Ook de omgang met, fransche officieren, die vaak in Bazel vertoefden, trok hem aan. Na een reis over Zürich, Chur, Brescia en Verona naderden zij het einddoel Venetië. De gevraagde vergunning in het openbaar te mogen spreken werd hem verleend, mits vooraf de lezing aan curatoren voorgelegd werd. De rede besprak De opkomst en de ondergang der grootste rijken (9 Sept. 1590). Zijn herkomst had hij verborgen achter den gelatiniseerden naam Campanus. Reeds den volgenden dag werd hij echter gewaarschuwd op zijn hoede te wezen. Er schenen zware verdenkingen tegen hen gerezen te zijn; wellicht hield men hen voor Franschen, misschien oefende de spaansche ambassadeur zijn invloed tegen hen uit. Het werd hun in Venetië te benauwd; zij slopen in het duister de stad uit en rustten niet vóór ze met geforceerde dagmarschen over Triëst en door Tirol eindelijk in Chur tot verademing kwamen. In Heidelberg overwinterden zij bij hun welwillende vrienden, waarna zij in den loop van 1591 weer in Holland terug waren. Van daar stak Willem naar Engeland over, waar hij in Oxford een rede hield over een plaats uit Caesar. Het bleef bij deze eene rede, ondanks de uiterst vriendelijke ontvangst, die hem van de meest vooraanstaande mannen ten deel viel. Ook bij de Koningin werd hij toegelaten. Uit Engeland teruggekeerd en in Zeeland aan wal gestapt, genoot hij te Bergen op Zoom gastvrijheid bij Gerlach Pyrling, een aanzienlijk landsman uit Grave, wien hij zijn voornemen te kennen gaf in krijgsdienst te treden. Verschrikt trachtte deze hem hiervan terug te houden. In 1591 in den militairen dienst opgenomen, werd hij in het volgende jaar tot vaandrig bevorderd; eenige jaren later tot luitenant. In dien rang is hij gesneuveld bij de belegering van Hulst, toen de vijand een aanval deed op onze schans ‘de kleine raap’. Manmoedig trok hij met een te kleine bende de Spanjaarden te gemoet. Als
altijd de voorste in het gevecht viel hij op het veld van eer en stierf aldus den door hem zoo bewonderden heldendood.
Van hem is nog uitgekomen als krachtig protest tegen den spaanschen vredehandel Nootelycke consideratien die alle goede liefhebbers des Vaderlants behooren rypelyck te overwegen op ten voorgeslagen tractate van peys met den Spaengiaerden (1587, herdr. 1588 en later), een fransche vertaling alsook een in het Hoogduitsch volgde.
Zijn broeder Jacob is later rector geworden van de latijnsche school te Nijmegen. Werken, van zijn hand verschenen, zijn: Praestantiun aliquot theologorum qui romanum antichristum praecipue oppugnarunt, effigies, quibus addita elogia ('s Gravenh. 1602) en: De jure belli belgici adversus Philippum .... (Hag. Com. 1596). Het eerstgenoemde werk, dat ook in het Nederl. verscheen als Afbeeldingen van sommighe in Godts Woort ervarene Mannen enz. ('s Grav. 1603), bevat in het bijschrift op Marnix van St. Aldegonde de bekende zinsnede over diens verondersteld auteurschap van het Wilhelmuslied. Voorts: Vita Guillelmi Verheiden Belgae, cui accessit ejusdem de ortu et occasu maximorum imperiorum oratio Veneta (den Haag 1598). In 1617 gaf hij nog Orationes duae uit, waarvan de eerste de rede was door zijn broeder Willem gehouden ter gedachtenis van prins Willem van Oranje.
Zie: C.J. Wenckebach Het leven van Willem Verheiden, beschr. door zijn broer Jacob Verheiden ('s Gravenh. 1842); Scheltema, Onoverw. vloot; Knuttel, Cat. v. Pamfl. 816-819, 859, 954, 967, 2318; aanteekeningen van J.G.E. Bartelds.
Kossmann