Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 6
(1738)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 230]
| |
Tweede hoofdstuk,
| |
[pagina 231]
| |
ge buitensporigheeden die hy in zyne Kerk beging; waar op gevolgt is het verbod van heimelyke Vergaderingen te houdenGa naar margenoot+ ‘Eindelyk heeft het God behaagt te | |
[pagina 232]
| |
luisteren naar het geschrei zyner kindederen die nacht en dag tot hem zuchten, en te verhoren den wensch der gebondenen en gevangenen onder de menschen. Alle dingen zyn zodanig geschikt, dat, na wy ons uiterste best gedaan hebben, om wysselyk en krachtig, hoewel wat heimelyk, en echter opentlyk genoeg, de waarheden in te voeren die gy in myne boeken vinden zult, zo wegens de Hervorming der Kerke, als wegens de onderscheiding van de ware Kerk, gelyk ook wegens de Profetie en gemeenzame oefening en wegens de Kerkelyke magt door de Schriftuur bepaalt, en andere dingen welke gy in groten getale daar in zien zult...... de Heere het middel verschaft heeft tot eene gelukkige afzondering, door de zaken die hy heeft doen voorvallen.... Eene dier zaken is, dat het Walsche Synode in dwaling gevallen is omtrent de Leere, met goed te keuren het boekGa naar voetnoot(a) van een dwalend Prediker. De tweede zaak is myne afzetting van het Predik-ampt, die van een ander verkoren Herder, mynen leerling, en van nog twee andere Godgeleerden, waar van de een een goed Predikant is; als mede het suspendeeren en afzetten van onze Consistorie, bestaande uit aanzienlyke Ouderlingen, luiden van geleerdheit en godvrucht..... ware Ouderlingen en Voorgangers; zo omdat zy niet hebben willen goedkeuren het gemelde boek van dwaling en godloosheit, als omdat zy niet wilden veroordeelen myne boeken, en vooral deze drie, Le Heraut du grand Roi Jezus, La Puissance Ecclesiastique, en Exercice Prophetique; en eindelyk omdat zy my niet wilden verlaten, maar my en de mynen liever wilden aanhangen, dan de Synoden en die het met haar houden: zo dat wy niets willende toegeven, zyn als afgezondert, 't welk ten onzen beste is uitgevallen en nog uitvalt, gemerkt onze Vergadering reets bestaat uit drie hondert gezonde leeden, uitmuntende en waarlyk uitverkoren volk, met den waren geest van Christus bezielt. ‘Wy danken 'er God voor, die ons heeft uitverkoren.... gescheiden en afgezondert, met ons allen uit één hart en ziel; wy hebben een waarlyk Christelyke roeping, spreeken met een vry gemoed over alle de waarheeden, toetsen en verwerpen alle de misbruiken aangaande de Leere, aangaande het gebruik der Sacramenten, en aangaande de zeeden, en stellen ons niets minder voor, dan ons te reformeeren naar het voorbeeld der eerstbegonne Christen-Kerk.... Onze Vergadering wordt tweemaal daags gehouden, te weten 's morgens en 's avonds, en op de zondagen driemaal. Wy bedienen het woord niet op een hogen kansel, maar wy zyn alle in een zelven rang geplaatst, zittende alle onder elkander zonder onderscheit, armen en ryken, uitgenomen dat de Spreekers, 't zy Herders of Ouderlingen, (want die wil en kan spreeken over de voorgestelde texten, wordt in eenvoudigheit en nedrigheit aangehoort, volgens het Tractaat over de Prophetische Oefening) gaan zitten op een bank die even als de andere is ge- | |
[pagina *14-*15]
| |
L.F.D.B. inv.
