De muzikale vriend der jeugd, of Bevallige zangstukjes voor het opkomend geslacht. Deel 1
(1834)–W. Oudshoff– Auteursrechtvrij
[pagina 16]
| |
[pagina 17]
| |
2.Dan, helaas! dees wisslende aarde
Schenkt geen ongestoorde vreugd;
Vaak verdrijven leed en smarten
Zelfs het schuldeloost geneugt.
Maar, wat hier ons lot moog wezen,
Hij die steeds der deugd zich wijdt,
Ziet, van alle zorg ontheven,
Eens zich 't zaligst lot bereidt.
| |
3.Ja, mag ik uw beeld niet dragen,
Lieve beek, die zachtkens vliet;
Mag ik hier die rust niet smaken;
Die gij storeloos geniet;
Eens toch zal de morgen dagen
Die mij voert naar beter oord,
Waar de reinste hemelweelde
Door geen ramp meer wordt gestoord.
v. d. S.
|
|