Venlo en andere lo-namen
(1998)–Ward van Osta– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Venlo en andere lo-namenGa naar voetnoot1De structuur van de naam Venlo is doorzichtig en over de etymologie ervan zijn de naamkundigen het in essentie vrijwel eens. Venlo is immers een samenstelling van ven en lo, elementen die hier, zo neemt men vrij algemeen aan, respectievelijk de betekenis ‘waterplas in de heide’ en ‘bos’ hebben.Ga naar voetnoot2 Daar de oudste vermelding van Venlo (ca. 1000) Uennelon luidt, een datief meervoud, zou de naam dan ‘aan de venbossen’ betekenen.Ga naar voetnoot3 Van Berkel en Samplonius gaan voor het eerste lid echter uit van de Mnl. betekenis ‘moeras, veen’ en zij verklaren de naam als ‘bosje in moerassig gebied’Ga naar voetnoot4, wat dan, wegens de datief meervoud, dient gecorrigeerd als ‘aan de bosjes in moerassig gebied’ of ‘aan de moerasbosjes’. Beide verklaringen (‘aan de venbossen’ en ‘aan de moerasbosjes’) lijken op het eerste gezicht plausibel, maar natuurlijk kan slechts één van beide (eventueel) de ‘juiste’ zijn. Bovendien hoop ik verder duidelijk te maken dat, zoals wel vaker het geval is, ook in deze kwestie de zaken minder eenvoudig zijn dan ze op het eerste gezicht lijken. Zowel over de traditionele interpretatie van ven als over die van lo valt immers een en ander op te merken en dat heeft uiteraard repercussies voor namen die met deze elementen zijn samengesteld. Om tot de oerbetekenis van Venlo door te dringen zal ik daarom in de rest van mijn betoog eerst het element ven behandelen, dan het element lo en daarna de combinatie van beide.Ga naar voetnoot5 Tot besluit wil ik dan de naam kort situeren in de ruimere context van lo-namen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Veen en venHet moderne Nederlands kent de twee onderscheiden woorden veen en ven, beide onzijdig. Volgens het WNT en Van Dale betekent veen 1) de aard- of grondsoort die grotendeels is samengesteld uit gedeeltelijk verkoolde plantenstoffen, de grondstof voor turf en een synoniem van moer, 2) een streek waar de bodem uit dergelijke grondsoort bestaat, meer bepaald: land waar turf gegraven of gebaggerd wordt, ook als plaats- en streeknaam. Eveneens volgens WNT en Van Dale is de betekenis van ven 1) naam voor kleine meertjes in de heide, ook door uitvening ontstane plas, in het mv. ook: streek waar zulke plassen liggen, 2) plaatselijk ook moerassig stuk grond, veenland (d.w.z. veenachtig land) en zelfs gras- of weiland. Hierbij valt op te merken dat de betekenis ven ‘heideplas’ geografisch beperkt is tot Noord-Brabant, Gelderland, Limburg en Antwerpen en ven(ne) met de betekenis ‘gras- of weiland’ tot de Nederlandse kuststreek, d.w.z. Noord-Holland, Groningen en Friesland. Ven en veen zijn dus op het synchrone vlak duidelijk twee verschillende woorden, ieder met hun eigen specifieke betekenis. Dat is echter niet altijd zo geweest en in feite gaat het bij beide woorden in oorsprong om hetzelfde woord. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het Middelnederlands Woordenboek zowel vene (veen) als venne vermeldt met de betekenis ‘veen, veengrond, veenland, moerassige weide etc.’. Voor de herkomst van het woord gaan de etymologen en taalhistorici uit van een hypothetisch Germaans woord *fanja-, wat in het Wgm. van (nominatief-datief) *fǎni - *fanja door i-umlaut evolueerde tot (nominatief-datief) fěni - fennie, zoals bijvoorbeeld in het Os. Men vindt het woord over de meeste Germ. talen verbreid met een gemeenschappelijke betekenis die men kan omschrijven als ‘moeras, slijkerige bodem, veenland en dgl.’, bijv. Os. fěni ‘moeras, veen’, On. fen ‘moeras’, Oe. fen(n) ‘slijk, moeras’, Ohd. fenni, fenne ‘moeras’, Mnl. vēne, veen, Mnd. vēn ‘moeras, veen’ en verder Got. fǎni ‘slijk’. Het woord werd bovendien in het Frans ontleend als fange (geatt. 