Wit over zwart
(1990)–Jan Nederveen Pieterse– Auteursrechtelijk beschermdBeelden van Afrika en zwarten in de westerse populaire cultuur
[pagina 17]
| |
I Afrika | |
[pagina 18]
| |
1 WereldbeeldenIn summa Europa is een Coninginne over Asiam Africam en Americam. In middeleeuws Europa was de heersende voorstelling van de wereld die van het orbisculum of aardkloot, die in drieën verdeeld was. Deze driedeling werd vaak gelijk gesteld met de drie zonen van Noach: Sem, corresponderend met Azië of de Semieten, Jafeth corresponderend met Europa, en Cham met Afrika. Ook kwam ze overeen met de voorstelling van de Drie Koningen die eer kwamen bewijzen aan Christus. Deze laatste voorstelling, die meer en meer op de voorgrond trad sinds de dertiende eeuw, gaf uiting aan de aanspraken op universele geldigheid van het christendom. | |
Iconografie van het eurocentrismeEuropa e prima e principale parte del Mondo. In de zestiende eeuw, na de exploratie van Amerika, het vierde werelddeel, maakte dit wereldbeeld plaats voor het beeld van de vier continenten, wat het raamwerk bleef in de daarop volgende eeuwen.Ga naar eind1 In dit perspectief nam het christendom geen centrale plaats meer in; wel ontstond een kerkelijke variant in de vorm van de symboliek van de vier rivieren (zoals in Bernini's fontein in Rome). Was op middeleeuwse kaarten Jeruzalem wel afgebeeld als het centrum van de wereld, nu nam Europa de centrale plaats in - niet langer op grond van het christendom maar om allerlei wereldse redenen. In een tekst van de beroemde kaartenmaker Abraham Ortelius uit Antwerpen vinden we deze redenen in 1571 opgesomd. Opvallend daarbij is de verwijzing, niet naar de Roomse Kerk als het anker van de Europese identiteit maar naar 't Roomsche Rijck als precedent. De wereldverhoudingen worden gespiegeld aan het voorbeeld van het Romeinse Rijk. Dit is het Europa dat verdeeld is door de Reformatie en in het christendom geen eenheid meer kan vinden; het Europa van de Renaissance dat zich spiegelt aan de oudheid: Europa siet ghy als Keyserinne van waerden
met croone ende scepter int opperste ghestelt;
de slincke handt metten roere op den cloot der aerden,
niet alleene omdat sy besitt goudt, silver, ghelt,
constig zebaar volck, vruchtbaer landt, menich schoon velt,
wel betimmerde steden en groote ghebouwen,
maar oock, oft veel eer, omdat se onder haer ghewelt
door 't Roomsche Rijck de heele werelt heeft ghehouwen;
Ommers soo verre als syse t'dyer tijdt mocht beschouwen;
Ende nu noch door cloecke inwoonders regeert
in alle dander deelen eenighe landouwen;
Te recht wordt sy dan bovenal gheëxalteert.Ga naar eind2
| |
[pagina 19]
| |
Hiermee is de iconografie van het nieuwe Europa een imperiale: klassiek naar stijl en inhoud, imperiaal van mentaliteit en perspectief - zelfs waar van imperium geen sprake is en de voorstellingen in feite betrekking hebben op handel en niet op heerschappij. Classicisme is de nieuwe identiteit van het verdeelde Europa. Er is een logische ontwikkeling in de Europese wereldvoorstellingen. Na de navigatiekaarten met hun nadruk op de zeeroutes en kustlijnen kwamen de continenten zelf in zicht. Op wereldkaarten en voorstellingen uit de zestiende eeuw zijn de continenten ingetekend, zoals Jonathan Swift beschreef: Geographers in Afric-Maps
With Savage-Pictures fill their Gaps,
And o'er inhabitable Downs
Place Elephants for want of Towns.
