Okki Hoessah op het station
(1939)–Marco Oppers– Auteursrecht onbekend
[pagina 2]
| |
[pagina 3]
| |
Dwars door het land raast de trein. Hij gaat midden door alle weilanden heen. De koeien zijn dat gewend. Ze blijven rustig doorgrazen en storen zich niet aan het lawaai, dat de trein maakt. Verder, steeds verder snelt de trein. Door bossen, langs dorpen, over rivieren en kanalen. Al maar verder naar de grote stad toe. In de wagons zitten de reizigers gezellig bij elkaar. Sommigen kijken naar buiten. Anderen slapen een beetje of zitten te lezen. De trein nadert de stad. Een oude heer kijkt op z'n horloge en de reizigers zoeken alles netjes bij elkaar. De trein stopt niet zo lang en men moet zo vlug mogelijk uitstappen. Nu begint de trein al veel langzamer te rijden. De fabrieksschoorstenen en de kerken van de stad zijn al te zien. De trein zal wel dadelijk stoppen. Iedereen maakt zich gereed. Men neemt zijn koffer of trekt zijn jas aan. Maar ineens klinkt een stem boven het geraas van de trein uit. Eén van de reizigers schijnt iets gevonden te hebben. Verrast roept hij: ‘Kijk nu eens wat daar in het bagage-net ligt?’ Alle reizigers kijken nieuwsgierig op. En wat denk je dat ze zien liggen? Nee maar.. daar ligt Okki Hoessah! Rustig slaapt hij met z'n zwarte krullekop op de opgerolde jas van den reiziger, die hem vond. Okki wordt wakker van het gelach. Hij knippert met zijn oogjes. Dan gaapt hij eens flink. En dan gaat hij rechtop zitten. ‘Wat is dat toch allemaal?’ denkt hij. Hij wrijft zich met allebei z'n handjes eens goed in z'n oogjes. Misschien kan hij nu beter zien. Een klein meisje staat lachend naar hem te kijken. Ze laat haar beertje ook naar boven kijken. Okki vindt ze alle twee leuk. Hij lacht eens tegen het meisje en hij laat zijn witte tandjes zien. Maar ineens wordt Okki door een paar stevige armen opgetild en uit het net gehaald. Eigenlijk had hij best zelf naar beneden kunnen komen. Maar nog steeds is Okki nog niet helemaal wakker. | |
[pagina 4]
| |
[pagina 5]
| |
Nu remt de trein knarsend en piepend. Langzaam rijdt hij nu onder de kap van het station en ineens wordt alles donker. Eindelijk staat de trein met een ruk stil. Bijna alle mensen krijgen een schok. De deur van de coupé is haast niet open te krijgen, zo stevig heeft de conducteur hem gesloten. En dat is maar goed, want anders zou de deur bij een schok van de trein open kunnen vliegen en dat is natuurlijk heel gevaarlijk. De mijnheer, die Okki gevonden heeft en heel sterk is, krijgt de deur toch open. De reizigers zeggen elkaar goede dag en stappen uit. Okki wordt eens over zijn krulletjes gestreken. Maar verder bemoeit niemand zich met hem. De reizigers lopen allemaal één kant op en Okki denkt ‘dat zal ik ook maar doen. Ik loop die mensen maar achterna.’ Maar nu ziet Okki, dat alle reizigers iets uit hun zak halen: een klein kartonnen kaartje. De meeste, kaartjes zijn bruin, maar er zijn ook groene en gele. Okki loopt toch maar verder mee al heeft hij niets anders in zijn zak dan zijn rode zakdoek. Nu gaan alle reizigers het station uit. Door een nauw hekje, waar ze hun kaartje af moeten geven, komen ze op een groot plein. ‘Daar begint zeker de grote stad’, denkt Okki. Okki wordt nu toch een beetje bang, want hij heeft geen idee hoe hij van het station af moet komen. Hij begrijpt wel, dat je zonder zo'n gekleurd kaartje niet door het hekje mag. Hij staat nu bij het loketje. Verlegen steekt hij zijn zakdoek in zijn mond. En dan voelt hij nog eens in z'n zakken of hij toch niet een gekleurd stukje papier kan vinden. Maar nee hoor, hij heeft niets dat er op lijkt. Maar opeens klaart Okki's snuitje helemaal op. Daar in de verte rijdt een wagentje. Een jongen met een pet op duwt het vooruit. Aan het karretje hangen allemaal gekleurde papieren. ‘Wacht,’ denkt Okki. ‘Die jongen heeft natuurlijk wel een kaartje voor me.’ En Okki loopt er op een drafje naar toe. Maar als Okki hijgend bij de A.K.O.-jongen komt en een kaartje vraagt, dan moet die jongen toch wel heel erg lachen om Okki. ‘Ik verkoop alleen maar kranten en tijdschriften met plaatjes erin, voor de mensen, die graag wat in de trein willen lezen, begrijp je?’ zegt hij. | |
[pagina 6]
| |
[pagina 7]
| |
‘Maar als je geen kaartje hebt, dan moet je naar den stationschef gaan. Die zal je wel verder helpen. Kijk, hij staat daar juist te praten met den hoofdconducteur. Daar bij die locomotief. De chef heeft een rode pet op en de hoofdconducteur een rood-leren riem over de schouder,’ vertelt het A.K.O.-jongetje verder. Okki vindt alles even prachtig, de pet van den stationschef, de uniform van den conducteur en ook het pakje van den A.K.O.-jongen. Maar het allermooist vindt hij toch die grote locomotief. Puffend staat hij daar te wachten. ‘Die is zeker moe van het trekken, dat hij zo zucht,’ denkt Okki. Zo dichtbij heeft hij nog nooit een locomotief gezien. Wat ontzettend groot is hij en wat een warmte straalt de ketel uit. Okki staat er zo naar te kijken, dat hij bijna vergeet, dat hij naar den chef zou gaan. De chef is gelukkig erg aardig als Okki hem met een verlegen stemmetje vertelt, dat hij geen kaartje heeft. ‘Maar vent,’ zegt de chef, ‘wat wil je eigenlijk in de stag gaan doen?’ ‘Zo maar wat rondkijken, dat doe ik altijd,’ antwoordt Okki. Hij zegt het zo parmantig dat de chef en de hoofdconducteur in de lach schieten. ‘Maar’ zegt Okki, ‘ik zou hier toch ook wel een beetje willen blijven. Er is hier zoveel moois te zien.’ De chef vindt het goed. Maar dan moet hij beloven, dat hij niet lastig zal zijn. Natuurlijk belooft hij dat en hij geeft den chef er zijn kleine zwarte handje op. Wat komt daar een prachtige trein binnenrijden! Dat is een trein, die helemaal naar het buitenland gaat. Hij is heel lang en hij heeft een mooie, vrolijke kleur. Okki, vergeet alles om zich heen. Dat moet hij zien... en op een drafje loopt hij de trein tegemoet. Een dikke kok steekt zijn hoofd uit een van de raampjes. Okki ziet het natuurlijk direct. ‘Hoe is het mogelijk, dat zo'n dik hoofd door zo'n klein raampje kan,’ denkt Okki. De kok moet om het kleine, zwarte jongetje lachten. ‘Kom maar binnen nikkertje, dan kan je eens zien hoe het er in mijn kleine keuken uitziet. Nu dat laat Okki zich geen tweemaal zeggen. Hij stapt gauw naar binnen. Nee maar wat ziet het er hier grappig uit. Alles is keurig ingepakt. Voor alle dingen is een plaatsje, | |
[pagina 8]
| |
[pagina 9]
| |
en elk hoekje is gebruikt. Okki kan niet begrijpen hoe de kok hier koken kan. En dat nog wel als de trein zo schudt en schokt onder 't rijden. De aardappels zijn juist gaar .De kok proeft de grootste aardappel of hij wel goed van smaak is. Okki kijkt met stomme verbazing toe. Hoe is het mogelijk, dat zo'n aardappel helemaal in één hap in de mond van den kok verdwijnt. Maar nu mag Okki ook verder de hele trein bekijken. Je kunt helemaal door lopen. Tussen alle wagons zijn zulke grappige dingen, net harmonica's. Die vormen de verbindingen tussen de wagons. Nu komt hij in de restauratiewagen. Daar kunnen de reizigers eten en het ziet er net zo uit als in een restaurant in de stad. Er zijn gemakkelijke stoelen en kleine tafeltjes waarop gezellige schemerlampjes staan. ‘Kijk eens Okki,’ zegt iemand van het treinpersoneel: ‘Deze kamertjes met die mooie fluwelen banken zijn de coupé's. Hierin kunnen de mensen overdag zitten. Maar 's avonds kunnen we ze omtoveren in slaapkamertjes.’ Okki wil natuurlijk dolgraag weten hoe dat gebeurt. De man wil het best even voordoen. Okki kijkt verbaasd toe hoe de banken omgeklapt kunnen worden tot bedden. Ook hier is weer elk hoekje gebruikt. 't Is alles even prachtig en Okki is wat in z'n schik dat hij dit allemaal bekijken mag. Wat grappig! De bedden zijn boven elkaar. Je moet met een trapje in het bovenste bed komen. En er is een wastafel en ook een spiegel! En alles is zo gemaakt, dat er door het stoten of schudden van de trein toch niets kapot kan gaan. Opeens hoort Okki buiten op het perron luid bellen. Wat zou dat zijn? Gauw even uit het raampje kijken. En nu ziet Okki hoe een lorrie, vol geladen met vrachtgoed een weg zoekt door de wachtende mensen. Hoort hem eens bellen. Ja, hij moet voortmaken, want hij moet op tijd bij de goederenwagen zijn. Natuurlijk moet Okki er weer met z'n neus bij zijn. Hij wipt gauw de trein uit. Wie weet, misschien mag hij wel een eindje meerijden. En stel je eens voor, dat hij met zijn voetje op de bel mag trappen. Fijn, dan gaan alle mensen voor hèm opzij. Daar is hij al bij het karretje. Hij hijgt er van. | |
[pagina 10]
| |
[pagina 11]
| |
‘Wil je met me mee in de lift?’ vraagt de man van het karretje. ‘Nou, graag!’ knikt Okki. Dan rijdt de man het karretje de lift in. Hij drukt op een knop en langzaam gaat de lift met het karretje en den man en Okki naar beneden. Maar hemeltjelief wat wordt het nu opeens donker. Okki is wat blij, dat die man er bij is. Want alleen zou hij het wel een beetje griezelig gevonden hebben. En daar is dan opeens de stem van den man. Hij vertelt Okki, dat de lift niet voor mensen gebruikt wordt. Alleen maar voor kisten, koffers en pakken en voor het wagentje, dat de goederen naar beneden brengt. 't Zou veel te lang duren en veel te vermoeiend zijn als al die zware pakken de trappen op- en afgesjouwd moesten worden. ‘Nu en de lift wordt nooit moe, dat begrijp je wel,’ zegt de man lachend. Nu zo wijs is Okki ook wel, dat hij dat begrijpt. Gelukkig wordt het nu weer licht. Ze zijn beneden aangekomen. Hier schijnt het licht veel helderder dan op het perron. Daar moet het eerst door het glazen dak komen. Daar beneden zijn een heleboel mannen bezig kisten te versjouwen. Koffers worden er gewogen en fietsen worden er in rekken gezet. Nu daar wordt gewerkt en Okki voelt zich bijna ook een flinke werkman. Eventjes gaat hij voorzichtig op de weegschaal staan. ‘Nu, veel is er van jouw gewicht niet te zien,’ zegt een van de mannen. ‘Weet je hoe dat komt? De weegschaal is gemaakt voor heel zware dingen en als er nu zo'n klein licht manneke op gaat staan dan komen de wijzers bijna niet eens van hun plaats, zie je wel? Daar komt een nieuwe lading uit de lift. Okki rent er natuurlijk direkt naar toe. Hij wil al op een van de fietsen klauteren, maar dat mag niet, want de fietsen zijn van andere mensen en... de mannen hebben het veel te druk om zich veel met Okki te bemoeien. Eigenlijk loopt Okki hen wel een beetje in de weg. Een kruier met een schoon wit jasje aan, merkt het wel en hij vraagt of Okki met hem mee gaat naar het perron. Hij moet een paar koffers naar boven brengen. ‘Ja fijn,’ zegt Okki ‘en gaan we dan weer met de lift?’ | |