1160) ‘modder, slib, slijk’ en fagne ‘veenmoeras’ (geatt. 13de eeuw, Waals) en in het lt. als fango (geatt. 1292) ‘modder, slik, slijk, modderpoel’ en (regionaal) fanga ‘dikke modder, moeras’. In latere stadia van de ontwikkeling is het woord in de diverse Germ. talen op taalspecifieke manier fonetisch verder ontwikkeld, maar bovendien is links en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rechts betekenisdifferentiatie opgetreden. Dat is o.m. het geval geweest in het Nederlands, waartoe ik mij wil beperken. De fonetische evolutie van de nominatief verliep als volgt: de nominatief fǎni - was in het Wgm. door i-umlaut tot fěni - geëvolueerd en verder door verdoffing van de eindvocaal tot fěn(n)e, de vorm die gangbaar was in het Nederlands van de 9de eeuw. Later werden in onze taal de beginconsonanten van woorden verzacht, d.w.z. van stemloos werden ze stemhebbend. Zo was in de 11de eeuw de f- tot v- geworden en dus de nominatief fěne tot věne, waarin, het weze opgemerkt, de eerste -e- in open lettergreep stond. Nu werden in het Nederlands rond 1100 alle korte vocalen in open lettergreep gerekt en zo ontstond de Mnl. nominatief vēne. Ook bij de datief fanja- werd de stamklinker -a- tot -e- door umlaut onder invloed van de -j-, maar bovendien veroorzaakte deze -j- de zogenaamde geminatie van de -n-, d.w.z. de -n- werd verdubbeld en de -j- verdween, zodat de datief fenne ontstond, met -e- in gesloten lettergreep. Door verzachting van de beginconsonant ontstond hieruit in de 11de eeuw venne. Kortom, in het Mnl. van ca. 1000 luidde het woord voor ‘veen, moeras, etc.’ in de nominatief věne en in de datief venne, maar vanaf ca. 1100 in de nominatief vēne en in de datief venne. Dergelijke afwisselingen lang-kort zijn in de geschiedenis van de taal gewoonlijk verdwenen door analogische gelijkmaking. Bij woorden uit de klasse van veen (Nja-stam) is de afwisseling van lange en korte vocaal normaliter opgeheven ten voordele van de korte vorm: bijv. nominatief *badi-, datief *badja- moest klankwettig leiden tot nominatief *bēde, datief bedde, maar de korte vorm is in heel de verbuiging doorgedrongen, m.a.w. Mnl. nominatief/datief bedde, Ndl.bed. Bij vēne -venne heeft een dergelijke gelijkmaking zich ook voorgedaan, maar ze is in de twee richtingen gebeurd en bovendien regionaal in verschillende richting, zodat in het Mnl. twee woorden ontstonden. Uit de nominatief vēne ontstond het woord (nominatief-datief) veen - vene en uit de datief venne ontstond het woord (nominatief-datief) ven - venne. Niet alleen ontstonden op die manier twee vormelijk verschillende woorden. Ze evolueerden ook semantisch op een verschillende manier in verschillende regio's van het Nederlandse taalgebied. Hoe die evolutie precies gebeurd is in ruimte en tijd, valt bij gebrek aan de nodige voorstudies niet tot in de kleinste details uit te maken, maar de grote lijnen lijken mij duidelijk. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om daarin een inzicht te krijgen heb ik alle oude attestaties van plaatsnamen met veen/ven en ook de oude attestaties van de soortnaam vene/venne bij elkaar gebracht. Daaruit is gebleken dat reeds in de 12de eeuw twee woorden, vene en venne, waren ontstaan, beide met de betekenis ‘veen, veenland, moerasland’. De twee woorden werden echter niet door elkaar gebruikt, maar ze waren duidelijk geografisch gespreid. Geografisch enigszins simplifiërend, komt het erop neer dat vene gebruikt werd in het Noorden, d.w.z. het grootste deel van het huidige Nederland, en venne in het Zuiden, d.w.z. nederlandstalig België en zuidoostelijk Nederland, beide woorden echter, het weze herhaald, met de betekenis ‘veen, veenland etc.’ In het noordelijk gebied luidde het woord vanaf de 13de eeuw veen en het bleef in die vorm en met dezelfde betekenis bewaard tot op de dag van vandaag. In het zuidelijk gebied werd ‘veen’ aangeduid met venne en dat bleef zo tot in de 17de eeuw. Op het einde van de 16de eeuw heten veen, veenland en veenbessen daarom bij de Zuid-Nederlander Kiliaan respectievelijk ven(ne), venland en venbesien en in dezelfde periode lezen we: De broecken ende bempden, daer die torven vuijtgesteken wordden, wordden ook Vennen genoempt. Daarna (of vermoedelijk ten vroegste vanaf 1550) kreeg venne, ven er de huidige betekenis ‘ven, waterplas in de heide etc.’ Voor ‘veenland’ gebruikte men in het zuidelijk gebied andere termen zoals moer, goor en plaatselijk zelfs peel. In Noord-Nederland had ondertussen venne vanaf de 13de eeuw de betekenis ‘weide’ ontwikkeld. Ook elders (bijv. Friesland) trad fenne (v.) ‘weide’ als jongere differentiëring pas op na de 14de eeuw.
Overzicht:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Waarom het woord voor ‘veen, veenland etc.’ in het noordelijk gebied veen en in het zuidelijk gebied (althans tot de 17de eeuw) venne is geworden, is niet duidelijk, maar ik vermoed dat het te maken heeft met het overwegend gebruik van respectievelijk de nominatief en de datief van het woord in het Mnl., wat dan zelf te maken heeft met het tijdstip van de veenuitbating. In het kort komt de gedachte hier op neer. Het woord vēne-venne betekende oorspronkelijk ‘veenland, moerasland etc.’ en pas later ‘de veenstof, veenspecie’ (men vergelijke met heide, peel en Engels moor, fen, termen die eerst een terrein aanduidden en later het product van dat terrein). Aanvankelijk gebruikte men het woord dus om een entiteit in het landschap te benoemen: men sprak van het hout (d.i. bos), de heide, de akker, het veen etc., en die terreinwoorden traden vaak op in de datief: aan het bos, in het bos, op de heide, aan het veen etc. Wanneer dergelijke woorden later werden gebruikt voor het product van het terrein, dan lagen nominatief en accusatief meer voor de hand: iemand steekt veen of koopt veen, dit veen is slecht veen etc. Welnu, het gebied waar de vorm veen zich heeft doorgezet, is precies het gebied waar de georganiseerde veenexploitatie vroeg op gang kwam (Noord- en Zuid-Holland ca. 950 en vlug daarna Friesland, Groningen en Drente) en in dat gebied zal men ook eerst het woord vaak hebben gebruikt als stofnaam. In bijv. Noord-Brabant en Antwerpen kwam de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
