Beroyde student en Bedrooge dronkkaart, of Dronkke-mans hel
(2004)–Jillis Noozeman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
1.1. Het geslacht NoozemanDe toneelschrijver Jelis NoozemanGa naar voetnoot3 stamt uit een van oorsprong Brussels geslacht.Ga naar voetnoot4 Zijn overgrootvader, Mathijs Noseman (ook: Noteman), was een welgesteld burger. Hij is vermoedelijk na de Brusselse capitulatie voor de Spaanse troepen in 1585 naar de Paltz gevlucht, omdat hij tot het gereformeerde geloof was overgegaan. De kinderen van Mathijs groeien op in Frankenthal, destijds een bekend toevluchtsoord voor geloofsvluchtelingen. Drie van zijn zoons worden goudsmid. Eén van hen, Jean (Hans) Noseman, wordt in 1603 tot gildemeester van de goudsmeden te Frankenthal gekozen. Hans krijgt een zoon Mathijs (Mathias). Deze wordt op 2 juli 1594 in Frankenthal gedoopt.Ga naar voetnoot5 Op 26 oktober 1619 gaat Mathijs op 25-jarige leeftijd in ondertrouw met de 32-jarige weduwe Sijtgen Jelis.Ga naar voetnoot6 Uit dit huwelijk is in 1626 Jelis, de latere acteur en kluchtschrijver, geboren. Omdat Jelis een patronimium is, blijkt de toneeldichter naar de grootvader van moeders zijde te zijn genoemd. Toen Mathijs trouwde, was hij als pakker te Amsterdam werkzaam, waar hij samen met anderen een kelder als opslagplaats bezat. In 1635 is hij secretaris-hofmeester van Ridder Cornelis Pauw, een raadsheer van Frederik Hendrik. Het leven van Jelis Noozeman is dat van een toneelspeler, die nu eens aan de Amsterdamse schouwburg verbonden is, dan weer door het land trekt langs kermissen en in de Spaanse Nederlanden, in Holstein, Sleeswijk, Denemarken en Zweden aan adellijke en koninklijke hoven optreedt. Zijn contacten liggen in de toneelwereld en zijn huwelijken sluit hij met dochters van collega-toneelspelers. Van collega's aan de schouwburg leerde Noozeman vooral de traditionele retorische speelstijl, van de troep vooral bijkomende toneelvaardigheden als schermen, zang en dans. | |
1.2. Noozeman als acteurJelis Noozeman was van 1640 tot 1646 en van 1654 tot 1664 aan de Amsterdamse schouwburg verbonden. De eerste vermelding van zijn naam is te vinden op de speellijst van de schouwburg van 1640. In 1641 trad hij met zijn broer JanGa naar voetnoot7 op als zanger in een vierstemmige reizangGa naar voetnoot8 in de Gebroeders van Vondel; voor zijn vriend Jan Baptist van | |
[pagina 10]
| |
Fornenbergh laste de toneeldichter zelfs een rolletje in als JoabGa naar voetnoot9. Later speelt Noozeman vele rollen in tragedies van Vondel. Van toneelspelen in de schouwburg kon men niet rondkomen. Het inkomen van een gewoon toneelspeler bedroeg slechts een 150 gulden per jaar, terwijl een handwerker in dezelfde tijd een dagloon van ongeveer 20 stuivers ontving.Ga naar voetnoot10 Neveninkomsten waren dus noodzakelijk. Omdat de Amsterdamse schouwburg 's zomers gesloten was, trokken de acteurs dan in groepen naar andere steden om daar met vrije voorstellingen aan voldoende inkomen te geraken. De begaafde Jan Baptist van Fornenbergh (1624-1697), die bovendien over leidinggevende gaven en een commerciële instelling beschikte, verliet de Schouwburg in 1645 geheel en leidde als ‘meester’ een troep waar hij zelfs mee naar het buitenland trok. Deze rondtrekkende spelers sloten dan vooraf een contract, waarin onder andere de duur van de samenwerking vermeld stond. In 1645 behoort Noozeman tot de rondtrekkende compagnie van ‘Nederduitsche Commedianten ofte Nederlantse Bataviers’. Hij treedt dan namelijk als getuige op, als dit gezelschap een collectie toneelkostuums aan een Leidse kleermaker-herbergier verkoopt. Adriaan van den Bergh, Paulus Pierson en Triael Parkar behoorden tot deze compagnie. Bij hen heeft Noozeman Ariana, de jonge dochter van Van den Bergh, leren kennen met wie hij later trouwde. De eerste reisperiode van een Nederlands gezelschap naar het buitenland valt van 1645 tot 1664. Na wisselende contracten werken onder meer Fornenbergh, Noozeman, Parkar van 1647 tot 1650 samen onder de naam ‘Oprechte Nederduytsche Commedianten’. Na het succes aan het Brusselse hof van Leopold Willem, aartshertog van Oostenrijk, noemen zij zich ook de ‘Aartshertogelijke comedianten’. Uit deze tijd dateert Noozemans contact met de Brusselse vakgenoot Claude de Grieck.Ga naar voetnoot11 De introductiebrief van de Aartshertog opent de poorten van andere hoven en helpt bij het verkrijgen van toestemming van stadsbesturen voor optredens. In noord Duitsland (met name Hamburg) en ook aan de hoven van Kopenhagen en Stockholm blijkt een publiek voor Nederlandstalig toneel te bestaan. Het is bekend, dat koningin Christina van Zweden de Nederlandse taal machtig was. In 1647 liet zij een modern hoftheater bouwen met twaalf paar decorschermen die verschillende locaties konden aanduiden, zoals een stad, een bos, een berg, een tempel. Verder bezat het theater hemelschermen, een wolkenapparaat en een triomfwagen.