I.F. Scul. Les Free-Massons | |
[pagina 233]
| |
maakt, doch een weinig meer verheven, om beter te konnen gehoort en gezien worden..... Daar is onder ons zulk een grote zedigheit, eensgezindheit, nedrigheit, yver, godvrucht, enz. dat wy God niet genoeg konnen roemen over dat hy ons zulk eene opkomende Kerk doet zien..... zelfs hebben wy onder ons verscheidene Leeraars en andere aanzienlyke personen, die alle even nederig, yverig, en godvruchtig zyn..... Wy dulden geen misbruik, noch eenige onmatigheit, zo in opschik en sieraad van kleeding, als in andere ydelheeden daar toe strekkende. Wy schikken alles naar de leere van het Evangelie en der Apostelen, en hebben alle voorgenomen, zo veel wy konnen, een levendige vertoning te maken van de eerstbeginnende Kristen-Kerk, en ons te gedragen naar de zuiverheit van haare Leere: waar over veele menschen verwondert staan, en 't geen echter veele menschen.... uit andere plaatsen tot ons doet overkomen, want God heeft reets overal menschen verwekt die in eenigheit zyn met ons, met ons gedrag, en met onzen geest: invoegen dat wy hopen, dat de Heere welhaast zyne magt in zyne genade geheel uitbreiden zal, en dit is het geen wy noemen de aankomst des Konings; gelyk te zien is in het boek over den Heraut. ‘Nog heeden zyn wy voor de aankomst van den dag te samen vergadert geweest tot verklaring van vers 6.7. enz. uit het 5de Hoofdstuk van den eersten Zendbrief aan de Corinthen, en hebben alle vastelyk besloten den ouden zuurdeessem van onze personen en van onze Congregatie te verlaten, om een gantsch nieuw deeg te worden. Wy zyn zo standvastig daar in, dat wy niets meer vreezen, en nergens in verslappen zullen; ik kan het u niet genoeg zeggen.... De bovenstaande Brief, in 't Fransch geschreven, eindigt dus: ‘L'Oeuvre de Dieu se commence,
Et qui plus est, elle s'avance,
Jesus est prêt, il va venir,
Il est tems de nous bien unir.
De MIddelb. ce 1. de l'Ann. 1669. ‘Qui vous soit bon & heureux,
Selon vos voeux & mes voeux.
Niettegenstaande de wederwaardigheeden, die de Heraut der nieuwe Hervorming moest uitstaan, zag men echter veele personen van aanzien die gewaande reformatie aannemen, en, zo men staat maken kan op het zeggen van denGa naar voetnoot(a) Autheur des Boeks, De Religie der HollanderenGa naar margenoot+ genaamt, maakte de verlope Jezuit, gebragt tot den staat van een verlopen en geëxcommuniceerden Predikant, geen zwarigheit van in de Provincie van Holland bescherming te verzoeken: waar op hy ten antwoord zou hebben gekregen ‘dat zo lang hy in de Gemeenschap der Walsche Kerken begeerde te blyven, hy verplicht was zich te onderwerpen aan derzelver ordonnantien en discipline; doch zo hy een nieuwe Secte formeerde, hy ook konde genieten de protectie die van den Staat wordt gegeven aan alle soorten van Godsdiensten’. Men mag geloven wat men wil van het verhaal eens mans, die in zyn werk overal toelegt om de Hollanders aan gantsch Europa hatelyk te maken. Indien zyn verhaal waar was, zou men moeten geloven dat de politie der Staten toen ter tyd veel verschilde van 't geen zy hedendaagsch is; dewyl de Republyk nog onlangs geinterdiceert en verboden heeft zekere Societeit, dewelke waarschynelyk niets tegenGa naar margenoot+. den Godsdienst, noch tegen de goede zeeden, noch tegen den Staat voorhadt:Ga naar voetnoot(b) | |
[pagina 234]
| |
gemerkt een diergelyk Gezelschap reets van overlang heeft stand gegrepen in de Koningryken van Groot-Brittannnien, onder de bescherming der grootste Heeren van | |
[pagina 235]
| |