commerciële moeruitbating pas in de 13de-14de eeuw op gang, m.a.w. toen venne er reeds goed ingeburgerd was voor ‘veenland’, zodat men de veenspecie er ook venne zou genoemd hebben, ware het niet dat men er andere termen zoals moer gebruikte. Dat het woord venne, ven in (grosso modo) het zuidelijk en zuidoostelijk gebied ‘ven, heideplas’ ging betekenen en daarentegen ‘moerassig weiland’ in het noordelijk gebied, valt m.i. te verklaren vanuit de aard van de plaatselijke veenen turfexploitatie en de aard van bodem en bodemgebruik. Zo is het duidelijk dat kleinschalige ‘lukrake’ veenontginning voor eigen gebruik en grootschalige georganiseerde ontginning ieder het landschap op hun specifieke manier aantasten en wijzigen en zo hun eigen invloed doen gelden op de betekenisevolutie van de termen die dat landschap benoemen. Wat er na veenexploitatie met het terrein gebeurde, hing immers af van de omstandigheden. De vroegste georganiseerde ontginning betrof die van het laagveen. In de Nederlanden gold dat, zoals gezegd, voor Utrecht, Zuid-Holland en Noord-Holland, waar de ontsluiting van veengebieden ca. 950 begon, waarna ze zich reeds vlug uitbreidde via Friesland en Groningen naar Drente; pas veel later kwam de exploitatie in Noord-Brabant en Limburg op gang. Die laagveengebieden werden na exploitatie mettertijd vaak tot grasland omgevormd omdat de veenbodem door ontwatering zo laag boven de grondwaterspiegel kwam te liggen dat hij ongeschikt werd voor de landbouw. Het veen maakte er op veel plaatsen reeds vrij vroeg plaats voor grasland, waardoor het woord veen (mede via de frequente datief venne) de bet. ‘grasland’ kon ontwikkelen. Voor die evolutie kan men vergelijken met termen zoals meers en broek, met ontwikkeling ‘moeras’ > ‘drooggelegd moeras’ > ‘weide’, of met mortel, ontwikkeld van ‘mortelspecie’ > ‘slijk, modder’ > ‘drassig terrein’ > ‘beemd, weiland’ en zelfs ‘ven’. In Noord-Brabant en in het noorden van de provincie Antwerpen kwam de commerciële moeruitbating later (13de-14de eeuw) op gang. Maar zoals elders is er bovendien in Noord-Brabant, Limburg en de Kempen vanaf de Middeleeuwen tot in de 19de eeuw onafgebroken aan turfwinning gedaan voor eigen gebruik. Waar er veel moerland aanwezig was en de bevolking schaars, gebeurde dit afturven vrij ongedisciplineerd en er werd, zoals Crompvoets voor Noord-Brabant en de Peel opmerkt, ‘maar gestoken waar men graag stak’, waarna men het terrein, al dan niet vol ‘boerenkuilen’ vaak in de steek liet.Ga naar voetnoot6 Als de bodem er | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zich toe leende en als de behoefte daartoe bestond, werd het terrein ontgonnen voor de landbouw (bijv. Huibergen en Nieuwmoer), maar op veel plaatsen evolueerde het tot heide (sijnde alle vuytgedolven moeren ende nu gemene heijde)Ga naar voetnoot7 nadat de zandbodem was blootgekomen (N.-Brabant, Antwerpse en Limburgse Kempen), wat leidde tot stuifduinen bij onvoldoende beplanting. Zo is bijv. de Kalmthoutse heide met haar vennen grotendeels ontstaan na uitgraving van de turf die tijdens de Middeleeuwen een groot deel van het gebied bedekte. In de vermelde agrarisch minder interessante gebieden bleven van het veengebied de veen- of moerputten en hun heide-omgeving over, zodat het niet hoeft te verwonderen dat ven(ne) (de ‘zuidelijke’ vorm van veen) de bet. ‘heideplas’ ontwikkelde. Dat kon des te gemakkelijker gebeuren omdat de bet. ‘veen’ er verdween, mede doordat op veel plaatsen termen zoals moer (vgl. eng. Moors) en (minder vaak) goor werden gebruikt ter aanduiding van veenterreinen. Kortom, de benaming ven/veen bleef overal bewaard als terreinaanduiding, maar de betekenisinhoud wijzigde zich plaatselijk verschillend, afhankelijk van welke wijzigingen plaatselijk optraden in het terrein. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. LoLaten we nu even het element lo bekijken. Men kan in het Nederlands drie etymologisch en semantisch verschillende woorden lo onderscheiden. Een eerste lo betekent ‘run’ en is m.a.w. de aanduiding voor de afgeschilde en fijngemalen boomschors die bij het leerlooien gebruikt wordt. Dit lo zal ik verder buiten beschouwing laten, om mij te concentreren op de twee andere, die beide topografische termen zijn. Het zijn twee woorden van totaal verschillende oorsprong die beide echter door een speling van het lot (i.c. de werking van de zogen. ‘klankwetten’) tot lo evolueerden. Ze geraakten beide gefixeerd in toponiemen maar verdwenen als appellatieven uit de taal (afgezien van Eng. lea). Ten eerste is er het lo waarvan men lang gedacht heeft dat het zoiets als ‘bos’ moet hebben betekend, maar waarvan men later is gaan inzien dat de oorspronkelijke betekenis meer bepaald ‘open plaats in het bos’ geweest moet zijn. Men beschouwt het als ‘verwant’ met o.a. Lat. Lūcus ‘(heilig) woud’ en Lat. lux ‘licht’ en men treft het in de verschillende Germaanse talen aan als Ohd. lôh, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dt. Loh, Oe. Lēah, Mnl. lō etc., woorden die teruggaan op een Germaanse oervorm *lauha. Daarnaast is er een tweede lo, dat uitgebreid geattesteerd is en in een ruim gebied bekend geweest is met de betekenis ‘poel, plas, moeras, zompig gebied, later ook natte weide en dgl. De etymologie van dit lo is lang duister gebleven maar ik meen duidelijk te hebben kunnen aantonen dat het woord etymologisch identiek is aan het Latijnse lacus en dat men voor het Germaans moet uitgaan van *lahwa en, met zogenaamde grammatische wisseling, *lagwa. Daarvan evolueerde *lahwa- tot Ohd. lô, lau, laue, Mhd. lô, lâ, Mnd. lô, Dt. Loh, Oe. lea, Mnl. lo, looi, louw en *lagwa tot Os. en Oe. lagu, dat men aantreft in namen op -lage, waarin het dan vaak alterneert met -lo. Bij al deze woorden gaat het grosso modo steeds om dezelfde betekenis: oorspronkelijk ‘plas, poel’ en later eventueel ‘moeras, drassige grond, natte weide etc.’. De oorspronkelijke betekenis vindt men nog tot in het Mhd. en Mnd. maar ook de secundaire betekenis ‘moerassige weide, drassige grond etc.’ treedt in het Mhd. en Mnd. reeds op. In het Oe. en Os. treft men lagu en lag(a) aan met de betekenis ‘vijver, meer, poel etc’ en verder is er Me. laie ‘plas, poel’ en Oe. *lagge ‘moeras, drassige weide’. Het Ono. kent gelijkaardige woorden en betekenissen. Kortom, ons tweede lo duidde oorspronkelijk een natuurlijke waterplas aan, ten onzent waarschijnlijk meestal wat wij thans gewoonlijk een ven noemen.Ga naar voetnoot8 De latere betekenisevolutie van ‘poel’ naar ‘moerassige weide en dgl.’ hoeft niet te verwonderen. Poelen en plassen vormden een markant natuurlijk gegeven en waren daardoor a.h.w. voorbestemd om tot toponiemen aanleiding te geven. Op talrijke plaatsen ontstond daardoor een toponiem Het Lo, al dan niet met een onderscheidende bepaling, waarvan de benoemingsradius niet beperkt bleef tot de eigenlijke plas, maar zich uitbreidde tot de omgeving. Zo kon de naam van de plas ook gaan slaan op de aangrenzende weilanden, werden weilanden of andere terreinen benoemd naar een aangrenzende plas, of bleef de naam bewaard voor de weilanden aangelegd op een voormalige, drooggelegde poel. Daardoor kon lo gemakkelijk de betekenis ‘moerassige weide’ ontwikkelen, wat in het Mhd. gebeurde en in het Eng. lea werd bestendigd. Men kan deze evolutie vergelijken met die van terreinwoorden zoals broek en meers, beide met de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oorspronkelijke betekenis ‘moeras’ en later ‘natte weide’. Ook bij veen-venne gebeurde, zoals daarstraks vermeld, plaatselijk een