Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4
(1729)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijIII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 343]
| |
voortbrengen: Maar uit deeze voortbrenging is 'er eerlang het quaade gelyk een berooving van 't goede ontstaan. Ga naar margenoot+ Zoroastres is van de Historie die Moses van de Schepping geschreeven heeft, niet onkundig geweest, noch van den val der Engelen, noch die van den eersten Mensch: Maar indien 't waar is dat hy deeze geschiedenissen in Moses geleezen heeft, is 't niet te min dat hy 'er veele zaaken 't zy met voordacht, 't zy door onkunde van verandert heeft; byvoorbeeldt,Ga naar voetnoot(a) hy leerde dat de waereldt in zes tyden was geschapen geweest, ieder tydt in een zeker getal van dagen bestaande. De eerste tydt bestond in vyf en veertig dagen: God schiep toen de Hemelen. De volgende van zestig, schiep hy de Wateren; de derde van vyf en zeventig, schiep hy de Aarde; de vierde van dertig, schiep hy de Planten; de vyfde van 'tagtig, schiep hy de overige Schepzelen, behalven den Mensch, en de zesde van vyf en zeventig, schiep hy den Mensch. Een ander SchryverGa naar voetnoot(b) bericht deeze Schepping geheel anders. Ga naar margenoot+ Ook zeggen de GaurenGa naar voetnoot(c) dat de Waereldt moetende door twee Menschen alleen bevolkt worden, God begeerde dat Eva dagelyks twee Tweelingen baaren zoude, en dat de doodt geduurende den tydt van duizend jaaren het getal der Menschen niet verminderen zou; dat de Duivel den eersten Mensch bezocht overzulks hy hem voor zynen Schepper haatelyk maakte; dat God het quaadt van deezen Geest der Duisternissen kundig, niet oordeelde noodig te zyn het t'eenemaal te hinderen: Maar om het allergrootste quaadt voor te komen, zie wat hy deed. Hy steldeGa naar voetnoot(d) de Engelen omGa naar margenoot+ over zyne Schepselen te waaken; Hamull had den last van Opzichter der Hemelen, Acrob was 't van de Engelen; de Zon en Maan, de Aarde, de Wateren, de Mensch, de Planten en de bezielde Schepzelen ontfingen mede hunne Opzichters. Doch niet tegenstaande alle deeze voorzorgingen, vermeerderde het quaadt, de Mensch was bedorven, en God zond de Wateren van den Zondvloedt om het menschelyk Geslacht te verdelgen. Tegen de goede Engelen hebben zich de Duivelen gestelt, waar van men de naamen en hunne doening in HideGa naar voetnoot(e) leezen kan: Maar wy zullen ons met dit te verhaalen niet ophouden. De Gauren zyn ongemeen Godsdienstig en spreeken nooit van GodGa naar voetnoot(f) dan met veel ingetogenheit en achting. Zy erkennen inGa naar margenoot+ hem de Eigenschappen die wy hem geeven; zy beschouwen hem als Opper-Rechter en belooner der Menschen, rechtvaerdig, barmhertig, spoedig in 't vergeeven enz. De Engelen en Demons, waar van wy gewag gemaakt hebben, zyn Bedienaaren Gods, de eersten wegens 't goede, en laatsten wegens 't quaadt. Deeze Gauren eigenen ook aan ieder Mensch een goede en quaade Geest toe. Zy gelooven den invloed van een zeker algemeen LichtGa naar voetnoot(g), in gegooten, om dus te zeggen, byzonderlyker in zekere ongemeene Personen en aangenaamer voor God dan anderen. Volgens hunne meening is 't dit Licht 't welk groote Mannen in konsten en wetenschappen maakt, en