Allengs begonnen de kusten en hun bevolking duidelijker in beeld te komen. Net als Europa zelf werden andere werelddelen als vrouwen gepersonifieerd. Met hun handelswaar werden ze afgebeeld als figuranten in een eurocentrisch wereldbeeld, gezien en gedomineerd vanuit Europa. In het toonaangevende werk van Cesare Ripa, de Iconologia van eind zestiende eeuw, kreeg deze beeldtaal verder vorm. Europa werd voorgesteld als een vrouw met kroon en scepter en het paard als symbolisch dier; Afrika als een exotisch uitgedoste vrouw, op haar hoofd de slurf van een olifant, een koralen snoer om de hals en in haar handen een schorpioen en een hoorn des overvloeds gevuld met koren. Haar huid was donker gekleurd ‘vermits Africa leggende onder het Zuyden... dat de Africanen uyter natuyre bruyn en Mooren zijn’.Ga naar eind3 Dit stramien bleef intact tot in de negentiende eeuw. In diverse wereldvoorstellingen uit vooral de protestantse handelsnaties in het noorden van Europa wordt het classicisme als het uniform van beschaving breed uitgemeten. Telkens keert een aantal motieven terug: Europa, of meer specifiek een land of stad, wordt gepersonifieerd als vrouw, met klassieke trekken, in Romeins gewaad en met een kroon. Ze domineert de voorstelling. De werelddelen knielen voor haar troon, zijn veelal vanaf de rug te zien en qua gelaatsuitdrukking niet ‘klassiek’ afgebeeld, maar achtelozer van stijl. Vaak is een boek te zien, waarin, naar we aannemen, de handel wordt bijgehouden (in een oudere iconografie stond het boek voor kennis). Schepen in de achtergrond en de aanwezigheid van Mercurius (handel) en Neptunus (zee) geven aan, dat het om zeehandel gaat. De Republiek der Nederlanden was in de zeventiende eeuw Europa's leidende mogendheid en handelsnatie. In het wereldbeeld van de Republiek stond de Stedemaagd centraal. Anders gezegd: Amsterdam beschouwde zich als de stad waarnaar de werelddelen zich richtten. Het timpaan op de westzijde van het Paleis op de Dam in Amsterdam bevat een dergelijke wereldvoorstelling. Het is gemaakt door Quellinus de Oude, of in zijn werkplaats, in 1656. Het thema van het hoogreliëf op de voorgevel van het voormalig Raadhuis is: ‘De zeegoden brengen hulde aan de Stedemaagd’; op de achtergevel: ‘De vier werelddelen brengen de stad Amsterdam hun tribuut’.Ga naar eind4 Zo is op dit centrale monument van Nederlands Gouden Eeuw het | |
[pagina 20]
| |
De vier werelddelen offreren hun produkten aan de Stedemaagd Amsterdam. Quellinus de Oude, timpaan westzijde Koninklijk Paleis op de Dam te Amsterdam, 1656. Collectienr. 2321
toenmalige wereldbeeld vereeuwigd. De allegorie volgde Ripa op de meeste punten. Deze wereldvisie werd bezongen door Vondel en geparafraseerd in diverse Beschryvinge der Stadt Amsterdam, zoals in uitgaven van 1663, 1664, 1665 en 1726. Op de titelprent wordt de Stedemaagd afgebeeld als ryke Zeevorstin: Hier komt de Weereld, van vier Oorden aangedrongen,
Bekoord door haare faam, die roemstof aller tongen,
Haar, staatig, hulde doen, of vallende op de kniên,
Haar Schatten, en Gewas, en Kunstgewrogten biên...Ga naar eind5
Deze huldeblijk aan Amsterdam, ook genaamd Europaas Hoofdstad en Grootvorstin, wordt in uiteenlopende bewoordingen beschreven: ‘Zy trekt de vier Gedeeltens van 't Heelal, Om Amsterdam haar schatten op te draagen’.Ga naar eind6 Elders is de Stedemaagd, ook genaamd Amstel-Maaght, afgebeeld onder een baldakijn van visnet en op een troon van schelp en anker. Putti dragen een kruis en caduceus (de Koopstaf van Merkuur), een Romeinse fasces, zwaard en vlag. Christenheid, handel en zwaard gaan samen - maar het kruis van Rome wordt gemeden, in plaats daarvan wordt het Andreaskruis gebruikt. Stroomgoden op de voorgrond stellen IJ en Amstel voor. Azië biedt juwelen en zijde aan, Afrika ivoor en Arabië doek, in geknielde, vragende houding. Dit beeldstramien wordt gevolgd in de meeste Europese landen.Ga naar eind7 Op een frontispice van een Engels boek, waarschijnlijk eind achttiende eeuw, zijn de werelddelen geassocieerd met dieren - paard, olifant, kameel en | |
[pagina 21]
| |
De titelprent rechts is van Reinier Vinkeles (1741-1816). Collectienr. 0581
| |
[pagina 22]
| |
De werelddelen, gezien vanuit Groot Brittannië. Achteloos wordt de slavernij genoemd: ‘Europe by Commerce, Arts and Arms obtains The Gold of Afric, and her Sons enchains, She rules luxurious Asia's fertile Shores, Wears her bright Gems, and gains her richest Stores: While from America thro' Seas She brings The Wealth of Mines, And various useful things.’ (18e eeuw) Collectienr. 1519
bever. Een indiaanse vrouw houdt tabaksbladeren in haar hand, de Arabische wordt geflankeerd door een rokend wierookvat, en de Afrikaanse, staand naast een palmboom, houdt ivoor en een slavenketting in haar handen. Achteloos wordt gemeld: | |
[pagina 23]
| |
Europe by Commerce, Arts, and Arms obtains
The Gold of Afric, and her Sons enchains...
