volk in slaap te wiegen,
Helschen list en kragten slap,
Sterkt het zwak Discipelschap.
Simon, zie uw' Jesus naadren.
Emmaus voel, hoe rolt het bloed
Door Kleöpas hart en aadren,
Die hem met zijn' vriend ontmoet;
Treurig Tiental, uw geluk
Klimt juist in den diepsten druk;
Welk een geest werkt in de raadren!
Didimus, hoe blind en doof,
| |
| |
Vrede, spreekt de Vorst van vrede
In 't gegrendeld Stadvertrek,
Liefde voegt haar teedre beede
Bij het minnelijkst gesprek;
Vlugt, ô slingerende vrees!
Hij, die uit het graf verrees,
Deelt ook zijn genade mede.
Siön breng, bij 't citerspel,
Nu juicht onze prediking!
Onvermoeide zielbewaaker,
Nu zingt ieder wagteling!
't Echt geloof, dat op u staart,
Is voor Jood noch dood vervaard,
Ja belacht den Schriftverzaaker;
Daar de Hoop de harten schraagt.
| |
| |
Dood, uw prikkel is geweeken.
Hel, uw kragten zijn geknot.
Christentaal durft moedig spreeken,
Steunende op den waaren God.
'k Zie de ontslooten Hemelpoort,
Edens Lofpsalm word gehoort,
Daar de hofslang ligt bezweeken.
Hoor! hoe galmt de vroome schaar
't Hallel in dit Jubeljaar.
Jesus leeft! al 't volk zal leeven,
't Heil staat met Gods inkt beschreeven,
't Heil dat ons uit onheil trekt.
Jesus leeft! de dood is dood.
Jesus leeft! en helpt in nood.
Reizang rol langs Sions dreeven!
'k Hoor den troost- en zegetoon,
Jesus leeft! en klimt ten troon.
| |
| |
't Zoutverbond, vol heilweldaaden,
Schenkt nu leeven aan den geest;
Voeten gaan op Hemelpaden.
Tongen juichen op dit Feest.
Harten zijn vervuld met troost.
Draagt nu blanke lofgewaaden,
Jesus leeft! de verre dooden
Zullen leeven langs de Zee.
Jesus leeft! de God der Goden
Antwoord op de Apostelbeê.
't Morgenland hoort Jesus stem.
't Heidendom eerbiedigt! Hem.
Sceba, Seba, opöntbooden,
Gaan met Tharsis hand aan hand;
Zien de kruisbanier geplant.
| |
| |
Dorre plaatzen zullen bloeiën;
Almagt zal daar wondren doen.
Dennen, Mijrthen zullen groeiën,
In het vruchtbaar Heilsaizoen.
Jesus heerscht in 't gansch Heeläl,
Jesus, die herscheppen zal,
Doornen, distlen uit kan roeiën,
Jesus leeft! de woestenij
Toont zich met de beemden blij.
'k Offer U mijn dankbre toonen,
Groote Jesus! Rust der ziel!
'k Buig mij voor den troon der troonen.
Och! dat al mijn hoogmoed viel!
U te zingen is mijn lust,
U, de Bron van Licht en Rust,
U, die bij uw volk wilt woonen,
U zij leeven, werk, en tijd,
Ziel en lichaam toegewijd.
|
|