VII, 70) in 1670 ‘patria Batava extorrem huc illuc vagabundum discurrere, seque etiam nonnumquam deridendum propinare’. Intusschen keerde hij in hetzelfde jaar naar Arnhem terug, waar hij na drie jaar overleed. Hij bewoonde daar het landgoed van Johannes Fontanus (dl. I, kol. 873), bekend als Fontanus' Spijker, gelegen in de buurt der stad en hem bij erfenis toegevallen.
Hij schreef: Cornelis Nepos cum notis variorum (Lugd. Bat. 1658, volgens van Lennep later herdr.); Anglia triumphans. Sive in inaugurationem Caroli II etc. (Hagae-Com. 1660); Sext. Jul. Frontini Quae extant, Rob. Keuchenius post Modium, Stewechium, Scriverium cum notis et emendationibus illustravit (Amstelodami 1661); Q. Serenus Samonicus, De medicina praecepta saluberrima. Rob. Keuchenius ex vet. libro restituit, emendavit, illustravit (Amstelodami 1662, ed. sec. ald. 1706); Musae juveniles (Amstelaedami 1662); Oratio funebris in excessu Gerh. Schaap (Amst. 1666); Antonius Pius, sive in vitam Antonini Pii excursus politici. Acc. comparatio cardinalium Richelii et Mazarini (Amstelaedami 1667, ed. sec. ald. 1705); Gallia triumphans, sive poematum heroicorum libri II (Amst. 1668, ed. sec. Arnhemiae 1670, ed. nova Parisiis 1670). In hs. liet hij na: Deliciae Palatinae ordine alphabetico digestae; Gelria illustrata, sive rerum in Gelria memorabilium.... Compendiosa descriptio poëtica, historico commentario illustrata. Acc. urbium Hollandiae elogia (1672) en Arenacum sive rerum in civilate Arnhemo memorabilium.... liber singularis.
Van het tweede hs. berust een afschrift thans in de Bibl. van de Mijd er Ned. Letterkunde te Leiden, waarin zich eveneens bevindt een gedrukt gedicht van Keuchenius' hand op de bruiloft van A. Hoevenaer en C. van Oss (1665).
Over het algemeen is de waardeering voor zijn geschriften niet zeer groot. Zijn verblijf aan het amsterdamsche Athenaeum moet als een mislukking beschouwd worden. Nog het nageslacht spotte met hem:
Invisum Musis ac detestabile nomen Turbandus Pindi culmine Keuchenius.
Er bestaat van hem een gegraveerd portret, aet. 34 (1670), met bijschrift van P. Hoekenberg; een geschilderd miniatuur door J.M. Quinckhard, behoorend tot het Panpoeticon Batavum, is in het Rijksmuseum te Amsterdam; een gravure door A. van Zijlvelt.
Zie: C.J. Jöcher, Allg. Gelehrten Lexicon II (1750), 2078; P.H. Peerlkamp, De vita ac doctrina omnium Belgarum qui latina carmina composuerunt (1822), 370; J.D. van Lennep in J.P. d'Orville, Illustris Amstelodamensium Athenaei memorablia, Annot. (1823), 154; Bijdragen voor vaderlandsche geschiedenis, uitg. door I.A. Nijhoff, II (1840), 125, 126; Fred. Muller, Beschrijvende catalogus van portretten (1853), no. 2890, 2891; Catalogus der bibliotheek van de Mij der Ned. Letterkunde te Leiden I (1887), hs. 47, 89, 905; II, 1030; G.D. Bom H. Gzn., Het Hooger Onderwijs te Amsterdam (1882), 23, 24; Gedenkboek van het Athenaeum en Universiteit te Amsterdam (1932), 307, Aanhangsel, 78.
Wijnman