dat Land, en zelfs onder die der Princen uit den Koninglyken Huize. De Autheur van Religion des Hollandois voegt 'er met meerder waarschynelykheit by, dat Labadie ‘niet goedvondt zyne Secte in Holland te vestigen, omdat hy onder zyne devoten hebbende de doorluchtigeGa naar margenoot+ Anna Maria Schuurman en andere jonge dochters van aanzien (als waren de vier Juffers van Somersdyk), vreesde dat haare Nabestaande vrienden haar mogten te rug trekken uit een Societeit dewelke begost in verachting te komen en zeer ergerlyk te worden, en daarom besloot zich met zyne wedergeboornen van beide de Sexen ergens elders nêer te zetten’. Laat ons in 't voorbygaan zeggen, dat Anna Maria Schuurmans, zo vermaard onder de geleerden en schrandere vernuften haarer eeuwe, zodanig de belangen van de nieuwbekeerden en van hunnen Apostel ter herte nam, dat zy als de MoederGa naar voetnoot(a) van die Gezinte wierd aangezien. Ik moest niet vergeten aan te merken, dat de bekeering van jonge dochters enGa naar margenoot+ vrouwen tot de leerstukken van Labadie, onder anderen zeer veel hielp om zyne Societeit verdacht te maken by de moeders en by de mannen der zelve. Men gaf voor dat Labadie en zyne discipelen zulk eene verheevene geestelykheit aan de fraaye Sexe leerden, dat die fyne zustertjes door de volkomene doding harer inwendige zinnen, zodanig in verrukking geraakten dat zy zonder ontroering het aanraken der godvruchtige broeders konden veelen. Men verhaalt ook, dat de Apostel, willende beproeven of de ziel van een jong zustertjen waarlyk geconcentreert was in het mentale gebed en in de geestelyke betrachtingen welke hy aan de wedergeboornen leerde, goedvondt de geestelyke galanteryGa naar voetnoot(b) der Mamillarii te vernieuwen, met zyne hand aan den boezem van de jonge devote te slaan, dewelke echter door die daat des Apostels zo min gesticht wierdt, als Labadie zeide gesticht te zyn over het weinig geestelyke dat hy in haar bespeurde. Wy brengen ons by deze gelegenheit te binnen het verwyt dat men den Quietisten van Italien en Vrankryk deet, dat zy, zich gelatende als of zy een inwendige en onmiddelyke vereeniging der ziele met God wilden invoeren, door de hoogste volmaaktheit van de ziel te stellen in eene lydelyke en ongevoelige beschouwinge, het lichaam in allerleye ongeregelde beweegingen lieten begaan, terwyl de ziel, volgens de grondstelling, in haare hoogste gerustheit zynde, niet verplicht was zich daar over te bekommeren. Zie daar zo veel genoeg is om een vleeschelyk Quietismus uit te beelden: uitgezondert evenwel de welmeenende geestelykheit van eenige eerlyke luiden, die zich door het schynschoon van Mysticiteit hebben laten verblinden, zonder op de gevolgen te letten, of dezelve voor te staan. Om weder te keeren tot Labadie; men stelde nog andere dingen, ruim zo schadelyk als die ik hebbe aangehaalt, op zyne rekening. By voorbeeld, men zegt dat hy niet schroomde zyne Aanhangers voor te houden, dat God de menschen kan en wil bedriegen: Maar laat ons desniettegenstaandeGa naar margenoot+ onderstellen dat hy in alles ter goeder trouw handelde, en dat zyn gedrag met de oprechte meining van zyn hart overeenkwam, echter zouden zyne maximen altoos een zelfde gebrek met die der andere Mystiken gehad hebben: zy zouden de natuur der verdorvendheit niet hebben verandert, en maar het eene quaad tegen het ander hebben verwisselt. Was het ondertusschen met schreeuwen te doen tegen de verdorvenheit van allerleye Christen-Kerken? Labadie kost luider schreeuwen dan de beste Quaker, gelyk men in de aangehaalde uittreksels gezien heeft. Labadie en Bourignon waren tydgenoten:Ga naar margenoot+ maar dewyl 'er geen eenigheit van Geest tusschen die beide was, weigerde de geest die Bourignon inspireerde, eenige | |
[pagina 236]
| |
