Dat stomme economenvolk met zijn heilige koeien
(1976)–J. Pen– Auteursrechtelijk beschermd54. VertrossingGa naar voetnoot*In een stokoude discussie - die over de massacultuur - is een nieuw woord opgedoken: vertrossing, zo genoemd naar onze jonge omroepvereniging die sneller groeit dan kool. Blijkbaar staat het Nederlandse publiek achter deze instelling, maar toch ook weer niet het hele Nederlandse publiek, want vertrossing is een afkeurend woord. Wat valt er af te keuren? Op het eerste gezicht eigenlijk niets. Zoals bekend brengt de TROS verstrooiing - ontspannende programma's waarin de makers zorgvuldig vermijden dat de luisteraars en kijkers uit hun stoel worden opgejaagd. Het publiek wordt niet geërgerd door het onverhoedse, niet gechoqueerd, en vooral niet beladen met schuldgevoel. Goed, de tv-kijker blijft na een avondje TROS-genot wat leeg achter, maar leegheid moet er ook zijn, vooral na een vermoeiende dag, en je kunt er goed op slapen. De verstrooiden zijn door de TROS een beetje ouder geworden, maar verder niet anders, niet wijzer of gelukkiger of ongelukkiger. De TROS laat de tijd passeren. Nou, mag dat soms niet? Jawel, dat mag best. Althans van mij, ik kijk graag naar de Mounties, een TROS-programma van de AVRO. Het zijn trouwens slechts kleine sekten die daar ernstig op tegen zijn. Zij vinden dat deze verstrooiing de mens afhoudt van hoger heil; dat heil is dan bovenaards (verstrooiing is zondig) of het is revolutionair (verstrooiing is een wapen in handen van de heersende klasse, die het werkende volk wil verzoenen met de onderdrukking en de uitbuiting). Deze gelovigen zijn tegen de TROS, maar ze zijn ook tegen het voetballen, en tegen het Concertgebouworkest. Alleen de psalmen van de EO en de werken van Peter Schat vinden in hun ogen genade. Van de laatste zou ik overigens willen betwijfelen of ze de revolutie heus dichterbij brengen.
Mijn eigen bezwaar tegen de TROS, dat door het woord vertrossing scherp tot uitdrukking wordt gebracht, is een ander. Verstrooiing, hoe wezenloos ook, is alleen maar best zolang degenen die hun tijd bij | |
[pagina 214]
| |
voorkeur beter en actiever besteden er geen last van hebben. Krijgen zij er wél last van, dan wordt de verstrooiing tot vertrossing. En dit nu zit er dik in. Want de passieve massacultuur, om eens een oude uitdrukking voor hetzelfde verschijnsel te gebruiken, is opdringerig. Het ondermaatse dreigt het betere plat te drukken. Deze opdringerigheid is goed zichtbaar in de omroepwereld. De groei van de TROS gaat ten koste van anderen, en misschien wel speciaal ten koste van de VPRO - de omroepvereniging die zoveel controversieels in haar programma's doet. Erger is waarschijnlijk, dat binnen de andere omroepen een neiging bestaat TROS-achtige programma's te brengen - om leden te vangen gaan ze op de TROS-toer. Vertrossing is dan ook een veel verbreider en veel ouder verschijnsel dan de groei van die ene verstrooiende omroepvereniging. Het doet zich ook voor in de krantenwereld - hoe leger de ontspanning, hoe groter de oplagen. Niets op tegen, ware het niet dat de behoorlijke kranten uit de markt gedrukt worden. In de muziek zien we hetzelfde: het Concertgebouworkest kan alleen nog door subsidies in stand worden gehouden. Boekwinkels met een groot assortiment op hoog peil worden schaars in Nederland - de vertrossing neemt hier de vorm aan van ver-ILA-isering en verelseviering.
Er bestaan genoeg mensen die dit allerminst gevaarlijk vinden. Sommigen zien er zelfs iets moois in. Als de liberale heer Vonhoff discussieert over de subsidies aan kranten brengt hij voortdurend het argument naar voren dat producenten nu eenmaal moeten aanbieden wat het publiek vraagt. Ik ben dat met hem eens als het gaat over scheerapparaten, en zelfs als het gaat over popmuziek, maar het laatste alleen als de echte muziek er niet door in de knel komt. Vonhoff ziet dat laatste gevaar blijkbaar niet; hij meent dat kranten die te weinig abonnees hebben om te kunnen bestaan maar weg moeten. Met die redenering zouden we niet alleen De Tijd maar ook het Noordelijk Filharmonisch Orkest opdoeken (wat ik helemaal verkeerd zou vinden ook al kom ik er nooit). Wie nu zegt: een orkest - dat is heel wat anders dan een krant, die vergist zich. In de cultuur bestaan meer ondergrondse samenhangen dan het ‘liberale’ brein vermoedt.
De vertrossing heeft vele oorzaken. De overmaat van ellende in de wereld is er een van; de vlucht in het amusement helpt wel een beetje (niet zozeer de slachtoffers, maar degenen die op hun gemak gesteld zijn). Voorts werken economische ontwikkelingen massificerend. Vroeger waren de meeste mensen arm, zij consumeerden dus goedkope produkten zoals reuzel, manchester en jenever; toen hadden weinig mensen geld en zij financierden het Concertgebouw. Nu zijn de lonen sterk gestegen waardoor vraag ontstaat naar een cultureel massaprodukt dat best wat geld mag kosten. Intussen zijn de | |
[pagina 215]
| |
rijken minder rijk geworden; hun geld gaat voor een flink stuk naar de belastingen. Het kwaliteitsprodukt is arbeidsintensief, en het is dus erg duur geworden, door precies dezelfde loonstijging die de welvaart der arbeiders heeft doen toenemen. De economische groei zorgt voor prima radiotoestelletjes die overwegend jengelige muziek produceren. Het Concertgebouw moet hogere salarissen betalen, maar kan de arbeidsproduktiviteit niet opvoeren zonder dat de muziekliefhebber er onaangenaam door wordt getroffen. Dit alles heeft een verkeerde uitwerking op het culturele patroon.
Natuurlijk hoeven we ons niet bij de opdringende TROS neer te leggen. Er werken in de economische groei ook positieve culturele krachten, zoals de industriële vormgeving. Er komt meer en meer ruimte voor onderwijs, en een algemeen aangeprezen remedie is de opvoeding tot creativiteit, muzische vorming. Er ontstaat ook financiële ruimte voor subsidies; in weerwil van alle klachten over de achterstelling van kunstenaars is op dat terrein duidelijke zij het trage vooruitgang merkbaar. Wat ons vooral hoopvol moet stemmen is het opduiken van actiegroepen zoals Nederland Muziek van de club Olof-Kousbroek-Poll. Ze zijn er ook bij het toneel en in de schilderkunst en in de uitgeverij. In Groningen is trouwens onlangs weer een zelfstandige boekwinkel opgericht, en de etalage ligt er vol met onzin, maar toch, het stimuleert. De VPRO moet blijven, net als Artis. Als we werkelijk willen kunnen we er nog best wat van maken. |
|