had plaats op 27 Nov. 1660, en kondigde als onderwerp in den titel aan: De philosophia et philosophiae studioso. Na den
dood van van Mansveld mocht Voetius zich verheugen in de aanstelling van zijn aanhankelijken leerling Gerardus de Vries op 11 Mei 1674 tot diens opvolger. Joannes Georgius Graevius (zie dl. IV, kol. 669) hield op Mansveld een Oratio funebris (de zevende van diens gedrukte Orationes). Van Mansveld schreef verschillende ‘dissertatiën’ over wijsgeerige onderwerpen, o.a. in 1668: De ratiocinatione legitima (herdr. Leipz. 1699 en Herb. 1711). S. Maresius (zie dl. II, kol. 868-870) had een verhandeling uitgegeven: De abusu philosophiae Cartesianae surrepente et vitando in rebus theologicis et fidei, geschreven nadat hem een dictaat van Christophorus Wittichius in handen was gekomen, waarin deze het gewaagd had uit Maresius' Collegium theologicum, sive breve systema universae theologicae (Gron. 1642; herdr. 1649, 1656, 1662, 1673) eenige uitspraken te bestrijden. Hij beschuldigde Wittichius nu van onrechtzinnigheid. Weldra verscheen onder den naam van Petrus ab Andlo: Specimen confutationis dissertationis de abusu philosophiae Cartesianae. Maresius schreef hiertegen: Vindicia en Vindiciarum vindiciae. Onder hetzelfde pseudoniem volgde: Animadversiones in vindicias en: Specimen Bombomachiae Maresii. Bayle gist dat dit pseudoniem is samengesteld uit: ‘And’ (van άνὴϱ = man) en: ‘lo’ (= veld), en dus een schuilnaam voor ‘Mansveld’ is te achten. Glasius acht deze meening ‘niet ongegrond’. Anderen volgen hem. Na zijn dood verscheen van van Mansveld Lucubrationes in detestabilem
Benedicti Spinosae librum qui inscribitur: Discursus Theologico-politicum (Amstel. 1674).
Zijn door een onbekend kunstenaar geschilderd portret bevindt zich in de universiteit te Utrecht.
Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland II ('s Hert. 1853), 432, III ('s Hert. 1856), 672; W.J.A. Jonckbloet, Gedenkboek der hoogeschool te Groningen .... (Gron. 1864), Bijl., 29; A.C. Duker, Gisbertus Voetius III (Leid. 1914), 80 v., 90, 119, 144, 147, 162, 165, 174, 275, Bijl., 15, 94, Registers (Leid. 1915), 67, 155.
Knipscheer