verbintenis met Labadie aan te gaan. Behalven dat beschryft men hem zo wel als haar van een galachtigen en droefgeestigen aart geweest te zyn: twee zulke devotarissen, elk een byzonderen aanhang willende maken, konden niet eensgezind zyn. Ook liet de geillumineerde devote Bourignon veel verachting blyken voorGa naar voetnoot(a) het licht van den nieuwen wedergeboren Heilig; ik wil zeggen Labadie, dien zyne Aanhangers enGa naar voetnoot(b) Apologisten bleeven volharden zo te noemen, in weerwil van het oordeel der meeste menschen. Deze man ging sterven te Altena, na met zyne dweepery, om zo te spreeken, gewandelt te hebben van Middelburg naar Amsterdam, van hier naar Vriesland, en eindelyk naar Westphalen en Hamburg. Zyne reizen waren niet gantsch vruchteloos: overal maakte hy discipelen, overal vondt hy devotarissen, overal hadt hy gelegenheit om te bouwen, te planten, en vrucht te dragen, terwyl Juffrouw Bourignon niet minder yverig was inGa naar voetnoot(c) op een geestelyke wyze nieuwe uitverkoornen te baren. Ga naar margenoot+ De Secte der Labadisten is niet geheel uitgestorven: men vindt ze nog in Vriesland en in de Provincie van Groningen. Het onderscheit tusschen die Broederschap en dat der Quakers is, in 't algemeen gesproken, al te gering om dezelve niet voor een tak van de Quakersgezindheit te houden. Zal het my geoorloft zyn op alle die Mystiken, dewelke zich meer of min buitensporig gedragen hebben, naar mate zy van hun temperament geleid wierden, of naar dat de omstandigheeden des tyds hun gunstig waren, eene andere soort vanGa naar margenoot+ partyschap te laten volgen? 't Is van de Coccejanen dat ik spreken wil, zynde leerlingen en navolgers van Coccejus, die een der eerwaardigste en vermaardste Theologanten van Holland was, en een aanhang maakte dewelke ons vanGa naar voetnoot(d) Bayle gezegt wordt meest overeen te komen met den smaak der (Hollandsche) jeugt. De geene die de schikking welke ik hier maak, willen goedkeuren, zullen ongetwyfelt veel Mysticiteit in de Coccejaansche denkbeelden en gevoelens vinden: en wat belangt de geenen die geen behagen in die schikking hebben, dezelve worden van my verzogt niet al te nauwkeurig op de orde te willen letten, en om hun zelfs wille onderscheit tusschen Mystiek en Mystiek te maken. Ik voeg 'er by, dat ik niets zal verklaren, noch beslissen uit my zelven, en dat ik my wel zal wachten van hier te vergeeten die ingetogenheit dewelke een Leek nooit uit het gezicht verliezen moet, wanneer het te doen is om een verkiezing te maken onder de verschillende manieren van de H. Schriften uit te leggen. God behoede my dat ik myne handen zoude slaan aan datGa naar voetnoot(e) woord, 't welk de Wierook der Gelovigen is, en waar van de bereiding alleen toekoomt aan de Offeraren. Want zo doende zou ik in navolging der lichtvaerdigheit van dienGa naar voetnoot(f) Joodschen Vorst, die zich durfde onderwinden den gewyden wierook van de oude Wet aan te raken, een melaatsheit op myn hals halen dewelke byna zo gevaarlyk zou wezen als die waar mede de hand Gods dien onbescheiden Vorst sloeg. Zie hier vooreerst wat ik byGa naar voetnoot(g) Stoupe hebbe gevonden aangaande Voetius het Opperhoofd van de wederparty der Coccejanen, by de Hollandsche Godgeleerden onder den naam van Voetianen bekend. ‘Voetius, zegt hy, beweerde enGa naar voetnoot(h) beweertGa naar margenoot+ nog, dat het een heiligschendederyGa naar voetnoot(i) is het gebruik der Kerkelyke | |
[pagina 237]
| |
