Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 10

[Willigen, Adriaan van der (2)]

WILLIGEN (Adriaan van der) (2) Pzn., geb. te Hillegom 20 Sept. 1810 overl. te Rhedersteeg 22 Aug. 1876, zoon van Pieter v.d. W., die volgt, en Christina Abigaël van Campen, studeerde in de medicijnen en vestigde zich na volbrachte studie te Haarlem, waar hij zich in den langen tijd van zijn verblijf in een geziene practijk mocht verheugen. Van zijn oom Adriaan van der W. (die voorgaat) had hij een verzameling schil derijen, teekeningen, prenten, kunstvoorwerpen en een groote bibliotheek geërfd. Deze verzamelin gen heeft hij, in den loop der jaren, belangrijk kunnen uitbreiden. Evenals zijn oom had hij groote liefde voor de kunstgeschiedenis. In de archieven van Haarlem heeft hij talrijke naspo ringen gedaan naar gegevens over haarlemsche kunstenaars, welke hij publiceerde. Ziekte nood zaakte hem in 1872 zijn practijk neer te leggen. Hij vestigde zich toen te Rhedersteeg. Hij was 29 Mei 1845 getrouwd met Geertruyda Aletta van Voorthuysen.

Hij schreef: Geschiedkundige aanteekeningen

[p. 1218]

over Haarlemsche schilders (Haarlem 1866); 2e dr. Les artistes de Harlem (Harlem 1870).

Zijn kunstverzameling werd van 1874-76 ver kocht door A.G. de Visser te 's Gravenhage. Bij Fred. Muller had in November 1875 de verkooping van zijn bibliotheek plaats (zie Catalogue d'une collection superbe de livres rares et curieux, manuscrits et imprimés de A. v.d. W. et A. v.d. W. Pzn. (Amst., Fred. Muller 1875), met portret.

Zijn portret is gelithografeerd door P.I.O.

Zie over hem: C. Vosmaer, Dr. A. van der Willigen in De Nederl. Spectator (1876), 309; de Inleiding tot den veilingscatalogus van zijn bibliotheek; Nederl. Patriciaat XVI (1926), 389.

Hoogeveen