gelijkaardige evolutie van ‘veenland’ naar ‘weide’. Wat er ook van zij, we kennen twee terreinwoorden lo, enerzijds lo ‘open plek in bos etc.’, anderzijds ‘poel, moeras etc.’ en dat geeft naturlijk problemen bij de verklaring van toponiemen. Zowel in veldnamen als in nederzettingsnamen zijn immers beide lo's mogelijk en bij de meeste namen is moeilijk uit te maken met welk lo precies rekening moet worden gehouden. Soms heeft men geen enkel houvast, soms zijn er aanwijzingen in de ene of andere richting, zoals bijv. de vormen waarin de naam is overgeleverd, gegevens uit de lokale geschiedenis of de aard van het eerste lid in samengestelde namen. Het is niet alleen moeilijk om uit te maken welk lo in een naam steekt, men zal evenmin zonder meer kunnen uitmaken op welk stadium van de betekenisevolutie het element bij de naamgeving werd gebruikt. Wel valt bijv. aan te nemen dat (bij lo ‘poel’) oudere namen met het appellatief lo in de betekenis ‘poel’ werden gevormd, terwijl aan jongere namen (alleen veldnamen?) lo met een secundaire betekenis ‘weide’ ten grondslag kan liggen. Nu is het wel opmerkelijk dat men in de toponymische literatuur vrijwel steeds spreekt over het eerste lo ‘bos’ en men ervan uitgaat dat nederzettingsnamen met -lo wellicht haast uitsluitend dit lo bevatten. Het tweede lo ‘poel etc.’ komt zeer weinig aan bod en dat is wel eigenaardig want lo-namen duiden vaak (oorspronkelijk) moerassige gronden aan en ook het eerste lid in veel binnen- en buitenlandse toponiemen wijst erop dat lo een vochtige plaats was (nat, water, riet etc.). Bovendien zijn er een aantal namen waar men geen weg mee weet omdat men mordicus aan lo ‘bos’ wil vasthouden. Een paar voorbeelden wel ik hier kort vermelden. Het meest relevante is misschien dat van Fischeln nabij Mönchen-Gladbach; deze naam verschijnt in 943 als Fiscolo en wordt door Gysseling in zijn Toponymisch Woordenboek verklaard als ‘vis’ + lo in de betekenis van ‘bosje op hoge zandgrond’; de auteur merkt daarbij op: Die Veranlassung zu solcher Namengebung ist aber unbegreiflich.Ga naar voetnoot9 Dezelfde naam bestaat in Engeland, nl. Fishley, waarbij Ekwall opmerkt dat men deze naam bezwaarlijk kan verklaren als ‘een lo “bos” waar vis werd gevangen’ (Hardly ‘lēah where fish were caught’) en hij suggereert dan maar dat er misschien ooit een | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oe. woord *fisca bestaan heeft met de betekenis ‘visser’.Ga naar voetnoot10 Het zal echter duidelijk zijn dat het bij Fischeln en Fishley gaat om ‘vispoel’. In dezelfde sfeer liggen Otterlo of Beverlo, waarbij Gysseling opmerkt: Een naar de betekenis even zonderlinge samenstelling als Fischeln.Ga naar voetnoot11 Ze is helemaal niet zonderling met lo ‘poel’. Ook bij andere probleemgevallen biedt deze interpretatie een oplossing: bij Vorsel en Rijkevorsel kan het gaan om benoeming naar de dieren (kikkers) die zich in dgl. waterplassen ophielden, bij Geel (geel-lo) om benoeming naar de kleur van de ondergrond en dan kan men die naam vergelijken met Eng. Sawley ‘sallow lea’, waarin sallow ‘vaalbleek, vuilgeel’.Ga naar voetnoot12 Namen als Baarle, met baar ‘bloot, bar’ en Kallo (kaal-lo) kunnen verwijzen naar een plas of moeras zonder omgroeiing of begroeiing en Gierle ‘modderlo’ zal veeleer slaan op een ‘modderpoel’ dan op een ‘modderbos’. Deze enkele voorbeelden moeten hier volstaan om te illustreren dat men bij nederzettingsnamen in ieder geval vaker rekening zal moeten houden met lo ‘poel’ dan totnutoe is gebeurd, waardoor een