goederen te laten aan luye buiken die noch aan den Staat, noch aan de Kerk eenigen dienst doen; dat men geeneGa naar voetnoot(a) Lombert-houders, dat is die geld op woeker uitleenen, aan het Heilige Nachtmaal behoorde toe te laten, omdat zy zich geneeren met een handel die in het woord Gods verboden wordt; dat men den rustdag zeer zorgvuldig en godsdienstig waarnemen moet; dat men geene H. dagen of Feestdagen vieren moet......; dat men van de Apostelen enz..... sprekende, hun den naam van Heilig.... niet geven moet; en dat alle gelovigen een zeer strenge en nauwgezette manier van leven leiden moeten, in zo verre dat zy moeten afstaan van alle de waereldsche vermakelykheden, en zelfs van zulke die onverschillig of onschuldig zyn......’ Voetius, zegt een anderGa naar voetnoot(b) Autheur, beminde de godvruchtigheit.... hy onderscheidde zich door eene tedere devotie, dewelke in zyne Werken, zo wel als in zynen omgang uitblonk. Van zulk eenen aart zynde, is 't niet te verwonderen dat hy zulke stellingen hadt, als wy zo even gemeld hebben. Het blykt ook, dat hy, 't zy by gebrek van genoegzame uitgebreidheit van verstand, 't zy uit tederheit en beschroomtheit van gewisse, den ouden trant van filosofeeren niet heeft konnen verlaten. ‘Hy verzette zich, zegt dezelve Autheur, tegen de gevoelens van Descartes en tegen derzelver gevolgen, welke hy oordeelde zeer gevaarlyk te weezen’. Hier uit ontstondt een soort van oorlog tusschen Voetius metGa naar margenoot+ zyne discipelen, en Coccejus met de zynen, dieGa naar voetnoot(c) in 't eerst, zegt men, alleen uit eigen belang de Cartisiaansche Filosofy omhelsden. Maar die oorlog kwam welhaast uit op het geschil over de Mistike en wonderlyke (volgens het zeggen der Voetianen) methode, van Coccejus ingevoert om de Schriftuur uit te leggen; een methode die opgang gemaakt heeft, omdat ‘zy het middel aan de hand geeft om te leeraren en te predikenGa naar voetnoot(d) zonder arbeid, zonder moeite, met toepassing van ongemeene zaken die den volke zeer verheven voorkomen, omdat zy hun begryp te boven gaan, en die als diepe geheimen worden geëerbiedigt, alleen om derzelver duisterheits wille’. De byzonderheeden van die Methode komen uit, volgens den zelven Autheur ‘opGa naar voetnoot(e) vier of vyf voorname Hoofdpunten, welke zyn 1. De zeven perioden of tydperken (vanGa naar margenoot+ de Kerke des N.T.) die zy overal weeten te vinden....... 2. Een opstapeling en onophoudelyk gebruikGa naar voetnoot(f) van voorbeelden en schaduwen, | |
[pagina 238]
| |
dewelke gehaalt worden uit den ouden dienst, en uit de aloude Historie. 3. Eene gestadige affectatie van J.C. en de Evangelische dingen te vinden in..... het oude Testament, daar (voor de Coccejanen) niemant dezelve zou gezogt hebben. 4. De ontdekking en bepaling vanGa naar voetnoot(a) nieuwe gebeurtenissen in de oude Profetien. 5. Men zou, vaart hy voort, een vyfde hoofdpunt konnen maken van de geaffecteerde onderscheidingen, dewelke zy tot buitensporigheit vermenigvuldigen, tusschen de gelovigen van verschillende huishoudingen (onder de Wet, onder de Genade enz.) Ga naar margenoot+ ‘De Godgeleertheit van Voetius,Ga naar voetnoot(b) zegt by ons verder, is geheel en al geschikt tot praktyk (en tot de Zedekunde) maar die van Coccejus dient alleen tot bespiegeling’. Ondertusschen is het evenwel waar, dat die bespiegeling haare voordeelen heeft, dewelke den aandacht verdienen der geenen die zich aan de Theologische studien toewyden. Eene der geringste voordeelen is, dat zy de redenvoeringen eene gedaante van geleerdheit byzet, en stoffe geeft tot langduurige predikatien: en van deeze uitgestrekte geleerdheit, is het dat zeker Professor zediglyk sprakGa naar voetnoot(c) wanneer hy de Coccejanen beschreef als luiden die iet weeten, en de Voetianen als luiden die niets weeten. Daarenboven is merkwaardig, dat de Coccejaansche