Op het frontispice van The British Colonies is niet handel maar heerschappij het centrale thema.Ga naar eind8 Brittania, de Voogdes der baren, in toga, helm van Athene-Minerva en met drietand van Neptunus, troont op de aardbol zelf - haar lichaamspositie suggereert al wereldheerschappij. De maagd aan haar zijde met de hoorn des overvloeds, landbouwgereedschappen en produkten op de voorgrond suggereren een op akkerbouw gebaseerde wereldeconomie, alsof er van industrie geen sprake zou zijn. Deze rurale idyllische kijk op de koloniën onderstreept het traditionele, klassieke en rustieke zelfbeeld van de Britse heerschappij. Hij sluit aan op Engelands zelfbeeld dat indertijd óók mythisch was en bekend staat als de southern metaphor: de glooiende groene heuvels en zonnige dorpjes van Merrie England, in plaats van de beroete steden en fabrieken van het Noorden.Ga naar eind9 Deze en dergelijke voorstellingen laten zien hoe Europa zich als het middelpunt van de wereld beschouwt. Het beeld van Afrika gaat vergezeld van Europa's zelfbeeld en van beelden van andere werelddelen. Deze iconografie is een passende entree tot de collectie Negrophilia: we betreden de wereld van het eurocentrisme. Terwijl we inzoomen op het beeld van Afrika doen we dit in het besef dat dit samenhangt met beelden van Europa, Azië en Amerika. We kijken naar het Afrika dat gezien wordt vanuit Europa. De mythe van Afrika en van andere continenten is een bijprodukt van de mythe van Europa. | |
Europa's AfrikaIn Europa's beelden van Afrika hebben zich in de loop der tijd zoveel wijzigingen voorgedaan dat het de moeite loont om deze ontwikkelingen, ook de vroegere, te schetsen, al is het maar in vogelvlucht. Dit geeft inzicht in de historische diepte van de beeldvorming en de historische betrekkelijkheid ervan. De vroegste beelden van zwarte Afrikanen die van belang zijn in de wordingsgeschiedenis van de Europese beeldvorming treffen we aan in het oude Egypte. De oudste voorstellingen van zwarte Afrikanen, daterend vanaf 2500 vC, laten zien dat ze geïntegreerd waren in de samenleving. Er vonden onderlinge huwelijken plaats en zwarte schoonheid werd gewaardeerd. Ook als kleur werd zwart positief gewaardeerd; het was de kleur van vruchtbaarheid (donker als het slib van de Nijl). Er traden echter allengs wijzigingen in het beeld op in verband met veranderende verhoudingen tussen Egypte en de Nubische rijken in het Zuiden - Kush, Meroë en Napata. Na 2200 vC werden zwarte Afrikanen vooral afgebeeld als krijgers. Gedurende de elfde dynastie maakten Nubische boogschutters deel uit van het Egyptische leger. Als de spanningen aan de zuidgrens toenemen, zien we hen afgebeeld als vijanden en tijdens de achttiende dynastie, na de verovering van Kush, als verslagen vijanden, gebukt onder de voet van de farao. In deze periode treden ook afbeeldingen van Nubiërs als bedienden en entertainers, vooral dansers, op de voor- | |
[pagina 24]
| |
grond; de afgebeelde zwarten zijn dan voor het merendeel jong. De iconografie veranderde weer in de era van de hegemonie van Kush, Meroë en Napata (800 vC tot 300 nC) en nadat Kush in 700 vC Egypte veroverde en de hele Nijl-vallei beheerste - resulterend in de vijfentwintigste of ‘Ethiopische dynastie’.Ga naar eind10 Zo zien we in het oude Egypte alleen - tenslotte een periode van bijna drieduizend jaar - een nagenoeg complete cyclus van beelden van zwarten, variërend van normale en krijgshaftige tot vijandbeelden en beelden van vernedering en dienstbaarheid, en tenslotte beelden van ‘gemengde’ of zwarte farao's. In het algemeen was de antieke wereld, niet alleen noordelijk Afrika maar ook bijvoorbeeld Minoïsch Kreta, een mengcultuur en een cultuur waarin verschil in