Mijne porte-feuille(1828)–Js. M. Pfeil– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] De taart. wijze: Hij komt nog niet, waar mag hij blijven! Een Taart, - dat wij haar welkom heeten! Een taart ontbrak nog aan den disch, Maar dat wij nooit, ja nooit, vergeten, Hoe lekker deze smul ons is! (tw:) Den snoeper kunnen wij niet velen, Die enkel zich met taarten voedt, Doch, 'k mag de waarheid niet verheelen, Dat zulk een knap mij hoogst voldoet, (tw:) Dient rond de Taart! dat wij het toonen, Hoe lief ze ons is, hoe best ze ons smaakt! Wij moeten haar geen zier verschoonen, Hoe net zij ook is opgemaakt. (tw:) Ja, vrienden, komt! geen van ons allen, Wijst zulk een kostje van de hand, En wien, wien zou geen taart bevallen! Zoo'n gast is wel een lekkertand. (tw:) [pagina 32] [p. 32] Een Taart, - dat wij haar welkom heeten! Zij is de roem van 't nageregt, Zoo lang wij lekkre taarten eten, Het gaat ons dan gewis niet slegt. (tw:) Komt, laten wij het mes niet schromen! Snijdt toe! de wonde doet geen zeer, Wel zal de taart ons goed bekomen, Ja, ieder brokje smaakt naar meer. (tw:) Vorige Volgende