[pagina 12]
| |
[pagina 13]
| |
‘Nee hoor! we zijn toch geen vrachtgoed,’ zegt de kruier. ‘We gaan lopen, maar nu gaan we door een tunnel en dan de trap op, maar we moeten vlug opschieten Okki, want anders zijn we te laat en de trein wacht niet op ons.’ De kruier neemt zulke grote stappen, dat Okki hem bijna niet bij kan houden. Als hij hijgend op het perron komt, gaat er juist een fluitje. ‘Alles klaar?’ wordt er geroepen. Een nieuwe Dieseltrein met zijn ‘rode neus’ staat te wachten tot de chef het sein van vertrek geeft. De kruier is gelukkig nog net op tijd om de koffers in de trein te brengen. Okki gaat naast den chef staan. En lachend zegt deze: ‘Okki jij moet me helpen om den trein weg te krijgen. Kijk, zodra ik de ronde pannekoek omhoog hef, moet jij je zakdoek in de hoogte houden en dan moet je er mee wuiven. En dan zul je zien dat de trein wegrijdt.’ Okki begrijpt al lang, dat het een grapje van den chef is, maar hij neemt toch zijn zakdoek. En kijk nu eens aan. Zachtjes glijdt de trein weg. Zo'n Dieseltrein is toch heel wat anders dan de stoomtrein waarmee Okki gekomen is. Die kan niet zo geruisloos rijden. ‘Mag ik de Diesel op het andere perron ook wegwuiven?’ vraagt Okki aan den chef. ‘Of blijft die nog een poosje staan?’ ‘Nee, die gaat pas over twintig minuten weg,’ zegt de chef. ‘Maar Okki, dat is geen Dieseltrein. Hij heeft wel een “rode” neus, maar die groene treinen, dat zijn de electrische treinen. Die hebben bovenop een heel netwerk. De Dieseltreinen zijn grijs en die hebben niet zo'n netwerk, zie je wel? Maar 't is toch nog niet zo heel dom, dat je die trein ook voor een Dieseltrein aanzag, want de electrischen treinen hebben dezelfde vorm als de Dieseltreinen.’ Maar Okki wil nog meer weten. ‘Waarom noemt U die schijf, die U in Uw hand heeft een ‘pannekoek?’ ‘De mensen hebben die naam bedacht,’ zegt de chef, ‘maar ze noemen hem ook wel eens een ‘spiegelei’. Okki wil hem graag van alle kanten bekijken. Nu dat mag en de chef laat hem meteen zien hoe er 's avonds een lichtje in kan branden. | |
[pagina 14]
| |
[pagina 15]
| |
Maar nu moet de chef weer weg, Okki moet dus maar alleen verder rondkijken. Wat een grappig glazen huisje staat dáár. Iedereen schijnt daar maar zo in te mogen. Okki kijkt eens goed. En nu ziet hij wat het is. Het is een telefooncel. 't Is heel makkelijk dat het huisje van glas is, want nu kan iedereen direct zien of het bezet is. Je ziet de mensen wèl praten, maar je kunt niet horen wàt ze zeggen. Nu dat is maar goed, want het zou niets gezellig zijn als iedereen zo maar kon horen wat je daar stond te telefoneren. Daar komt alweer een karretje aanrijden; de man, die het voortduwt, roept met lange uithalen wat hij allemaal op zijn karretje heeft. Hoor maar: ‘Koffie - thee - limonade, broodjes met ham en kaas. Chocolade en cigaretten!’ Okki voelt ineens, dat hij eigenlijk een vreselijke honger heeft. Hè wat zou dàt smaken, een broodje met kaas. Okki smakt met z'n tongetje als hij daar aan denkt. ‘Zeg mijnheer, heeft U wat voor mij om te eten?’ vraagt hij aan den jongen van het karretje en Okki rent meteen met het karretje mee. Maar het mannetje hoort hem niet eens. Hij schreeuwt al het heerlijks tegen de reizigers, die al in de trein zitten. Op het laatst trekt Okki hem maar eens aan zijn mouw. ‘Zeg Broodjesman, heeft U niet iets voor mij te eten, ik heb zo'n honger,’ roept hij uit alle macht. ‘Dan moet je naar de eetzaal gaan, Jochie,’ zegt de ‘Broodjesman.’ ‘Zie je daar waar dat bordje uithangt waarop staat “Restauratie”. Kijk, daar waar die mijnheer naar binnen gaat.’ Okki bedenkt zich geen minuutje en op een drafje loopt hij naar de eetzaal... Wat ziet het er vrolijk en gezellig uit. Overal staan kleine gedekte tafeltjes. Kellners lopen af en aan. Iedereen wil natuurlijk graag vlug bediend worden. De treinen kunnen niet op de passagiers wachten. Ja, op een station gaat alles op de minuut. ‘Dag, dag!’ hoort Okkie ineens roepen. En daar komt het kleine meisje uit de coupé, waar Okki gevonden is, op hem toe lopen. | |
[pagina 16]
| |
[pagina 17]
| |
‘Kijk Okki daar zit mijn Moeder en zie eens mijn beertje eet van mijn bord. Ga je er mee naar toe?’ Nu Okki is niets verlegen. Hij gaat met het meisje mee. ‘O, Moes, mag Okki met ons mee eten?’ vraagt het meisje aan haar Moeder. Natuurlijk mag dat en de kellner komt gauw aan Okki vragen wat hij graag eten wil. ‘Alles!’ zegt Okki. Zo'n honger heeft hij. Maar dat gaat natuurlijk niet, Okki moet dan even heel erg nadenken en dan zegt hij: ‘dan heel erg graag een broodje met kaas en een glas melk!’ Nu dat kan en de kellner brengt het hem gauw. En of het Okki smaakt! Af en toe klinkt door de luidspreker een stem, die afroept dat trein nummer zoveel over zoveel minuten zal vertrekken. En aldoor staan er dan verschillende reizigers op, die de eetzaal verlaten. Okki begrijpt wel dat die reizigers met trein nummer zoveel mee moeten. Terwijl Okki zijn broodje opeet vraagt hij aan de Moeder van het kleine meisje waar toch al het eten, dat de kellners rond brengen, vandaan komt. Gelukkig weet de Moeder het precies. ‘Zie je Okki, beneden in het station zijn grote keukens en daar wordt het eten klaar gemaakt,’ vertelt ze hem. Daar wil Okki ook wel eens een kijkje nemen. Een van de kellners laat hem zien hoe alle schaaltjes en borden met kleine liften omhoog gebracht worden. En dan moet Okki natuurlijk vertellen van de grote donkere lift met de koffers en de fietsen waarmee hij naar beneden mocht gaan. Nu mag Okki nog aan het buffet een mooie vrucht uitkiezen. Wat is het toch vreselijk moeilijk om precies dat te kiezen wat je het aller-, allerlekkerste vindt. Okki weet het bijna niet, hij vindt alle vruchten even lekker. Maar eindelijk kiest hij een prachtige sinaasappel. Hij is zo groot dat hij hem bijna niet in één handje kan houden. Maar geen nood! Hij bindt hem in zijn rode zakdoek en dan - ineens - daar stapt Okki de eetzaal uit. Hij vergeet zelfs z'n nieuwe vriendinnetje goedendag te zeggen en haar Moeder te bedanken voor het lekkere eten. Waar gaat hij nu weer op af? O, weet je wat Okki gaat doen? Die mooie sinaasappel gaat hij aan den chef brengen. | |
[pagina 18]
| |
[pagina 19]
| |
Maar hoe hij ook zoekt hij kan hem nergens vinden. Okki loopt het hele perron af. Hij komt zelfs buiten de kap. Dan houdt het perron ineens op. Dat is een hele wandeling hoor. Aan het eind van het perron is een klein paadje met wit grint bestrooid. Dat paadje gaat naar het seinwachtershuisje. Dat huisje is ver boven de rails uitgebouwd. Dat hebben ze zo gemaakt omdat de seinwachter nu over alle rails heen kan kijken. Natuurlijk loopt Okki het paadje op. En dan klimt hij op de ijzeren trap, die naar het huisje gaat. Als hij boven is, ziet hij dat in het huisje mensen zijn. Hij zal maar eens naar binnen gaan. De mannen kijken raar op als ze daar ineens een negerjongetje binnen zien komen. ‘Ik wil zo graag eens zien wat U hier doet,’ zegt Okki. ‘Mag ik hier wel even blijven? Ik wil de treine ook wel eens van bovenaf bekijken.’ ‘Ja hoor, je mag wel even blijven maar dan moet je maar liever mee naar buiten gaan op het balkonnetje. Hier binnen moet erg goed opgelet worden en mag er niet te veel worden gesproken’, zegt een van de mannen en hij gaat met Okki naar buiten. ‘Kijk Okki, zie je daar die seinpalen? Daarmee kunnen we met de machinisten van de verschillende treinen praten. We kunnen door verschillende seinen, die we met lichten geven, zeggen, of ze door mogen rijden of dat ze stoppen moeten. Als het sein op “veilig” staat, is het licht groen. Maar is het “onveilig” dan is het licht rood.’ Okki vindt het een prachtig gezicht. En wat is hij nu hoog boven alles uit. Alle rails schijnen wel kris-kras door elkaar te lopen. Allerlei treinen rijden in en uit het station. Arbeiders zijn bezig de rails na te kijken. Alles moet goed in order zijn en daar wordt uitstekend voor gezorgd. Okki wuift maar eens met zijn zakdoek naar de arbeiders. Maar niemand let op het kleine zwarte ventje. ‘Wat is dat voor een blauwe wagen?’ vraagt Okki aan den seinwachter. ‘Hij lijkt niets op een gewone trein.’ ‘Dat heb je goed opgemerkt, Okki!’ zegt de seinwachter. ‘Het is een postwagen’. | |
[pagina 20]
| |
[pagina 21]
| |
Ik zal je er wel even heenbrengen. Dan mag je daar ook een kijkje nemen. En het is heel leerzaam voor je als je eens ziet wat er in zo 'n wagen gebeurt.’ En zo komt Okki in de postwagen. Wat dat kleine negerjoch toch allemaal beleeft vandaag! In de postwagen gaat het bedrijvig toe. Er zijn drie mannen aan 't werk om alle brieven uit te zoeken. Ook hier wordt Okki vriendelijk ontvangen. 't Lijkt wel of iedereen schik in hem heeft. Ja, hij mag zelfs meerijden met het postkarretje. Er moeten weer nieuwe zakken met post gehaald worden. En hij mag helpen het karretje uit te laden. En hij knipt de touwen, waarmee de zakken dichtgebonden zijn, netjes door! Als hij daarmee klaar is, mag hij de zakken zelfs leegschudden op de grote tafel Nu kan de ene mijnheer direct met het uitzoeken beginnen! Ja, Okki is een hele hulp hoor! En dan gaat hij eens bij de andere heren kijken. De ene gooit de brieven in zakken, waarin ze horen en de derde stopt ze in de hokjes, bij de stad of het dorp waarheen ze vervoerd moeten worden. De zakken hebben een lelijke gele kleur, maar de rood-wit en blauwe strepen geven er toch een vrolijk tintje aan. Die rood-wit en blauwe strepen betekenen dat het Nederlandse post is. Dat vertellen die heren allemaal aan Okki. Okki zou al die brieven wel eens willen tellen. En wat zou hij graag all die mooie postzegels, die op de brieven zitten, willen bekijken. Wat zijn er mooie bij! Maar dat zou veel te veel tijd kosten. De postmannen hebben het te druk en Okki heeft ook nog een heleboel te doen. Iedereen is met zo'n ernstig gezicht bezig dat Okki zich ook vreselijk gewichtig voelt. Hij denkt er niet over om nu grapjes te gaan maken. Hij doet precies wat de mijnheer hem voorzegt. ‘Als we klaar zijn, Okki, dan komt een locomotief ons hier weghalen. We worden dan achter een gewone trein gehaakt. Die trein staat nu nog onder de kap te wachten. En aan elk station dat we voorbij komen geven we de brieven af waarheen de mensen ze gestuurd willen hebben.’ | |
[pagina 22]
| |
[pagina 23]
| |
