Geloofs-liederen, dat is de Heidelbergsche ende Nederlantsche catechismus
(1666)–Volkerus van Oosterwyck– Auteursrechtvrij
45. Vraghe.
1 Wat nut u dat hy is ontbonden, En van den dooden opgestaen? Antvvoordt. Dat hy de doot van nu af aen
Geheel en al heeft vast gebonden,
Ja gansch verslonden,
2 Op dat het geen hy hadt bekomen
Door ’t Kruys, en zijnen bitt’ren doot,
Hy ons in onse meeste noot
De vrucht daer van souw doen toe komen,
Om niet te schromen;
3 Op dat hy ons noch voort souw geven,
Dat w’ in de kracht van dit zijn werck,
Met all’ de Leden van de Kerck,
Oock opgeweckt, tot beter leven
Ons souden geven.
4 Soo is zijn opstaen med’ ons allen
Die hem zijn ingelijft, een pandt,
Van dat wy oock soo naderhandt
Verrijsen sullen, en steets brallen
Met d’Al in Allen.
|
|