de vernuften vormt die om te gebieden gebooren zyn; laat 'er ons byvoegen, en om Ryks-Omkeeringen te verwekken, om 'er dit mede in de Denkbeelden van 't Menschelyk Vernuft te veroorzaaken. Dit gevoelen heeft niets ongeryms in, en het zoude niet min te gelooven zyn, dat dit Licht zich somtyds zoo midelyk over een zeker getal Personen van een Familie verspreid, dat het schynt dat het ten kosten van de overige Familie is.Ga naar voetnoot(h) Noch de Natuurkunde, noch de Starrewichelary geeven 'er geen rechtmaatige redenen van: Maar de aanmerking is 'er niet min van waar. Met een weinig opmerking ontdekt men, dat 'er een zekere hoeveelheit van verdienste voor de Familien geordent is, en dat het eveneens met de tydelyke voorspoet gaat. Insgelyks is 't ook aan Staten gedoogt geduurende een tydt ontzaglyk en machtig te zyn, en om alsdan de konsten en wetenschappen in den hoogsten graadt te bezitten; daar op volgt een verval. Het schynt mede dat het in alle de waereldlyke zaaken gelegen is, gelyk met den Mensch; een groey van jaaren, een tydt van sterkte, een tydt van vermindering van krachten. Men zoude de omkeeringen van deezen laatsten ouderdom niet konnen voorkomen. De Eeuwen van Augustus en | |
[pagina 344]
| |
Lodewyk den Grooten, zoo gelyk aan elkander, zyn uitsteekende bewyzen van 't geen men voorstelt. Ga naar margenoot+ De Gauren oeffenen een soort van eerbewyzing voor de Hanen, overzulks zy de Menschen ontwaaken, en door hun gekraai tot den arbeid aanmaanen. De Sad-der beveelt hen in de aandacht der Geloovigen. Deeze achting voor de Hanen kan hun by Overlevering der Aloude Petsen aangekleeft zyn. Ga naar margenoot+ Wy hebben gezegt, dat de eerste Persen geen Tempelen hadden, nademaal zy niet geloofden dat de Tempels voor de Goddelyke Majesteit eenige waardigheit voortbragten: Maar toen zy haar 't voorbeeldt der Jooden een geheiligt Vuur wilden bewaaren, wierden hen de Pyrées noodig. Zoroastres genoegde zich niet van deeze die hy vond, hy rechtte 'er allerwegen een groot getal van op. Dit gewyde Vuur is 't 't welk men nu noch ongemeen zorgvuldig bewaart, en veroorzaakt den Gauren, alhoewel zonder reden, den toenaam van Vuuraanbidders te hebben gegeeven; want het geen stoffelyk Vuur is 't welk zy aanbidden, alschoon hunnen Geestelyken Dienst van deeze Hoofdtstoffe verzelt zy. 't Is God die zy voor 't Vuur als een waar zinnebeeldt van de Godheit aanbidden. Het VuurGa naar voetnoot(a), zeggen de Gauren, is het zuiverste van alle Hoofdtstoffen: maar 't is nochtans een Schepzel Gods. God huisvest byzonderlyker in deeze dan in de anderen. wanneer zy bidden, is 't niet Mithra of de Zon, noch het Vuur dat zy aanbidden, maar God zelf, en men kan de voorbeelden van deeze waarheit in 't werk van den Engelschen Docter beschouwen. Niet bezwaarlyk is 't in dit alles t'ontdekken, dat de beschuldigingen van Afgodery zich ten minsten alzoo schroomloos in Asië als in Europe gronden. Zoroastres heeft zynen Sektarissen bevolen, dat men God aanbiddende, vooraf het aangezicht naar de Zon wende, en vervolgens naar het gewyde Vuur. ‘'t Was (omGa naar margenoot+ ons van de woorden van den Overzetter van de Historie des Dokters Prideaux te dienen) de manier van den Dienst der aloude Persen, en deeze instelling was de Hervorming van 't Magianismus voorgegaan. Als de Persen by 't gewyde Vuur quamen om t'aanbidden, naderden zy 't altoos van de Westzyde, op dat ze het aangezicht naar deeze Vuuren, en overzulks naar de opkomende Zon gewend hebbende, hunnen Dienst teffens naar 't een en 't ander schikken konden.’ Deeze wyze van Dienst was t' eenemaal met dien der Jooden strydig:Ga naar voetnoot(b) ‘Want het Heilige der Heiligen, waarm het Zinnebeeldt van de Goddelyke Tegenwoordigheit was, die 'er op het Verzoendekzel ruste, zynde aan 't Westeinde van Jeruzalems Tempel, alle die 'er inquamen om God aan te bidden, hadden het aangezicht naar deeze plaats gewent. Aldaar was .....Ga naar voetnoot(c) het punt waar na zy altoos hunnen Dienst schikten: Maar deeze der Mages of Wyzen de Zon in 't opgaan zynde, zoo aanbaden ze geduurig het gezicht naar 't Oosten gekeert.’ Lord zegt, dat de Gauren zich moesten naar de Zon wenden, wanneer zy God des daags baden, en naar de Maan, als zy hem des nachts aanbaden. ‘Want niet alleen zyn deeze twee Starren groote Hemellichten: Maar insgelyks twee getuigen Gods..... in tegenstelling en tegenstreevende met Lucifer.’ Te weeten den Duivel, of Vorst van 't quaade. De Pirées zyn zodanig als alhier door 'tGa naar margenoot+ AfbeeldzelGa naar voetnoot+ word vertoont. De Priesters moeten dag en nacht tot onderhouding van 't gewyde Vuur waaken: Maar men moet het nootwendig op de zuiverste wyze als geschieden kan, weer ontsteeken,Ga naar voetnoot(d) en dit word dikmaals met een stuk Staal en een Vuursteen gedaan, of wryvende twee stukken hard Hout tegen elkander. Het geschied mede door middel van 't Hemels Vuur, wanneer het zich aan eenige brandbaare Stoffe hecht, of door middel van Dwaallichten die men in 't Veldt ziet; of zelf met gemeen Vuur, byaldien het zuiver zy, of met dat 't welk de Benjanen om hunne Dooden te verbranden, ontsteeken: Maar een middel alzoo zuiver en edel om het gewyde Vuur t'ontsteeken, is een we- | |
[pagina t.o. 344]
| |
155
Temple du Feu.
Sepulchres des Gaures.
| |
[pagina t.o. 345]
| |
156
Grand Pretre des Gaures ou Perses devant le feu ajant á la main jon Rituel.
Trois differentes Têtes de Prêtres Gaures avec la Mitre et la bouche couverte.
| |
[pagina 345]
| |
der te zamen vereeniging van Zonnestraalen in 't middelpunt van een Brand-Spiegel. Het is verboden 't Vuur met een Degen of Mes aan te raaken. Men moet het met het zuiverste en ontschorste Hout onderhouden. Niet min is 't verboden het met den Mondt noch met Blaaspypen aan te blaazen, uit vreeze van het te ontheiligen. De ontheiliging van 't Vuur wierd eertyds door den dood gestraft, en deeze strengheit vervolgde men tot de verwoesting van de Monarchie der Magische Koningen door de Mahometanen. Ga naar margenoot+ De Priesters dorsten het gewyde Vuur niet naderen dan met eenig Lywaadt voor den Mondt, om te beletten dat hun adem dit Vuur niet besmette. Men nam deeze voorzorging waar, telkens als men 't naderde, en wanneer men lasGa naar voetnoot(a) of een Liturgie opzeide, die men de Bediening van 't Vuur noemen kan. De Magische Priesters die dit Ampt waarnamen, zeiden hunne Gebeden met een zachte stem op en zonder dat het Volk hen hooren kon. Dit was een soort van mompelingGa naar voetnoot(b) zeer