Een zachte aanraking van zijn zieleleven. Over 'ware' en 'valse' mystiek rond 1900
(2008)–Peter J.A. Nissen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
Oom en neefDe oom uit dit verhaal is de kunstschilder Constant Huijsmans (1810-1886), geboren en getogen te Breda en vanaf 1866 tot 1879 tekenleraar aan de pas opgerichte Rijks hbs te Tilburg, waar hij anderhalf jaar lang Vincent van Gogh als leerling had; hij had trouwens eerder, toen hij tekenleraar aan de Koninklijke Militaire Academie in Breda was, de grootvader van Vincent, die daar predikant was, al als collega gehad.Ga naar eind3 Huijsmans, door Wilma van Giersbergen in haar dissertatie gehuldigd als de pionier in de professionalisering van het tekenonderwijs in Nederland, woonde met zijn ongehuwde zus Oda in Tilburg in een in zijn opdracht gebouwd huis aan het Ven 21. Daar logeerde verschillende malen zijn Franse neefje bij hem, de enige zoon van zijn enige broer Godfried, die vanuit Breda naar Parijs was getrokken, waar hij een bescheiden bestaan als miniaturist en kleurenlithograaf van missaals en kerkboeken had opgebouwd en waar hij in 1845 de Franse onderwijzeres Elisabeth Badin huwde. Uit dat huwelijk werd het neefje geboren: Charles Marie Georges. Hij logeerde meer dan eens bij zijn oom in Tilburg, zoals hij ook al eerder in Breda, Ginneken en Turnhout bij zijn familie op bezoek was geweest.Ga naar eind4 Constant zal hebben uitgezien naar de gesprekken met zijn kunstminnende neef, want over Tilburg liet hij zich tegenover de Leidse hoogleraar Pieter Veth, een oud-kma-collega, in een brief uit 1867 ontvallen: ‘Er is misschien geen tweede plaats, zoo oliedom, als mijnen tegenwoordige verblijfplaats. Er is niets wat tot kunst of | |
[pagina 10]
| |
schoonheidsgevoel opwekt, en integendeel alles wat het kan uitdoven als het bestaat.’Ga naar eind5 De Franse neef werd door zijn Tilburgse oom altijd consequent als Georges aangesproken,Ga naar eind6 ook nadat hij als herinnering aan zijn Nederlandse afkomst zijn naam had veranderd in Joris-Karl Huysmans. Onder die naam - zijn oom had hem in een brief van 26 december 1874 al gewezen op het germanisme dat erin schuilgingGa naar eind7 - zou de neef bekend worden en bekend blijven als de belangrijkste vertegenwoordiger van het literaire decadentisme in de negentiende-eeuwse Franse letterkunde.Ga naar eind8 De aanblik van het zigeunerkamp in Tilburg en vooral van de aanbiddelijk mooie vrouw raakte het zielenleven van Joris-Karl Huysmans. Het was een ervaring van authentieke schoonheid, van puurheid, van vitaliteit. En hij deed ermee wat volgens het gesprek met zijn oom ook de grote kunstenaars hadden kunnen doen: hij maakte er een kunstwerk van. Hij deed, anders gezegd, een poging om de ervaring van authentieke schoonheid door middel van de verbeeldingskracht te bestendigen door haar in zijn geval niet in lijnen en kleuren, maar in woorden vast te leggen. Hij schilderde met woorden. ‘Schilderen met woorden,’ dat kon de neef goed, zo had zijn oom hem in 1874 al geschreven in reactie op de bundel prozagedichten Le Drageon à epices, waarmee Huysmans dat jaar zijn debuut had gemaakt.Ga naar eind9 Die woorden waren nu die van het verhaal ‘Un Campement de Bohémiens’, dat Huysmans een jaar later, in 1875, schreef, waarschijnlijk voor het tijdschrift Le Musée des Deux-Mondes, maar dat pas in 1953 postuum zou | |
[pagina 11]
| |
worden gepubliceerd en in 1988 door Jef van Kempen in het Nederlands werd vertaald.Ga naar eind10 Tien jaar na zijn in dit verhaal vastgelegde Tilburgse bezoek publiceerde Huysmans de roman die hem beroemd zou maken, À Rebours, door Jan Siebelink prachtig vertaald onder de titel Tegen de keer. Het boek staat bekend als de ‘bijbel van het decadentisme’.Ga naar eind11 Het beschrijft de levenswijze van hertog Jean Floressas des Esseintes, die zich van de wereld afzondert in een door hem op extravagante wijze ingericht herenhuis. In het boek gebeurt niet zoveel, tenzij in de dagdromen en nachtmerries van Des Esseintes. Er wordt door Huysmans opnieuw vooral geschilderd met woorden, en aan zijn hand lopen we door de kamers van het herenhuis. Een heel hoofdstuk lang wordt ons bijvoorbeeld de inhoud van de bibliotheek beschreven, met nu en dan de oordelen van Des Esseintes over de auteurs en hun werken. Voor het kerkelijke christendom kon Des Esseintes, die nog bij de jezuïeten theologie had gestudeerd, geen waardering meer opbrengen. Dat wordt duidelijk wanneer we in de bibliotheek de werken van de kerkvader Augustinus passeren. ‘Des Esseintes kende hem maar al te goed, want hij was de meest vermaarde kerkelijke schrijver, stichter van de christelijke orthodoxie, de man die de katholieken als een orakel, als hun heer en meester beschouwen. Daarom sloeg hij diens boeken niet meer open.’Ga naar eind12 Aldus het oordeel van Des Esseintes, aldus ook Huysmans. Want er is al door velen op gewezen: in zijn beschrijving van de baron des Esseintes schilderde Huysmans eigenlijk een zelfportret. |
|