Zanglievende uitspanningen

[p. 62]

Mijn trooster.

Stem: Sombre schaduw, enz.

Schutte, Gez. D. I blz. 42.

Waar zal ik mij heen begeeven!

Vond ik flegts één plaats voor mij!

Daar ik meer getroost mogt leeven,

Meer getroost in God en vrij!

God moet mij dien troostweg baanen,

'k Hoop op zijn meêdoogenheid,

'k Zal hem, op beloften, maanen,

Waar hij mij in 't donker leid.

[p. 63]

 

Zal een Jonathan mij redden?

 

Of een Michal mij behoên?

 

Geitenvellen, raadsliên, bedden,

 

Redden niet uit tegenspoên.

 

Samuël kan niet bevrijden,

 

Zoo bij Sechu God niet werkt;

 

God, de Trooster in het lijden,

 

God is 't, die het leed beperkt.

 

 

 

Zal ik troost in wouden wagten?

 

Red mij Nob uit zwaaren nood?

 

Geeft gij mijne ziel ooit kragten,

 

Achimelechs Priesterbrood?

 

Neen: een Doëg zou mij vangen,

 

Schoon ik zwaard en Efod nam,

 

Om aan heup en borst te hangen;

 

Zoo geen troost van boven kwam.

[p. 64]

 

Zal het hof van Achis helpen?

 

Of Adullams ingewand?

 

Of zal Mispe traanen stelpen

 

In der Moäbieten land?

 

Zal mij Chered troosten, dekken?

 

Kehila of Engedi

 

Mij uit duizend rampen trekken,

 

Door een' held als Husai?

 

 

 

Geeft de geitklip veiligheden?

 

Helpt mij Ziklag uit den druk?

 

Zal ik langs de bergen treeden?

 

Volgt mij daar het zoet geluk?

 

Neen: de Heer van alle heeren

 

Is de stuurder van mijn lot,

 

Hij alleen kan 't onheil weeren,

 

'k Vlucht dan hoopend tot mijn' God.

[p. 65]

 

Daar zal ik mij heen begeeven,

 

Die beschikt een plaats voor mij,

 

Waar ik meer getroost kan leeven,

 

Meer getroost, gerust en blij.

 

God zal mij dien troostweg baanen,

 

'k Hoop op zijn meêdoogenheid.

 

'k Zal Hem op beloften maanen,

 

Waar en hoe zijn hand mij leid.