gelykende naar die der Roomsch Catholyke Priesters, wanneer zy stille Missen doen. Tegenwoordig is de taal van deeze Bediening minder verstaanbaar voor den Gauren, als het Latyn by het Christen Volk is. Ga naar margenoot+ Wanneer hun Opper-PriesterGa naar voetnoot(c) het Vuur naderde, moest hy zich in deezen staat stellen.Ga naar voetnoot(d) Hy wiesch zich van 't Hoofdt tot de Voeten, vervolgens bereukwerkte hy zich en kleede zich t'eenemaal in 't wit, waar na hy zich voor 't Vuur met het aangezicht ter aarde nederboog, deed zyne Gebeden met tederlyke zuchtingen den Gelovigen van allerlei Godsdiensten genoeg bekent. Deeze zuchtingen, en deeze tederlyke beweegingen wierden aan God voorgedragen, aan wien hy de Gebeden voordroeg, uit het Heilig BoekGa naar voetnoot(e) getrokken: Eindelyk aan hem alleen was 't, dat hy zyne misdaden beleed. Ga naar margenoot+ Het Hoofdtdekzel van den Priester was zodanig en is noch gelyk men hier ziet.Ga naar voetnoot†. Men heeft er mede eenige van de Aloudste Magische Priesters volgens de Beschryving van Aloude Schryvers, afgebeeld. De Priester houd 'er zyn Rituaal, Bediening of gewoonte Boek in de eene handt, en in de andere eenige Roedjes, of liever eenige kleine witte Stokjes, zeer dun en ter lengte van een open handt. Zodanig was de standt waar in hy de Gebeden met een zeer zachte stem deed; en de Gelovigen, die hunne Godsdienstigheden quamen afleggen, baden eveneens, nadat zy zich inkomende hadden nedergeworpen. Alle deeze Gelovigen wierpen Offerhanden in 't Vuur een ieder naar zyn vermogen. Deeze Offerhanden bestonden in welriekende Olyen, Reukwerk, en in Paerlen. De minst Ryken boden eenige Vruchten aan. Alle deeze dingen dus in 't Vuur geworpen, wierden eertydsGa naar voetnoot(f) het Gastmaal van 't Vuur genoemt. Dit alles word eveneens by de tegenwoordigeGa naar margenoot+ Gauren geoeffent. Lord zegt, dat de Godsdienstige Oeffening door een vermaning van den Distoore aan de Vergadering begint. Deeze vermaning bestaat in dit wezentlyke; ‘dat het Vuur van God aan Zerroost (Zoroastres) hunnen Wetgever hebbende gegeeven geweest, aan wien hy gezegt had, dat dit een gedeelte van zyne deugdt en uitmuntendheit wasGa naar voetnoot(g)....zy moesten gelooven dat het Heilig en Goddelyk was, en moest geëert worden....gelyk een gedeelte van God zelf,....nademaal het van de zelfde wezendlykheit is, en dat zy alle de dingen beminnen moeten die God gelyk zyn... als de Zon en Maan....die twee getuigen Gods zyn, en die tegen hen getuigenis geeven zullen, indien zy die verachten....of verzuimen den Dienst die hun is voorgeschreeven geweest. Vervolgens vermaant hy hen God te bidden dat hy hun vergeeve, indien in 't gewoone gebruik van 't Vuur het hen gebeurde dat zy 'er water in lieten vallen, of zoo zy onbedachtzaam of anderzins, eenige onreinigheit ten opzicht van deeze Hoofdtstoffe, begingen. In eenige plaatsen van de Indiën, wordGa naar margenoot+ | |
[pagina 346]
| |
