strekte arm steunt geschreven
worden, door en door vals en cerebraal zijn.
Nu vind ik voor mij - maar ik besef dat deze mening niet algemeen
gedeeld zal worden - jeugdgedichten merkwaardiger naarmate de gevoeligheid iets
vreemds, iets aparts, iets bizars, als men wil, heeft en de bewustwording meer
visueel is. Beide verschijnselen zijn een uiting van de drang naar het
concrete, en het is dan slechts een kwestie van groei of de concreetheid van de
aandrift mettertijd zich zal losmaken en overdragen in een poëtische vorm, in
het ‘ding’ dat elk goed gedicht is. De grote vijand is de abstractie, die grote
kromme wezenloosheid, die het lichaam negeert, die alles vergroot maar oneindig
verijlt, die van de ziel een luchtspiegeling maakt. De scherpste modernismen,
de stotendste forceringen zijn nog te verkiezen boven Liefde en Leven met
hoofdletters, boven al de zoetvloeiende en zichzelf bedwelmende nonsens van een
blinde uitstortingsdrang. Hoe veel verder is reeds een jong gemoed dat inplaats
van de aanroep ‘lieve’ de merkwaardige kleur van een persoonlijke eigennaam
durft schrijven en, waarom niet?, Lize neerzet; die niet van dè vrouw maar van
een vrouw gaat houden en ten slotte van één ding in haar, haar lach, haar naam
of haar oogopslag.
Wat nu de gedichten van
Ali Cohen betreft, wat hen typeert is dat wel
de bewustwording zeer sterk visueel is, maar dat de gevoeligheid die zich in
deze verzen uitspreekt uiterst traditioneel en - waarom zou ik het woord
ontwijken? - banaal ten slotte blijft. De enkele maal dat hij hieraan poogt te
ontkomen, vervalt hij terstond in grove forceringen. Hij moest dit nalaten.
Aanvaarde en besefte banaliteit heeft grote en dikwijls onderschatte
mogelijkheden, men schrijft er, als er nog wat bijkomt, gevoelde verzen mee
wier z.g. algemeen-menselijkheid treffend kan zijn. Datgene wat er bij moet
komen is: allerzuiverste en ongezochtste expressie, een volkomen afzien van
‘vondsten’, een eenvoudige lange adem, harmonie, in één woord, beheersing en de
toon van een hart dat zich zelf zonder enige ironie en ongekweld begrijpt. Ali
Cohen mist echter voorlopig al de-