aantal van die namen zeker een meer plausibele verklaring zullen krijgen. Of dat ook geldt voor Venlo zal verder moeten blijken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. VenloWat betekent nu de naam Venlo in het licht van de voorafgaande bespreking van de afzonderlijke elementen? Is het ‘aan de ven(nen)bossen’, ‘aan de ven(nen)poelen’, ‘aan de veenbossen’, ‘aan de veenpoelen’ of ‘aan de moerasbossen’? Voor het antwoord op die vraag moeten we eerst even terugkeren naar veen en ven. Men zal zich herinneren dat Venlo voor het eerst vermeld wordt in ca. 1000 als Uennelon.Ga naar voetnoot13 Zeker indien we ervan uitgaan dat de naam een stuk ouder is dan | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de eerste vermeldingGa naar voetnoot14, valt uit de vorm Uennelon niet zonder meer op te maken of venne- er enkelvoud of meervoud is en evenmin of het gaat om een datief of nominatief; de dubbele -n- wijst wel op mv. of datief (men denke aan *fanja- en de verdubbeling veroorzaakt door de -j-) maar ze kan ook een poging zijn (en is dat waarschijnlijk) om de kortheid van de stamklinker weer te geven. Wat we wel weten, is dat venne- hier niet ‘ven’ kan betekenen, want die betekenis is pas veel later ontstaan, en bovendien weten we dat venne het ‘zuidelijke’ equivalent was van het Noord-Nederlandse vēne. Het venne- in Venlo betekent dus ‘veen, veenland, moerasland’. Van Slichtenhorst had het bijgevolg bij het rechte eind wanneer hij in 1653 vermoedde dat Venlo wellicht genoemd is ‘na sijn turfachtighen en veenighen grond’.Ga naar voetnoot15 En hoe valt het tweede lid van Venlo te interpreteren, als lo ‘bos’ of als lo ‘poel, moeras’? Daarover kan natuurlijk geen definitief uitsluitsel worden gegeven, maar ik vermoed dat we hier te maken hebben met lo ‘poel, moeras’. Ten eerste heeft ‘aan de veenpoelen’ of ‘aan de veenmoerassen’ meer zin dan ‘aan de veenbossen’ of eigenlijk ‘aan de open plaatsen in het bos met veen’. En ten tweede past die naam beter in de oude topografie van Venlo. De nederzetting kwam tot stand in een streek die rijk was aan veengebieden en nabij een uitgestrekt veen.Ga naar voetnoot16 In de 19de eeuw en nog rond de eeuwwisseling vond men overigens volgens Uyttenbroeck nabij de stad nog veel waterpoelen en uitgedroogde waterpoelen die op veenontginning wijzen, bijv. de Venkuilen.Ga naar voetnoot17 Hetzelfde naamgevingsmotief als bij Venlo ligt aan de basis van de naam Loon op Zand, waarin ‘op 't Zant’ een latere toevoeging is, wellicht verwijzend naar de zandheuvels en zandduinen die er lagen. De plaats lag zoals Venlo in een veenof moergebied en heette oorspronkelijk eveneens Venloon of Loon.Ga naar voetnoot18 Bij deze | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naam gaat het weer om een datief mv., met de betekenis ‘aan de veenmoerassen, aan de poelen’, een verklaring die ook geldt voor de gelijknamige plaats Loon in Drente. Namen die een verwante betekenis hebben zijn Vinkel en Vinkenbroek, waarin vinke steekt, een benaming voor ‘slechte turf’. Een met Venlo te vergelijken Engelse naam is Finningley, de naam van een laag gelegen dorp in Nottinghamshire, rond het jaar duizend geattesteerd als Feniglei en waarin het eerste lid het Oe. fynig is met de betekenis ‘moerassige plaats’Ga naar voetnoot19, m.a.w. zowat identiek aan ons ‘veen’; de naam betekent dus ‘veenlo’ of ‘venig lo’ en is dan weer te vergelijken met de naam Fennymere (Shropshire), die ‘venige waterplas’ betekent.Ga naar voetnoot20 Tot zover het relaas over de