huidskleur geen rol van betekenis speelde, of waarin zwart juist een positieve betekenis had: ‘Als de Grieken en de volken van het Romeinse Rijk een verafgelegen prestigieus maar ander land wilden afbeelden, gebruikten zij de zwarte als teken van onderscheid: hij werd een van de krachtige beelden in de «gestileerde» manier om Egypte uit te beelden.’Ga naar eind11 Bij Homerus gold Aithiopia als ideale plek voor de banketten van de goden, waar een neger de ingang tot het retraite oord bewaakte. Ook in het Oude Testament worden zwart-Afrikaanse rijken als Kush (mogelijk hoort Saba daar ook bij) beschreven als machtig en prestigieus en als belangrijke bondgenoten, bijvoorbeeld van koning Salomo.Ga naar eind12 Dit zijn elementen van een antiek ethiopianisme. Echter, buiten Egypte en de Nubische rijken bestond nog een ander, onbekend Afrika: het Lybia dat door de geschiedschrijver Herodotus (484-424 vC) beschreven werd als een land van wilde beesten; een gebied waarvan Aristoteles (384-322 vC) meldde dat het er wemelde van monsters omdat allerlei dieren elkaar ontmoetten bij de schaarse drinkplaatsen. Aan de door Plinius de Oudere in 77 nC beschreven monsterlijke wezens die aan de grenzen van de bekende wereld zouden leven, ook bekend als de ‘Plinische rassen’, zoals de Cyclopes of Eenogigen, Amazones en hondkoppige Cynocephali, werden vaak in Aethiopia gesitueerd. We zien dus al vroeg het verschijnsel van een samengesteld Afrikabeeld, van (tenminste) twee Afrika's: het Afrika van Egypte en de Nubische rijken (‘Ethiopië’), en een ‘wild’, onbekend Afrika. Overigens werd Egypte op sommige oude kaarten en voorstellingen ook los van Afrika gezien. Soms werd Afrika beschouwd als een deel van Asia, zoals door Hekataus van Milete (500 vC).Ga naar eind13 In de derde eeuw vC werd Africa na de oorlogen met Carthago ingelijfd als een provincie van het Romeinse Rijk - de term heeft dan betrekking op een deel van Noord-Afrika. In Rome, Carthago en Alexandrië waren zwarte Afrikanen geen onbekenden; ze maakten bijvoorbeeld deel uit van de legers van Ptolemeus, Aurelius en Hannibal. In de iconografie werden ze positief voorgesteld, als type zowel als individueel. Dat Rome ook contacten met meer afgelegen gebieden in Afrika had blijkt uit afbeeldingen van Pygmeeën in mozaïeken in Pompeji.Ga naar eind14 In de christelijke periode vond een belangrijke ommekeer plaats in de beeldvorming over zwarten; een breuk met de antieke visie. In de geschriften van sommige kerkvaders van het westelijke christendom (niet in By | |
[pagina 25]
| |
zantium) begon de kleur zwart een negatieve lading te krijgen, als de kleur van zonde en duisternis. Origenus, in de derde eeuw hoofd van de catechetische school in Alexandrië, introduceerde het allegorische thema van Egyptische duisternis en spiritueel licht. Deze kleursymboliek was waarschijnlijk afgeleid van astrologie, alchemie, gnosticisme en vormen van manicheïsme. De symboliek draaide om de tegenstelling licht-donker en had op zich niets met huidskleur te maken, maar na verloop van tijd kreeg ze die bijbetekenis wel.Ga naar eind15 Zwart werd de kleur van de duivel en demonen. In de confrontatie met de islam ging dit deel uitmaken van het vijandbeeld van moslims. De symboliek van de ‘zwarte demon’ werd overgedragen op moslims - zwarte Saracenen, zwarte beulen en negers martelen Christus tijdens de Passie, volgens vroeg-middeleeuwse schilderingen. Dit is de traditie van de duivel als de Zwarte Man en de zwarte boeman. In samenhang met de opkomst van de islam, vanaf de achtste eeuw, ging gaandeweg het Europese contact met Afrika verloren. De Middellandse Zee werd een ‘moslim-meer’ en Arabieren, Berbers en Moren beheersten het gebied van