Gedichten(1913)–V.A. dela Montagne– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 79] [p. 79] Een oudt liedeken. Naar Jean Richepin. Tsagh eens een cnape stervensgeern een valsche, vreede, boose deern. Sei totten cnape: ‘hael mi terstont din moeders herte voor minen hont.’ Hi ging en sloech sin moeder doot en vluchtte mettet herte root. Mer twyl hi loopt, stuict oppen steen en valt, - dat erme hert meteen. Al botsen op de harde baen, vingh plots dat hert te spreken aen; Al weenen vinghet te spreken aen: ‘Och, jonghe, hebs di seer gedaen?’ Vorige Volgende