Nuttige besteedinge der afgebrookene uuren
(1717)–Johannes d' Outrein– Auteursrechtvrij
[pagina 96]
| |
Wijze: Psal. 74. of 116.1.
Gedugte God! die op uw eeren-stoet,
In ‘t hooge woont, omstuwt van d’Eng’len-schaaren,
Aan wien gy uwen glans wilt oopenbaaren,
Verr’ booven ‘t aardsch en zienelijk gewoel.
2.
Voor wien die Hémelschaar het aanschijn dekt,
Als gy haar doet uw heerlijkheid aanschouwen,
Die op uw heiligen niet zoud vertrouwen,
Voor wien geen schepsel ooyt was onbevlekt.
3.
Die door en om uws zelfs wil alles schiept,
Door u bestaat dit gansche wêrelds-ronde;
Want met een woord, wat gy gebood, daar stonde,
‘t Wierd alles op die tijd doe gy het riept.
4.
Die al van eeuwigheid schonkt aan uw Zoon
Een Bruid, en lichhaam, daar hy in zoud leeven,
Aan wien, als hoofd en bruigom, hy zoud geeven,
Met hem volmaakt te heerschen voor uw throon.
5.
Uw toorn ontrent dat erf-volk is gestilt,
Uw uitverkooren schaar is reeds geveiligt,
Dewijl die Zoon heeft uwen naam geheiligt,
Die heeft aan ‘t kruis zijn herte-bloed verspilt.
6.
‘t Verlooren schaap van ‘t huis van ‘Israël
Heeft hy door ‘t woord tot zijne stal vergaadert,
Hy is zelfs tot het Heidendom genaadert,
| |
[pagina 97]
| |
Door zijn Gezanten op zijn hoog bevel.
7.
d’Onwéttige, de mensch der zonden, ‘t hoofd
En beeld des Beestes, dat uw volk lang plaagde,
En om uw leer, ten stad en land uitjaagde,
Heeft hy, aanvanklijk, zijn gezag ontrooft.
8.
Dit goede land, hebt gy gestélt ten tuin
Zijns Wyngaards, daar uw waarheid vry mogt vlugten,
Op dat uw Volk daar in droeg rijpe vrugten,
En dat haar stam opwies tot ‘s Hemels kruin.
9.
Het Volk dat gy daar geestlijk hebt gebaart,
En doet in min tot Christus leeden blaaken,
Wenscht, als een eenig man, tot u te naaken,
Voor ‘t lydend broederschap, verstrooyt op d’aard.
10.
Zy koomen t’zaam omringen uwen throon,
Maakt haar gebed en haar gezang lieftallig,
En voor uw aangenaam en welgevallig,
Door ‘t offer, zoet van reuk, van uwen Zoon.
|
|