Byzantium tot de Pyreneeën. Men zou kunnen zeggen: onder omstandigheden van onbekendheid met Afrika ging (weer) een negatief beeld van zwarten overheersen. Echter, in de late middeleeuwen vond opnieuw een omslag plaats in de beeldvorming; een herwaardering van zwarte Afrikanen die vanaf de twaalfde eeuw een markant spoor trekt in de Europese iconografie. Deze ontwikkeling viel samen met de opkomst van de legende van Johannes de Presbyter (‘Pape Jan’, ‘Prester John’, ‘Prêtre Jean’), die de koning zou zijn van een christelijk rijk in Ethiopië aan gene zijde van de islamitische wereld. Volgens de legende zou hij de bewaker van de paradijspoorten zijn, maar ook een werkelijk bestaand vorst en een afstammeling van een van de Drie Koningen die Jezus aanbaden. De apocriefe ‘Brief’ van Johannes de Presbyter die in 1165 in omloop kwam bracht het tot de wijdst verbreide vervalsing van de middeleeuwen. Hij was aanleiding tot een nieuw christelijk ethiopianisme - een voorliefde voor zwarte Afrikanen en voor afbeeldingen van zwarten, een preoccupatie met een fabelachtige vorst ergens in Afrika. Maar, het verhaal was meer dan een fabel (al wordt dat in veel literatuur niet genoemd). Ethiopië kwam weer in het gezichtsveld, toen ten tijde van de Kruistochten Europeanen in bezit waren van Jeruzalem (1099-1189 en 1229-1244). Daar kwamen ze in contact met monniken uit Syrië, Egypte en Ethiopië, die als pelgrims de kerk van het Heilig Graf bezochten en er een klooster hadden: ‘Toen de Kruisvaarders in 1244 Jeruzalem verloren en hun laatste bolwerken in Palestina en Syrië in 1291 op moesten geven, werd Ethiopië nog belangrijker, als een potentiële bondgenoot tegen de moslims.’Ga naar eind16 Zo werden in 1300 plannen gemaakt voor een nieuwe Kruistocht, in samenwerking met ‘de geliefde zwarte Christenen van Nubië en andere landen van Boven Egypte’. Dit grensgebied van het tegenwoordige Egypte, Soedan en Ethiopië, was zelf ook een toneel van strijd tussen christelijke rijken en moslims. Vanaf het bewind van de Ethiopische koning David I (1382-1411) werden intensieve diplomatieke en kerkelijke contacten tussen Europa en Ethiopië onderhouden. Ethiopiërs waren aanwezig bij het Concilie van | |
[pagina 26]
| |
Constance in 1418, Ethiopische gezanten werden ontvangen aan het hof van Aragon in Barcelona in 1407 en in Valencia in 1427. Duc Jean de Berry zond gezanten naar Ethiopië in 1430. De sultans van Caïro, beducht voor een aanval op twee fronten, probeerden de contacten tussen Ethiopië en het Westen te doorbreken door reizigers van en naar Ethiopië te onderscheppen en de Kopten in Egypte te vervolgen.Ga naar eind17 De legende van Johannes de Presbyter moet geplaatst worden naast andere Europese pogingen om bondgenoten te vinden buiten de cirkel van de islam, zoals met het Mongoolse rijk. Europa stond zwak in verhouding tot de islam, de Kruistochten werden teruggeslagen. De mythe van Pape Jan diende als een Europese bevrijdingsmythe, enerzijds ingegeven door contacten met Ethiopië, anderzijds opgeblazen tot grotere proporties uit frustratie en hoop. Marco Polo, die de moslim-omsingeling doorbrak in oostelijke richting en, dankzij het Mongoolse rijk, direct contact legde met Cathay, zocht ook daar de sporen van aartspriester Johannes. Belangrijk in dit alles is het laat-middeleeuwse motief van Afrika als Europa's hulp in nood - als bondgenoot tegen de islam. Dit komt tot uiting in een iconografie waarin zwarte Afrikanen positief voorgesteld worden, gecentreerd, afgezien van Johannes de Presbyter, rond twee figuren, die
Een donker afgebeelde Koningin van Sheba. Conrad Kyeser, De Bellifortis, 1405
Sint Maurits, patroonheilige van de Kruistocht tegen de Slaven, Magdeburg 1245.
