Verzamelde gedichten(1990)–Martinus Nijhoff– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 146] [p. 146] De danser Onder mijn huid leeft een gevangen dier Dat wild beweegt en zich naar buiten bijt, Zijn donker bloed bonst, zijn gedrongen spier Trilt in krampachtige gebondenheid. Totdat zijn pijn als warmte door mij glijdt En dwingt naar 't worden van gebaren wier Beheerschte haast en vastgehouden zwier Zijn vaart nog spannen eer hij zich bevrijdt. Men moet gepoederd zijn, dat in 't gelaat Alleen het zwart der openschroeiende oogen Den waanzin van 't inwendig dier verraadt. De mond moet, roodgeverfd en opgebogen Zoo god'lijk trots zijn, dat hij weten laat Dat zich zijn breede lach heeft volgezogen. Vorige Volgende