de t'zamenroeping der Gelovigen van 't Magianismus op 't geluid van een kleine klok gedaan. In Persië zyn den Gauren zodanige gegeeven tekens ongedoogt: Dus vergaderen zy zich zonder eenig bewys van uuren als waarmede men overeengekomen is, of zy noodigen hunne Gelovigen door middel van een plank waar op zy vyf of zes slagen slaan, volgens het gebruik der Armeniers van Zulpha. In kleine Kapellen is 'er in steede van een Vuur, niet dan een brandende Lamp. Alhoewel deeze Gelovigen geduurende de Goddelyke Oeffening den mondt met een gedeelte van 't aangezicht bedekt hebben, moetenze nochtans zich ver genoeg van 't gewyde Vuur onthouden: Maar wat de Priesters aangaat, zy naderen het in deezer voegen dat zy den Goddelyken Dienst konnen waarnemen, zonder moeite voor hen en zonder ontheiliging voor 't Vuur. Ga naar margenoot+ De Stokjes waar van wy gewag gemaakt hebben, worden als een wezentlyk gedeelte der Godsdienst-plichten aangezien, in den Geestelyken Dienst gebruikt.Ga naar voetnoot(a) Men snytze van een Boom met veele plechtigheden, en niet dan een eenige is 'er die de zelve verschaft, en de Persianen Hawm noemen, die naar den wilden Oost-indischen Dadelboom of Tamarindus gelykt. By gebrek van deezen, neemt men zynen toevlucht tot den Granaatboom. Het Mes 't welk dient om de Stokjes te snyden, moet vooraf door een afwassching geheiligt worden, die men zorgvuldig doen moet, en met eenige gebeden tot lof Gods en van 't Vuur zachtelyk uitgesproken. Deeze Stokjes worden in een daar toe gemaakte kooker of bus gelegt, en telkens als men leezen wil of eenige gebeden van den Zend opzeggen, of dat men zich van eenige andere Geestelyke Oeffening quyten wil, moet men als dan uit den kooker eenige van deeze Stokjes neemen. Dit is voor de Gauren alzoo noodwendig, als voor onze Godsdienstelingen, van de kraalen hunner Paternosters te behandelen, terwyl zy hunne gebeden doen. Het getal deezer Stokjes is niet bepaalt. Zekere gebeden vereischen 'er vyf en dertig, en andere vier en twintig. Wanneer men zyne maaltyd doen zal, moet men bezorgt zyn vyf van de zelve in hande te hebben: na het gebedt dienen deeze Stokjes niet meer dan om het Vuur te onderhouden. De Persen bepaalden hunne achting nietGa naar margenoot+ alleen voor 't Vuur; zy betuigden mede veel eerbied voor de drie andere Hoofdtstoffen. Dit heeft veroorzaakt dat eenige Schryvers der Oudheit hun de vier Hoofdtstoffen aan te bidden, hebben toegeëigent; doch te onrechte: hunne zorg en opmerking bepaalden, en bepaalen zich ook nu noch om de zuiverheit deezer Hoofdtstoffen te bewaaren. Zy gelooven dat de Hoofdtstoffen heilig zyn, overzulks zy, volgens hun, de Beginzelen en zaden aller dingen bevatten. Op deezen grondt, hebben zy Handhavers der Wateren, van de Lucht, de Aarde en 't Vuur. Deeze Handhavers moeten de vermenging en bederving deezer Hoofdtstoffen beletten. Deeze zuiverheit is het Grondtbeginzel waarop de Gauren de wyze hoe zy hunne Dooden handelen, hebben ingevoert. Nochtans is het WaterGa naar voetnoot(b) de Hoofdtstof waar over zy, na het Vuur, 't zorgvuldigste zyn. De verkooren Verwe der Gauren is hetGa naar margenoot+ roodt, of het geel naar den roode trekkende. Zy verkiezen zoo veel zy konnen, hunne Kleederen van deeze kleuren, overzulks die eenigermaate het Vuur verbeelden. Insgelyks zyn ze noch om deeze reden begeerig naar de Robynen, Karbonkels en Graanaatsteenen, voor alle andere Gesteentens. Dit belet echter niet, dat het oprechtiglyk waar zy, dat de Priesters in den Geestelyken Dienst zich in 't wit kleeden moeten. |
|