Grappige zamenspraak tusschen de oude Hollandsche Duit en de nieuwe Nederlandsche Cent(ca. 1816)–D. Porcelijn– Auteursrechtvrij Vorige [pagina 1] [p. 1] Grappige zamenspraak tusschen de Oude Hollandsche Duit en de Nieuwe Nederlandsche Cent. Begonnen door een Liefhebber, en voltooid door D. Porcelijn. ONDER DE ZINSPREUK De Duiten zijn wel afgewend, Maar toch bemind meer als de Cent. 1 de Duit Verwarring van het zwak verstand Wat doet gij in ons Nederland Om 't Menschdom zoo te plagen In Oost in West in Zuid en Noord Word mijne naam met roem gehoord En gij komt mij verjagen. 2 de Cent Wel duitje is uw niet bewust Dat men op uw vervallen kust Geen oudheid wil erkennen, Ik ben nog jong en naarde smaak En Nederland [....] volijver blaak Om aan mij te gewennen. 3 de Duit Maar 't zijn geen dagen als gij 't vat Of jaren dat ik Land en Stadt Heb door en door gewandelt Maar Vier Vijf Eeuwen agtereen Hield ik de Armen op de been En werd nu zoo mishandeld. 4 de Cent Wat wint gij met dit alles uit ü Naam is maar gemeen een duit Men ken uw niet verdeelen Nu ben ik hier volmaakt bekend En maak als Nederlandsche Cent Twee halve tot een heelen. 5 de Duit Bekend kan zijn maar niet bemind Besshouw maar het onnozel kind Als het iets wil gaan kopen Door mij word 't kind zijn hand gevuld Doot uw is 't arme schaap gekuld En kan niet op uw hopen. 6 de Cent Gij maakt van mij zoo groot getier Wat deed een vierde stuiver hier Een halle en diergelijken Drie kroone duit en zulk gebroed Waar om verbanden gij dat goed Niet buiten uwe wijken. 7 de Duit Zij konden mij geen schaden doen Beroofde mij niet van fatzoen Want ik behield mijn waarde Ik leefde hier in rust en vree Maar gij brengt louter twee tracht mee In dempt mij in der Aarden. 8 de Cent Wel duitje het is met uw gedaan Uw talkroost ras is naar de Maan Men heefd uw afgaan danken Uw naam is bijkans afgewent 't Is nu twee bollen voor een Cent Dat zijn veel fraaijer klanken. 9 de Duit Uw fraaije klank en naar geschal Is als een Botje zonder gal Waar gij uw komt vertoonen Waar toe diend gij, gij weet wel cent Waar men de duiten is gewend Brengt gij ons in de boonen. 10 de Cent Al schempt gij nog zoo zeer op mijn 't Getal moet toch in tienen zijn Die rekening is veel beeter Geen duit vind plaats daar ik verkeer De duiten komen nimmer weer De centen zijn gereeter. 11 de Duit De centen zijn gereed ja maar Al wierd ik nooit geen cent gewaar Ik zou er niet om kniezen Die thans een oortje heefd besteed Moet zeker dat gij zelfs welweet Een vierde cent verliezen. 12 de Schreiver Gij cent en duit zwijg toch maar stil In denkt dat die 't zoo hebben wil Het weder kan veranderen Leef rustig in het Nederland Dan houd uw handel zeker stand Leef vreedzaam met elkander, FINI Het begin en het slot, Het al komt van God. Te Amsterdam, bij J. d VOGEL. Vorige