| |
[pagina 27]
| |
Een zwarte Caspar als een van de drie wijzen op een schilderij van een onbekende meester. Aanbidding der koningen van anonieme meester. Antwerpen, ca. 1540 Rijksmuseum het Catharijneconvent Utrecht AMS s.153
in deze periode een zwarte gedaante aannamen: de koningin van Sheba en Caspar de Moren-koning. In het klooster van Klosterneuburg werd in 1181 de koningin van Sheba zwart afgebeeld.Ga naar eind18 In de kathedraal van Chartres in 1230 werd zij Europees afgebeeld maar met aan haar voeten een kleine Afrikaan die geschenken draagt. In de Pala d'Oro van San Marco in Venetië stellen zwarten de uiteinden van de aarde voor, India en Afrika. In Magdeburg werd in 1245 een prachtig, statig beeld opgericht van de zwarte Sint Maurits, een zwarte heilige uit het Thebaans Legioen van Rome. Hij draagt nu de maliënkolder van een kruisridder, als schutspatroon van de Kruistocht tegen de Slaven. In 1268 in een kathedraal van Siena werden twee zwarten afgebeeld in het gevolg van de Drie Koningen. | |
[pagina 28]
| |
Het Internationaal Gotisch, een stijlvorm die domineerde van 1360 tot 1420, hield onder meer een stilistische herwaardering in van zwart, dat niet langer een demonische kleur voorstelde. Op Sicilië en elders in het Middellandse-Zeegebied verscheen een hele reeks zwarte heiligen, zoals San Benedetto van Palermo (een zoon van bevrijde slaven en een heilige die later populair werd in Brazilië) of de zwarte Sara van de Zigeuners. De vijftiende eeuw vormde bovendien het hoogtepunt van de populariteit van Caspar de Moren-koning, één van de Drie Wijzen. In Rogier van der Weydens Aanbidding van de Wijzen (1460) werd een van hen zwart afgebeeld en sindsdien is dit traditie gebleven. Deze ommekeer en herwaardering, tussen de twaalfde en vijftiende eeuw, vond plaats tegen de achtergrond van de Kruistochten, van Europa's herovering van de Middellandse Zee en van pogingen om de omsingeling door de wereld van de islam te doorbreken of omzeilen. Een rol bij deze ontwikkeling speelden ook spanningen binnen Europa, tussen de keizer van het Heilige Roomse Rijk in Duitsland en de paus. Deze zogeheten investituurstrijd om de verhouding tussen wereldse en spirituele macht ontspon zich mede als een wedijver tussen Keulen en Rome. Hierin speelde de legende van Caspar de Moren-koning een rol, neergelegd in het boek over de Drie Koningen, geschreven door Johannes von Hildesheim tussen 1364 en 1375:
De oudst bekende afbeelding van de koning der Moren als een Afrikaan in de Europese kunst is in de veertiende eeuw gemaakt in het portaal van de kathedraal in Thann, in de Elzas. De Afrikaanse koning werd spoedig zeer populair ten noorden en westen van de Alpen. Alleen in Italië werd het idee niet overgenomen en werden Afrikanen alleen afgebeeld in het gevolg van de koning. De elegante, jonge, kiene, goedgeklede exotische Caspar heeft zich geliefd gemaakt in de volkse verbeelding. Omdat hij goed gekleed ging, werd hij beschermheilige van het kleermakersgilde (bijvoorbeeld in Berns Zunft zur Mohren); zijn exotische aantrekkingskracht maakte hem de favoriet van het publiek in religieus theater. (...) Aan het eind van de veertiende en gedurende de gehele vijftiende eeuw maakten acteurs hun gezichten zwart als Caspar. Caspar was de woordvoerder van de Drie Koningen. Herbergen namen de Moorse koning en het Saraceense hoofd als handelsmerk.Ga naar eind19