In 1650 trad Jelis Noozeman in het huwelijk met Ariana, de dochter van Adriaan van den Bergh. Vanaf 1655 tot haar vroege dood zes jaar later is Ariana naast haar echtgenoot als vaste speler aan de Amsterdamse Schouwburg verbonden. Zij verdiende evenveel als de belangrijkste acteur van het gezelschap. Ariana, de eerste vrouw op het | |
[pagina 11]
| |
toneel, speelde buitengewoon veel rollen in tragedies en slechts enkele in blijspelen en kluchten.Ga naar voetnoot12 Zij heeft ook als danseres opgetreden. In het seizoen 1658/'59 speelde zij ongeveer vijftig rollen. Bovendien verzorgde zij waarschijnlijk zelf haar toneelkostuums.Ga naar voetnoot13 Ariana was Claertje in Noozemans populaire klucht Lichte Klaartje, waarin de toneeldichter zelf de rol van de slimme knecht Jurriaen op zich had genomen.Ga naar voetnoot14 Hun dochter Maria kreeg soms een kinderrolletje toebedeeld, bijvoorbeeld in Rodenburgs Carel en Cassandra.Ga naar voetnoot15
De Amsterdamse schouwburg had Noozeman tot oktober 1664 contractueel aan zich verbonden om te voorkomen, dat hij de troep van concurrent Fornenbergh zou versterken, die met zijn voorstellingen veel publiek trok tijdens de jaarlijks terugkerende kermis in september. Na het verstrijken van het contract voegde Noozeman, die kennelijk ook geen zin had om tijdens de verbouwing van de schouwburg in de Droogbak te spelen, zich met zijn dochtertje bij Fornenberghs reizende toneelcompagnie, die toen uit vier echtparen en de weduwnaar Noozeman bestond. Dit werd de tweede reisperiode: 1664 tot 1667. Fornenbergh, Noozeman en Parkar waren de ‘meesters’ van het rondtrekkende gezelschap. De reis voerde via het binnenwater naar Gent en begin 1665 overzee naar Denemarken. In augustus 1665 trekt het gezelschap van Hamburg naar Sleeswijk: het slot Gottorp. Door optredens van de compagnie in noord Duitsland kwamen Amsterdamse toneelstukken bij de Duitse Wandertruppen op het repertoire. In november 1665 hertrouwde Noozeman te Hamburg met Johanna, de 14-jarige dochter van Fornenbergh. Dan gaat de reis weer naar Stockholm met de compagnie van Fornenbergh. In 1666 ontvangt het gezelschap een eervol engagement: de Zweedse regering, de koningin-regentes en de rijksraad nemen het voor een jaar in dienst. Het is de taak van de toneelspelers om door middel van het opvoeren van stukken bij te dragen aan de politieke en bestuurlijke vorming van de latere Karel XI. Zij kiezen hiervoor Franse tragedies en tragikomedies die in hoge kringen spelen. In deze periode treedt Jelis - soms samen met Triael Parker - op als penningmeester van de troep, zoals uit de ondertekeningen van de kwitanties blijkt. In 1663 sticht Jan Baptist van Fornenbergh in opdracht van de Zweedse regering een openbare schouwburg. Aan de zuidzijde van het paleis wordt de vroegere leeuwenkuil, de ‘Lejonkulan’, omgebouwd tot theater voor de burgerij. Op 22 Februari 1667 is het hof vertegenwoordigd bij de openingsvoorstelling. Via Hamburg keert het gezelschap terug naar Holland. Omdat in de Republiek in het Rampjaar 1672 de theaters werden gesloten, wat tot 1678 zou duren, begint voor het gezelschap waar Noozeman toe behoorde, de derde reisperiode met optredens in Hamburg en Sleeswijk. Het is een tocht met grote tegenslagen. In 1673 sterft Triael Parker, die in Altona begraven wordt. Twee | |
[pagina 12]
| |
