Geloofs-liederen, dat is de Heidelbergsche ende Nederlantsche catechismus
(1666)–Volkerus van Oosterwyck– Auteursrechtvrij
53. Vraghe.
1 Wat is doch u geloof van d’ heyl’ge Geest? Antvvoordt. Dat hy, van voor de eeuwen, is geweest
| |
[Folio B4r]
| |
Waerachtigh Godt, geseten met de Soon,
En Vader, op de selve Godtheyts Troon.
2 Oock, dat hy my voor aller eeuwen tijt,
Tot Satans schrick, en aller boosen spijt,
Geschoncken is van Godt, om aen mijn hert
(Dat andersins beladen is met smert,)
3 Door ’t waer Geloof te vinden al dat goet
Dat hy verdient heeft door zijn kost’lijck bloet,
En boven dien geduurigh my bewaer
Soo tegen lijfs, als tegen ziels gevaer.
|
|