De muzikale vriend der jeugd, of Bevallige zangstukjes voor het opkomend geslacht. Deel 2
(1834)–W. Oudshoff– Auteursrechtvrij
[pagina 18]
| |
[pagina 19]
| |
2.Daar vlieten onze dagen
Zoo kalm en rustig voort,
Nooit wordt door morrend klagen
Ons stil geluk verstoord:
Want minnende ouders zorgen,
Dat nimmer leed ons krenkt,
Van d' aanbraak van den morgen,
Tot 't uur der ruste wenkt.
| |
3.Niets doet ons zorgend zwoegen
Voor 't geen nog wachtend zij:
In kommerloos genoegen
Snelt onze tijd voorbij,
Wat heil we ook eens bejagen,
Dat bloemen voor ons strooit,
Die overgeetbre dagen
Der jeugd ontgaat ons nooit. -
| |
4.Rijk is wel de aard' aan zegen
Dien zij den stervling biedt,
Maar wat ons eens bejegen',
Ons toelach' in 't verschiet,
Nog zingen Ave, aangedreven
Tot vurig dankbetoon:
O lentetijd van 't leven
Gij spant voor ons de kroon!
|
|