gecontracteerde spelers verlaten tussentijds de troep en maken daardoor verdere opvoeringen moeilijk, zo niet onmogelijk. Nu gebruikt Jan Baptist zijn goede relatie met Hertog Christiaan Albert en op diens bevel worden ze achterhaald en veroordeeld tot het betalen van 200 en teruggave van de geleende 40 Reichsthaler. Pas bij het aanbreken van de zomer mag het tweetal de compagnie verlaten. Dit tekent de sfeer in het gezelschap. De compagnie treedt vervolgens op in Kiel, Hamburg en Lübeck. Dan steekt het toneelgezelschap over naar Stockholm, waar Karel XI inmiddels aan de macht is. Voordat de vijandelijkheden tussen Zweden en de Republiek losbreken, vertrekt Fornenberghs gezelschap naar Hamburg. Hoewel het dan nog steeds verboden is om toneelvoorstellingen in de Republiek te geven, treedt de troep in Leidschendam op. Daarna verzorgt het gezelschap in de jaren 1676 en 1677 optredens in Nijmegen, de stad waar de vredesonderhandelingen tussen Frankrijk enerzijds en de Republiek, Spanje en de Duitse keizer anderzijds plaatsvinden. De samenwerking in Nijmegen tussen Amsterdamse toneelspelers en de acteurs van de Haagse schouwburg, in 1660 door Fornenbergh gestichtGa naar voetnoot16, heeft tot gevolg gehad, dat stukken uit het Haagse repertoire in Amsterdam op de planken worden gebracht. In 1678 betrekt het gezin Noozeman met financiële steun van Fornenbergh een woning aan de prestigieuze Grote Markt te 's-Gravenhage.Ga naar voetnoot17 In maart 1682 treedt dochter Maria Noozeman in het huwelijk met de ongeveer dertig jaar oudere Jan Baptist Fornenbergh. Zo werden Jelis en Jan Baptist elkaars schoonvader en schoonzoon. In hun leven volgden ze niet de maatschappelijke mores die ze door middel van hun bewerking van Quinaults Amants brouillés als De wanhebbelijke liefde uitdroegen. In het stuk trouwen namelijk uiteindelijk de oudere man en de oudere vrouw met elkaar, evenals de jeugdige man en vrouw, hoewel de oudere man eerst op de jonge dochter verkikkerd was en de moeder een oogje had op de jonge vitale zoon.Ga naar voetnoot18 Op 1 november 1682 overlijdt Jillis Noozeman op 56-jarige leeftijd. Zijn weduwe liet zich naar het voorbeeld van haar vader opnemen als lidmaat in de Gereformeerde Kerk. Zij overlijdt in 1728. | |
1.3. Het werk van Jelis NoozemanGa naar voetnoot19Het beeld dat we van de opvoeringen van Noozemans kluchten kunnen schetsen, is eenzijdig. Uit de levensbeschrijving is duidelijk gebleken, dat Jelis als toneelspeler niet alleen in de Amsterdamse schouwburg heeft opgetreden, maar ook aan voorstellingen aan buitenlandse hoven en op kermissen heeft meegewerkt. Wellicht kan archiefonderzoek aan de bovengenoemde hoven nog opvoeringsgegevens aan het licht brengen, maar gegevens van kermisvoorstellingen beperken zich tot schilderijen en | |
[pagina 13]
| |
gravures over dit onderwerp. Gelukkig beschikken we wel over opvoeringsgegevens uit de administratie van de Amsterdamse schouwburg. Daaruit blijkt, dat de kluchten van Jelis Noozeman uitsluitend als nastuk werden opgevoerd. Dit om de mogelijk bedrukte geest van de toeschouwer te verlichten na het zien van het ernstige of tragi-komische pièce de résistance van de voorstelling.Ga naar voetnoot20 Het onderstaande overzicht van Noozemans kluchten biedt naast de titels van de drukken de datum van de eerste opvoering en het totaal aantal opvoeringen tot en met 1665.Ga naar voetnoot21 Hieraan zijn - waar mogelijk - gegevens over bronnen en verwantschappen toegevoegd.
