[Huchtenburg, Jan van]
HUCHTENBURG (Jan van), schilder, geb. 1646 te Haarlem en overl. te Amsterdam in 1733. Hij was een leerling van Thomas van Wyck en mogelijk ook van diens zoon Jan v. Wyck, die 3 jaar ouder was dan Huchtenburg en een vriend van hem. Voor 1667 heeft hij een reis naar Rome gemaakt, waar zijn broer Jacob woonde. In 1667 woont hij te Parijs, waar hij meewerkt aan teekeningen voor tapisserieën, die onder leiding van Ch. le Brun en A.F. v.d. Meulen werden vervaardigd. Vooral van der Meulen heeft hij nagevolgd. Hij heeft samen gereisd en gewerkt met de schilders A. Genoels en A.F. Boudewijns. In 1669 zal hij weer te Haarlem geweest zijn, want 10 Januari 1670 wordt hij hier lid van de Hervormde kerk. Op 7 October van dat jaar is hij gehuwd met Elisabeth Mommers. Hij wordt dan als kunsthandelaar vermeld. In de volgende jaren woont hij afwisselend te Haarlem en Amsterdam. In 1708 treedt hij in dienst van prins Eugenius van Savoye, die in Italië veldtochten maakte, waarbij Huchtenburg hem vergezelde. Diens voornaamste veldslagen uit de jaren tusschen 1697 en 1717 heeft hij in 10 groote werken in beeld gebracht. Deze heeft hij ook geëtst en uitgegeven. Keurvorst Johan Wilhelm van de Palts, bij wien hij eenigen tijd in dienst was, beloonde hem in 1711 met een gouden medaille en ketting. 9 Februari 1719 wordt hij in den Haag lid van de Confrerie, doch spoedig keert hij naar Amsterdam terug, waar hij in 1733 bij zijn dochter overleden is. Hij heeft hoofdzakelijk veldslagen, ruitergevechten en jachttafereelen geschilderd. Hij was een kundig, maar een oppervlakkig schilder. Meermalen heeft hij werken van anderen met figuren of paarden gestoffeerd. Zijn voornaamste leerlingen waren Dirk Maes en J. v.d. Vinne. Zijn werk werd herhaaldelijk door anderen geëtst.
Zie: A. von Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon I (1906); U. Thieme und F. Becker, Allgem. Lexikon der bildenden Künstler XVIII (1925), 29.
van Guldener