Nuttige besteedinge der afgebrookene uuren
(1717)–Johannes d' Outrein– AuteursrechtvrijWijze: Psal. 84.1.
Wat kan het vrugteloos Ga naar voetnootabeschouw
Van Iesus weergaalooze trouw,
De Kenners van zijn liefde baaten?
| |
[pagina 175]
| |
Wat voordeel geeft die weetenschap?
Al klom zy tot den hoogsten trap,
Wanneer de ziele bleef verlaaten,
En dat zijn zuiv’re liefdens-gloed
Nooyt wierd genooten in ‘t gemoed.
2.
Al sprak men mensch- en Eng’len-taal,
Al kon men (als in ‘s Hémels-zaal
Geleert) mvolmaakt van liefde spreeken,
Al dat geluid, hoe schoon en hel,
Klonk maar als een metaale schel,
Zoo lang ons zelfs niet is gebleeken
By ondervinding, wat de kragt
Dier liefde in de ziel voortbragt.
3.
Maar zálig, die de kragt diêr min,
(Die nooyt geen eind had, nog begin)
Wierd door Gods Geest in ‘t hert gegooten,
Zoo dat hy die niet slechts beséft,
Maar smaakt: en dus zijn ziel ophéft,
En roemt het geen hy heeft genooten
(Met onuitspreekelijke vreugd)
Van Iesus lieflijkheid en deugd.
4.
Die ziele kan niet stille zijn;
Ga naar voetnootbMaar prijst die liefde booven wyn,
Geen angst nog smert haar zang kan stremmen,
Zy roept, Ga naar voetnootcKomt tot my die God vreest,’En die geleert zijt van zijn Geest,
Heft op uw zielen en uw stemmen,
En meld, hoe Iesus ‘t hert doorgrieft
Van zondaars, die hy eeuwig lieft.
5.
Ga naar voetnootdHy vond haar liggen op het veld,
Daar hen ‘t verderf en dood naar-snelt,
| |
[pagina 176]
| |
Daar hen Gods wraak als ooverrompelt,
Zeer hulpeloos, ontbloot, en naakt,
‘t Wijl niemand met haar ramp geraakt,
Zy walg’lijk zijn in ‘t bloed gedompelt,
Als niemands meededoogent oog
Zig oover hunne smert bewoog.
6.
Hy ging voorby de ziel, (die kleefd’
In ‘t bloed) en zegt, Ey leeft, ja leeft!
En wordt verlicht, verzoent, geheiligt
Door mijnen Geest en dierbaar bloed,
Ik schenk mijn vreed’ in uw gemoed,
Mijn dood u voor Gods wraak-swaerd veiligt:
Nu is ‘t de regte minne-stond!
Staat op! en treed in mijn Verbond.
Ruste.
7.
Ga naar voetnooteHier vind hy een, verzoopen in
De vleeschelyke lust en min,
Bekoort door spijs, door drank, en weelde;
Aan zijn begeerlijkheid verslaaft,
Die zonder schroom naar ‘t onheil draaft,
Terwijl hy zig maar vreugd verbeeldde,
Wiens zinnen blind, door ‘s Satans damp,
Niet merken zijn beschooren ramp.
8.
Daar een, die door ‘t geweetens kragt,
Sijn grouw’len ziet, maar ‘t licht veragt,
Dat God in hem deed ooverblijven,
Wijl dat de rust der zonde weert;
Waarom hy peinst en redeneert,
Hoe hy zijn hert maar zal verstijven;
Die des met alle waarheid spot,
En denkt, ja zegt, Daar is geen Godt!
9.
Daar een in ‘t quaad wat meer beschroomt,
| |
[pagina 177]
| |
Door goe opvoeding ingetoomt;
Die weederhouden van vele zonden,
Nogtans de lust ter deugd versmaadt;
Die ‘t quaad nooyt in zijn oorspronk haat,
Maar om de straff’ daar aan verbonden,
Wiens mond zijn hert en daad beliegt,
Die elk, maar meest zig zelfs bedriegt.
10.
Hier een, die in een diepe nagt
Van zijn Ga naar voetnootfonweetentheid versmagt,
Die ‘t ingeschaapen licht en reeden,
Dat God hem schonk, heeft uitgeblust,
Die blind’lings sluimert, en gerust
Blijft voortgaan in die donkerheeden,
Ga naar voetnootgAls ‘t Eezels-veulen uit het woudt,
Als waar’ hy op zijn dwaasheid stout.
11.
Daar een, die wel veel wysheid heeft,
Dog die daar door niet opwaarts sweeft,
Om God, zijn wi, en weg te zoeken,
Maar Zonne, Maan, en Starren meet,
Ia al des wêrelds wysheid weet,
Terwijl hy nooyt zig wil verkloeken,
Dat hy zijn eigen hert doordelv’,
En koom’ tot kennis van zig zelv’.
12.
Hier een, Ga naar voetnoothdie blind van Yver woedt,
Die hy zijn wis verdérf verhoedt,
Als reeds zijn hand is opgeheeven,
Op dat hy waarheids-leer versmaadt;
Ia die Gods Volk vervolgt en haat,
Die des de Heiligen doet beeven,
En hen van stad tot stad verjaagt,
In meening, dat hy God behaagt.
| |
[pagina 178]
| |
13.
Dat zijn de Menschen, die hy vindt,
Dat zijn de Zondaars, die hy mint,
Daar oover breidt hy uit zijn vleug’len:
Wie misten dan ooyt tomh of stoff’,
Om op te zingen Iesus lof?
Wiens ziele kon zig dan beteug’len,
Zoo draa hy deeze min genoot,
In weêrmin hem te maaken groot?
|