Geloofs-liederen, dat is de Heidelbergsche ende Nederlantsche catechismus
(1666)–Volkerus van Oosterwyck– Auteursrechtvrij
57. Vrage.
1 Wat voor een troost geeft dit, wanneer ick lees Of segg’, ‘k Geloof d’ opstandingh van mijn Vleesch? Antvvoorde. Dat niet alleen de Ziel, van stonden aen,
Alss’ uyt het Lijf verhuyst, tot Godt sal gaen;
2 Maer oock het vleesch, door Christus Jesus kracht
Sijnd’ opgeweckt, en weer by een gebracht,
Het heerlijck Lijf van Jesus, niet in schijn,
Maer in der daet, volmaeckt gelijck sal zijn.
| |
58. Vraghe.
3 Segt my, wat troost u dien Artikel geeft, Die vast stelt, dat m’ hier na voor eeuwigh leeft? Antvvoorde. Dat, nademael ick nu in dit mijn hert
Maer een begin daer van gewaer en werd’:
4 Ick na dees’ tijt (om Godt te geven lof)
Besitten sal een vreugt, diens heyl’ge stof,
Noyt oor en heeft gehoort, noch hert gevat,
Noch oogh gesien, noch yemant hier besat.
|
|