bespiegeling, met overal voorbeelden en geheimen te vinden, door dien glinster het gemeen tot zich lokt en aan zich verbindt. Wie weet niet dat de strenge zeedelessen, wel verre van die uitwerking te doen, in tegendeel doorgaans alleen strekken om het volk verdrietig te maken, en zelfs menigmaal te vervaren en te verschrikken? Men moet echter bekennen, dat die glinster ook zyne gebreeken heeft. Men klaagt, dat zulk prediken al te lichtvaerdig voor een ware geleerdheit wordt gehouden; dat het de verwaandheit van predikers en toehoorders meer aanwakkert; en dat men zich doorgaans koomt in te beelden,Ga naar voetnoot(d) dat de wysheit en de dieptens van God alleen verborgen zyn onder de typische afschaduwingen, en onder de Mystische denkbeelden: maar men zou aan die berispers konnen vragen, waar vindt men eenige Godgeleerde Opstellen die van fauten vry zyn? En wanneer men een Systema of Opstel vindt 't welk reden weet te geven van zekere duistere zaken, die voor het menschelyk verstand ondoorgrondelyk scheenen; by voorbeeld, als men daar de Drie-eenheit gevonden ziet in het werktuigGa naar voetnoot(e) dat ter reiniging van de melaatschen diende, ofGa naar voetnoot(f) op de lippen van den Mystiken Bruidegom in Salomons Hooglied; wanneer men, zegge ik, zulk een Systema ontmoet, moet men dat dan niet boven alle andere stellen? Hier laat ik het steeken: het past my niet den Protestantschen Theologant, die zich de meeste achting in de Vereenigde Nederlanden verkregen heeft, te verheffen noch te vernederen. Hem te pryzen naar zyne verdienste gaat de krachten van een geringen Leek te boven; hem te | |
[pagina 239]
| |
verachten zou ten uitersten gevaarlyk weezen. De manGa naar voetnoot(a) die zulks voorheen gedaan heeft met die luchtige vryheit welke men als een libertynschgezindheit opnam, is daar voor al te gevoelig gestraft geworden, dan dat luiden van zyne professie hem ooit in zyn critique hebben durven navolgen. Zulk een pyl alleen verdiende zamen te gaan metGa naar voetnoot(b) die waar mede een Poëet zynen vyand dreigde. Ga naar margenoot+ Tot de Leere van Coccejus behoort ook het gevoelen, dat het gebod aan de Joden gegeven, van een rustdag te houden, een gebod is van de ceremonieele Wet door J.C. afgeschaft; als mede dat van een tydelyk Ryk van J.C. op de Aarde, na de vernieling van het Ryk des Antichrists; gelyk ook dat van de aanstaande bekeering der Joden wanneer de verheerlykte Kerk van J.C. op Aarde stand grypen zal. Voor dat ik volkomelyk afscheide van 't geen eigentlyk den Mystiken, die onder de Protestanten zyn opgestaan, betreft, zal ik hier uitschryven 't geen de AuteurGa naar margenoot+ der EntretiensGa naar voetnoot(c) ons leert wegens die men, zo hy zegt, Antinomianen en Hebreeuwers noemt ‘de luiden die Hebreeuwers genaamt worden...... verschuilen zich in 't heimelyk, en houden afzonderlyke vergaderingen...... Wat klachten men zo in 't openbaar als in 't byzonder gedaan heeft wegens de ergerlyke gevoelens die men hun toeschryft, heeft men hen tot nog toe niet konnen verplichten...... tot eene opentlyke verklaring van hunne belydenis of van hunne stellingen. Sommige geven hun den naam van Antinomianen, andere zeggen dat zy een bastaart - tak der Coccejaansgezindheit zyn, dewyl zy voorgevende roemen van den zelfden oorsprong te wezen, als voerende den zelven naam en dezelve wapenen; maar de Coccejanen spreken zulks heftig tegen...... (Hoe het zy) dewyl die Hebreeuwers hunne Geloofs-Belydenis niet hebben in 't licht gegeven, dewyl zy niet in de Vergaderingen der Protestanten verschynen, maar zich in hunneGa naar voetnoot(d) Conventiculen verschuilen; en dewyl zy daarenboven doorgaans gehouden worden voor Antimonianen, heeft men hier maar een verzameling te maken van 't geen wegens die Antinomianen gezegt is, en van 't geen men in 't algemeen van de Hebreeuwsgezinden weet...... Daar zyn Ketters van dien naam geweest in drie verscheidene tydperken. 