De klucht Hans van Tongen werd in 1644 gedrukt bij Nicolaes van Ravesteyn en uitgegeven door Dirck Cornelisz Houthaeck. In 1660 volgde een herdruk bij Jacob Lescaille. Uit het repertoire van de eerste Amsterdamse schouwburg blijkt, dat dit toneelstuk zeventien keer als naspel werd opgevoerd. De plot van de klucht vertoont duidelijke overeenkomst met de vijfde novelle van de negende dag in Boccaccio's Decamerone. Noozeman kan deze als nummer 40 uit Coornherts Vijftig lustighe historien gekend hebben.Ga naar voetnoot22 Lichte Klaartje ging op 16 oktober 1645 in première. Deze klucht was bijzonder populair, zoals uit het aantal drukken en de vele opvoeringen blijkt: 79 in de periode van 1645 tot 1665. Hieronder bevinden zich voorstellingen voor de magistraat, de Koningin van Polen en de Prins van Oranje, de Keurvorstin en magistraten, de gezant van Spanje, de ambassadeur van Frankrijk en de Generalissimus van Zweden. Vooral voor het eerste gedeelte van de klucht Lichte Klaartje vertoont overeenkomst met nr. 25 in Breughels Decamerone-vertaling uit 1605: De tweede 50. lustige historien ofte nieuwicheden. Dat is de tiende vertelling van de vijfde dag in de uitgaven met alle honderd novellen. Het slot van de klucht toont verwantschap met de Middeleeuwse klucht Luppyn. Waarschijnlijk dateert de eerste druk van Lichte Klaartje, waar ons overigens geen exemplaar van bekend is, ook uit 1645. De oudst bewaard gebleven druk is de tweede uit 1650, bij ‘Dirk Kornelisz. Houthaak, Boekverkooper op de hoek van de Nieuwe-zijds Kolk’ te Amsterdam.Ga naar voetnoot23 De drukker Broer Jansz. Bouman legde de klucht in 1661 wederom op de pers en in 1669 verscheen de klucht bij Jacob Lescaille. De volgende herdruk verscheen in 1681 bij de Weduw van Michiel en Gijsbert de Groot. De Beroyde Student werd op 7 augustus 1646 voor het eerst op de Amsterdamse schouwburg gespeeld. In de periode tot 1665 volgden nog 31 opvoeringen. De uitgave werd gedrukt voor ‘Josua Rex, Boeckbinder in de Wolve-straet’ te Amsterdam. De tweede druk verscheen in 1657 bij ‘Dirck Cornelisz. Houthaeck, Boeckverkooper, opde hoeck van de Nieuwe-Zijds Kolck’, de derde in 1679 bij ‘Michiel | |
[pagina 14]
| |
de Groot, Boeckverkooper, woonende tusschen de twee Haerlemmersluysen, inde Grooten Bybel’. De Bedrooge Dronkkaart verscheen in 1649 bij Dirk Kornelisz. Houthaak. Jac. Lescaille herdrukte de klucht in 1663. In 1679 volgde nog een herdruk bij Michiel de Groot.Tussen de première op 16 januari 1648 en 1665 werd deze klucht zestien keer in de Amsterdamse schouwburg gespeeld. Verwante intriges vinden we in de Duizend-en-één-nacht, namelijk in het verhaal van de koopman van Mozul en in het reisverhaal van Marco Polo, waarin iemand wordt wijs gemaakt, dat hij gestorven is, en die toestand gedurende enkele dagen wordt volgehouden. Dit betekent overigens niet, dat Noozeman van deze werken kennis van moet hebben gehad. Wel kan hij zich hebben laten inspireren door de achtste novelle van de derde dag en de derde novelle van de negende dag uit de Decamerone. Dat zijn de nummers 18 en 45 uit Breughels vertaling van 1605. Binnen de Nederlandse kluchtcultuur werd het thema al eerder gebruikt door J. van Arp in de Singende klucht van droncke Goosen (1639) en door M. Gramsbergen in de Klucht van de levendighe doodt, of bedrooge kassier, die in 1648 in de Amsterdamse schouwburg werd opgevoerd en in het daaropvolgende jaar gedrukt.Ga naar voetnoot24 De eerste opvoering van Krijn Onverstant viel op 3 november 1659. De klucht haalde tien opvoeringen in de periode tot 1665. De oudst bewaarde druk is van 1671 bij Jac. Lescaille. In 1680 verscheen bij Michiel de Groot een uitgave en de Erfgenamen van de Wed. Gysbert de Groot brachten het werk in 1726 nog een keer uit. |
|