De muzikale vriend der jeugd, of Bevallige zangstukjes voor het opkomend geslacht. Deel 2
(1834)–W. Oudshoff– Auteursrechtvrij
[pagina 48]
| |
[pagina 49]
| |
2.Geen stervling, die op 's levens baan
Kan duurzaam heil erlangen;
Hier lacht de vreugd hein minzaam aan,
Ginds zal de zorg hem prangen.
Gelijk een droom ontvliedt het al
Wat hier hem wordt gegeven;
Bestendigheid mag in het dal
Der aard hem nooit omzweven.
| |
3.Maar Vriendschap dooft het lijden uit,
En leenigt alle smarten,
Waar zij 't verbond der trouwe sluit
En zamensnoert de harten.
Waar 't oog blikt in een zwart verschiet,
Blijft zij voor uitkomst waken,
En doet in 't barnen van 't verdriet
Nog stille vreugde smaken.
| |
4.Waar ons bestraalt de vreugdezon,
Verdubbelt zij 't genieten;
En doet alom een milde bron
Van waar genoegen vlieten.
o Vriendschap! blijf staag hier beneên,
In 't ondermaansche leven,
In vreugd zoo wel als tegenheên,
Ons zegenrijk omzweven.
Mr.
|
|