1. ten tyde der Oudvaderen omtrent het einde van de vierde eeuw...... 2. ten tyde van deGa naar voetnoot(e) Reformatie. 3. in onzen tyd, voornamentlyk in Engeland, daar zy zich nog tegenwoordig handhaven, en van waar zy hunne voornaamste gronden aan eenige Libertynen van over zee hebben overgemaakt..... Het gros van hunne dwalingen bestaat in een afkeer van het prediken der Zedeleer, het welk zy voor ontydig houden; wanende, omdat de Apostel Paulus menigmaal spreekt van de afschaffinge van de Wet, en van deszelfs tegenstelling tegen het Evangelie, dat men met te prediken over de plicht en de gehoorzaamheit der menschen, over de rechtvaerdigheit Gods en over zyne rechten, over de vreeze die men voor hem en voor zyne oordeelen hebben moet.... | |
[pagina 240]
| |
zynde alle zaken die haar opzicht hebben tot de Wet, dus herleven doet.... den geest der dienstbaarheit door het doen van berispingen en bedreigingen die strydig zyn met den aart van het Evangelie.... 't welk niets dan zagtmoedigheit en genade medebrengt..... Zy zeggen, dat J.C. met zyn sterven niet alleen de straffe van onze zonden, maar onze zonden zelve gedragen heeft, waar uit zy gevolg trekken tegen de noodzakelykheit en het gebruik van berouw en boete..... (Het schynt dat die leere de goede werken volstrekt onnut maakt: echter zou het te veel gezegt zyn, dat zy dezelve voor schadelyk houdt.Ga naar voetnoot(a) Nooit heeft eenige Libertynsche Gezindheit zo verre durven gaan.) Vervolgens zegt onze Autheur. Men vindt in 't geen de Heer Witsius over de gevoelens en wonderlyke uitdrukkingen dier Antinomianen geschreven heeft, dat zy de zorg tot het oefenen van goede werken aanzien voor een poging om gerechtvaerdigt te worden, waar mede men te kort doet aan de verdienste van den doot van J.C...... Men doet die poging niet, zeggen zy, en men stapelt die goede werken niet zo zorgvuldig op den anderen, dan in de gedachten van eenige verdienstenGa naar voetnoot(b) die men daar aan vasthecht.... Men ziet daar uit, dat de Antinomianen gestadig hun werk maken van de rechten des geloofs vast te stellen, onafhangelyk van de werken van godvrucht, en dat, volgens de beschryvinge des geloofs naar hunne denkbeelden, zy willen staande houden dat de mensch gerechtvaerdigt is, zelfs voor dat hy het geloof heeft. (Ik gaa hier voorby 't geen de Autheur aanmerkt wegens het woord Conditie in de leere der genade en der zaligheit. Dit is al te Theologisch.)..... Volgens de Hebreeuwers is het geloof een vaste verzekering die een mensch heeft dat hy uitverkoren is.... Dit is een korte weg; en een beknopte methode, rechtuitlopende tot het oogmerk (dat is tot de zaligheit, die het gevolg is van de verkiezing) zonder dat men de moeite behoeft te nemen van zo veele zaken overhoop te halen als de Godgeleerden van praktyk tot het geloof vereisschen...... Men behoeft zich maar te beproeven...... om te weeten of men uitverkoren is....’ Op dit kort verslag van den Autheur volgen eenige bedenkingen over de verachting, welke hy den Coccejanen toeschryft, van de Zedeleer en van de geenen die dezelve prediken. De overeenkomst tusschen alle de Mystiken des Christendoms verplicht my hier, tot een Aanhangsel derGa naar voetnoot(c) Verhandeling over de Quietistery, te laten volgen het merkwaardigste dat wegens die stoffe in de Memoires sur le Quietisme, aan M. de Philipeaux toegeschreven, gevonden wordt. |
|