Okki vindt het fijn, dat de locomotief hen straks komt halen. Hij kijkt vast uit het raampje of hij er al aan komt. Het is nu al bijna donker buiten. Eindelijk ziet Okki de twee lichten van de locomotief als vurige ogen op de postwagen aankomen. Sissend en puffend komt het zwarte monster dichterbij. Na wat heen en weer rijden komt de locomotief op de goede rails. En nu wordt de postwagen aan de locomotief gekoppeld en rijden ze samen naar het station. Wat jammer dat het maar zo'n kort ritje is. Okki vond het juist zo prettig. Onder de kap zijn alle lichten al aan. Mannen lopen met lantaarns en kijken onder de wagons of alles wel in orde is. De treinen zijn verlicht. Wat ziet alles er nu heel anders uit dan overdag. Okki Hoessah stapt nu uit en wuift nog eens tegen de heren uit de postwagen. Hij is nu heus wel een beetje moe en hij begint ook slaap te krijgen. De lichtjes prikken in zijn oogjes. ‘Kon ik nu maar weer tussen een paar koffers in het net kruipen,’ denkt Okki. ‘Zou ik fijn weer een eind kunnen meerijden. Wie weet wat voor avonturen ik dan weer zou beleven!’ Terwijl Okki dat staat te bedenken puft er langzaam een eenzame locomotief langs. Twee zwart bestoven mannen hangen eruit en roepen tegen Okki: ‘Wie van ons zou het zwartst zijn?’ Een paar meter verder stopt de grote locomotief. ‘Wat woont U daar fijn!’ roept Okki terug. ‘Mag ik met U meerijden? Ik zal U goed helpen hoor!’ Vragend kijkt hij den machinist aan. De machinist kijkt eenn naar den stoker. Wat zou die er wel van denken? Een klein hulpje kunnen ze best gebruiken. En ze behoeven niet bang te zijn, dat Okki zich zwart zal maken! Okki heeft al aan hun gezichten gezien dat het mag. Als een aapje zo vlug klimt hij langs de buffers omhoog. Hij kruipt over de rug van de locomotief. Daar is hij al bij het dakje waaronder de machinist en de stoker staan. En met één zwaai zit Okki al tussen de grote brokken steenkool! | |
[pagina 24]
| |
[pagina 25]
| |
‘Ik word toch niet vies, machinist en ik heb zo'n vreselijke slaap! Mag ik hier gaan slapen?’ Maar dat vindt de machinist een beetje tè erg! ‘Kom jij maar lekker in de warmte bij het vuur, kleine baas. Het is veel te koud daarboven als we straks met een grote vaart door de landerijen rijden. En je bent zo klein, dat je er wel eens af zoudt kunnen waaien!’ zegt de machinist. Nu, Okki vindt alles goed. Hij laat zich vlug naar beneden zakken. ‘Wanneer rijden we nu weg?’ vraagt hij een beetje ongeduldig. ‘Ho, ho, eerst moet de locomotief nog eten en drinken hebben. Jij kunt toch ook niet lopen als je maag leeg is? Kom, je mag me een beetje helpen!’ Als het deurtje open gaat, kijkt Okki midden in de gloeiende vuurmond van de locomotief. Hemeltje lief wat een hitte! Okki moet er een heel eind van af gaan staan. Hij bewondert den stoker. Maar die is er al aan gewend en hij gooit grote brokken steenkool naar binnen. ‘Wat moet die locomotief een honger hebben!’ denkt Okki. Maar de locomotief heeft niet alleen honger, hij heeft ook dorst. Er moet een heleboel water ingenomen worden. Dit gebeurt met een dikke slang. Het lijkt wel de slurf van een olifant. Okki is zo slaperig en moe, dat hij stilletjes op de grond is gezakt. Hoewel hij zijn oogjes bijna niet open kan houden, wil hij toch nog graag alles zien wat er gebeurt voor ze vertrekken. Langzaam zet de locomotief zich nu in beweging. Ze komen van het verlichte station in de pikzwarte nacht. Het eentonige liedje op de rails is voor Okki een slaapliedje... even nog denkt hij aan alles wat hij die dag beleefd heeft. ‘Als ik groot ben en sterk’... droomt hij verder... ‘dan... word ik vast machinist... of stationschef... of,’ maar verder denkt Okki niet - want hij is nu al helemaal in slaap gevallen. De trein raast door de nacht... over de gladde rails. Wel te rusten Okki Hoessah - en goede reis! |
|