betekenis van de naam Venlo, die (bis repetita placent) zoveel betekent als ‘(nederzetting) aan de veenpoelen, aan de veenmoerassen’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Enkele andere lo-namenTot besluit wil ik nog enkele lo-namen vermelden die in de literatuur met lo ‘bos’ worden verklaard maar die m.i. veeleer lo ‘poel’ bevatten, mede gezien de aard van het eerste lid.Ga naar voetnoot21 Er zijn in ons taalgebied honderden, misschien wel duizenden, toponiemen met -lo. Ik heb daarvan alleen de nederzettingsnamen (namen van gemeenten, dorpen, steden) op een rijtje gezet en dat zijn er toch al vlug een paar honderd. Alleen uit het eerste lid valt bij een aantal van die namen geen conclusie te trekken m.b.t de status van het grondwoord -lo. Ik denk bijv. aan lo-namen met als eerste lid een voorzetsel of een woord dat de grootte of een windrichting aanduidt (namen zoals Bredelo, Grotel, Langelo, Langerlo en Langlo, Oosterlo, Oplo, Westerlo, Zuidloo etc.). Ook bij boomnamen als eerste lid zijn beide interpretaties van lo mogelijk (zoals in Berkolo, Boekel, Boekelo, Bokel, Eeklo, Eiklo, Elslo, Espelo, Hasselo, Hulslo, Hulsterlo, Lintelo, Lillo, Lille, Lindelo etc.) evenals bij namen waarvan het eerste lid een persoonsnaam is (bijv. Bavo | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in Bavinkel en Bavel, Fraward in Vladslo, Fulco in Volkel, Hariko in Harculo, Papo in Papinglo, Sibica in Sibculo etc.). Daarnaast treffen we echter nog meer dan 150 verschillende elementen aan als eerste lid van lo-namen. Slechts enkele daarvan wil ik nog even bekijken omdat ze een meer plausibele combinatie vormen met lo ‘poel’ dan ‘bos’. Zo zijn er de namen Bussel en Bussloo, waarvan het eerste lid ‘bos’ bezwaarlijk te combineren is met lo ‘bos’, want dan zou de naam betekenen: het ‘bosbos’ of ‘bos in open plaats in bos’.Ga naar voetnoot22 In Maasbommel en Zaltbommel vermoedt men de woorden boom en lo, wat de eigenaardige combinatie oplevert van ‘boombos’ of ‘open plek in het bos met bomen’.Ga naar voetnoot23 Men kan bij deze naam denken aan een poel omzoomd met bomen, maar wellicht kan men beter vergelijken met Bommel en Den Bommel, oorspronkelijk de naam van een polder maar later nederzettingsnaam, waarvan men behalve de interpretatie ‘boomlo’ ook gezegd heeft dat hij samenhangt met het woord bommel ‘venige klont’.Ga naar voetnoot24 De naam Bommel kan m.i. inderdaad ontstaan zijn uit *bommel-lo en dan zoveel als ‘veenlo’ betekenen. Van de toevoeging Zalt- in de naam Zaltbommel neemt men aan dat ze misschien verwijst naar de middeleeuwse handel in Zeeuws zout.Ga naar voetnoot25 Daar uit veen ook zout werd gewonnen, lijkt de interpretatie ‘zoutveenlo’ best aannemelijk. De naam Elft is in de 9de eeuw geattesteerd als Aluitlo, waarin alvit ‘zwaan’ steekt; verklaring van deze naam als ‘zwanenpoel’ lijkt mij logischer dan ‘zwanenbos’, zoals door anderen is voorgesteld.Ga naar voetnoot26 Dan zijn er de namen die veeleer kunnen verwijzen naar de ondergrond van een poel dan van een bos, bijv. Lemele, waarin leem ‘klei’, of IJzerlo, waarin ijzer wijst op de oerhoudende grond, net zoals in de namen Oerle, Oirlo, Oler, Olen (1381 Op oerle). En tenslotte, om nog één voorbeeld te noemen, de namen waarvan het eerste lid ‘moeras’ betekent of ‘slijk, modder’, zoals Goirle, Goorle, Gortel, Mierlo, Mossel en in Duitsland Hordel en Hurl.Ga naar voetnoot27 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aangehaalde literatuur
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|