De vijftiende eeuw zou beschouwd kunnen worden als Europa's Afrikaanse eeuw - zoals de zestiende eeuw de ‘Amerikaanse eeuw’ zou zijn. De vijftiende eeuw was de eeuw van Europa's exploratie van Afrika en de eerste hernieuwde contacten sinds de islamitische overheersing. Er waren enerzijds de contacten tussen Ethiopië en Rome en diverse christelijke vorsten, anderzijds de exploraties van de westkust van Afrika, op touw gezet door prins Hendrik de Zeevaarder. Het ethiopianisme, de cultus van de Moren-koning, die toen op zijn hoogtepunt was, en de populariteit van diverse zwarte heiligen waren hiervan of de context of de franje. In 1415 veroverden de Portugezen Ceuta als ‘christelijk bruggehoofd’ in Noord-Afrika. Als gouverneur van Ceuta kreeg prins Hendrik informatie uit Arabische bronnen over de omtrekken van het continent. Vervolgens, als gouverneur van de Algarve en grootmeester van de kruisvaardersorde van Christus, organiseerde hij vanuit zijn vesting in Sagres explora- | |
[pagina 29]
| |
tiereizen naar de kusten van Afrika. Dit luidde bovendien het begin in van een geheel nieuwe verhouding tussen Europa en Afrika: voor het eerst arriveerden in 1441 Afrikaanse slaven, uit Mauretanië, in Portugal.Ga naar eind20 Het ethiopianisme zou de geesten nog lange tijd bezighouden - diplomatieke missies tussen Ethiopische vorsten en Europese hoven en religieuze contacten met Rome breidden zich uit vanaf de vijftiende eeuw. In 1543 ondernamen Ethiopische en Portugese troepen gezamenlijk militaire operaties tegen de imam Gran van Egypte. In Rome was voor Ethiopische pelgrims het San Stefano degli Abissini opengesteld, waaraan in 1634 een school voor Ethiopische en oriëntaalse talen (vooral Arabisch) werd verbonden. Hieraan was onder meer de bekende Jezuïet Athanasius Kircher verbonden. De Ethiopische taal gold als naaste verwant van de ‘oorspronkelijke taal’ van het paradijs en tot in Duitsland werden er in de zeventiende eeuw lexica en grammatica van gepubliceerd. De Ethiopische Kerk gold ook als een oorspronkelijke kerk die van het grootste belang was in de oecumenische hereniging der kerken.
Van belang bij dit alles is het principe dat er zich drastische veranderingen voordeden in de Europese beelden van Afrika, die telkens voornamelijk betrekking hadden op veranderingen die zich in Europa zelf voltrokken. Drastische veranderingen deden zich zelfs voor in periodes waarin Europeanen totaal geen contact hadden met zwart Afrika. Van de oudheid tot de vroege middeleeuwen veranderde het overheersende beeld van positief tot negatief, en van de vroege tot de late middeleeuwen vond vervolgens de transformatie plaats van de zwarte als helse demon tot de zwarte als hooggeachte vertegenwoordiger van uitheems christendom - Europa's verlosser en hulp in nood. Dit principe, dat de beeldvorming van buitenstaanders wordt bepaald door ontwikkelingen in eigen kring en niet doordat de betrokkenen zelf veranderen, is in deze studie van beeldvorming een steeds terugkerend refrein. Bovenstaande historische schets is bovendien belangrijk als achtergrond voor de latere ontwikkelingen, als geleidelijk weer een negatieve beeldvorming van Afrikanen de overhand krijgt. De betekenis van de overwegend uiterst negatieve Europese beeldvorming van zwarten en Afrika in de achttiende en negentiende eeuw wordt pas duidelijk, als we haar plaatsen in het reliëf van de overwegend uiterst positieve beeldvorming van de twaalfde tot de vijftiende eeuw. In de zestiende eeuw verlegt de aandacht zich naar Amerika als het nieuwe exotische continent, en naar Amerikaanse indianen. Indianen spelen vervolgens de hoofdrol in het debat over de wilden, een debat dat na verloop van tijd echter ook betekenis krijgt voor de beeldvorming over Afrikanen. Wat Afrikanen zelf betreft, vormen de zestiende en de zeventiende eeuw een overgangsperiode, waarin, grosso modo, positieve of ‘normale’ beelden (ethiopianisme; diplomatieke betrekkingen tussen Europese en Afrikaanse landen; de door Rubens, Rembrandt en Van Dyck geschilderde negers) en denigrerende, neerbuigende beelden naast elkaar bestaan. |
|