Dagelijks leeven van een wel-gesteld Christen, uit-gebeeld in verscheide zang-versen
(ca. 1720)–David Montanus– Auteursrechtvrij
[pagina 41]
| |
2. Uw' Vader, dien ik toe-behoor,
Om dat hy my daar toe verkoor,
Heeft my, aan u mijn Heer, gegeven.
Ik hoor uw stem, ik volg u naar,
Rukt my, uw' Schaapken, uit gevaar,
En schenkt my voorts het eeuwig leven.
3. Ik had op my veel schults gehaalt,
Maar gy mijn Borg hebt die betaalt,
En kogt my door een prijs van waarden;
Og of ik U, soo dier gekogt,
Mijn God, mijn Kooper eeren mogt,
Met Lijf en Ziel op dezer aarden.
4. Ik was in 's Vyants slaafs gewelt,
Maar gy hebt, Heer, my vry gestelt,
En my door oorlogs-regt verworven,
Og wierd elk lit nu aangeleit,
Tot wapen van geregtigheit,
Voor U, die zijt voor my Gestorven.
5. Ik lag in sonde-schult versmoort,
Maar gy schonkt my de weer-geboort.
En maakte my een ander Mensche,
Verzorg, en reinig, en kasty,
Verschoon, en leer, en bid voor my,
Want ik ben uw, en gy mijn wenschen.
Ik ben des Heeren. Uyt. |
|