het, Congres een leening van ƒ 1.00.000 te openen.
Het had er alles van, dat de Neufville het begeerde agentschap nu werkelijk zou verwerven. Tegen Franklin's gestie was in Amerika verzet gerezen; men achtte er zijn groot vertrouwen in Frankrijks eerlijke bedoelingen verkeerd. Uit Nederland was dat wantrouwen aangewakkerd door Dumas en van der Capellen en door de Neufville zelf, die voortdurend briefwisseling onderhield met den President van het Congres en zich de allures gaf van semi-officiëel vertegenwoordiger van de Unie in Nederland. Het eerste succes van deze campagne tegen Franklin was de aanstelling van Laurens geweest; toen die te lang in Amerika bleef wachten op passage-gelegenheid, was opdracht tot het openen van leeningen in Nederland gegeven aan John Adams, die zich toen reeds in Amsterdam bevond. Het bekend worden in Oct. 1780 van de geheime besprekingen in Aken, daarna de oorlogsverklaring van Engeland hadden verhinderd, dat Adams eenig succes had en daar het noodig was zoo spoedig mogelijk geld voor Amerika in Nederland beschikbaar te hebben, was Adams er ten slotte toe overgegaan, om aan de Neufville, den eenige die volhield een leening te kunnen plaatsen, een daartoe strekkende opdracht te geven. Deels door den slechten naam van de firma, deels door het bekend worden van het verlies van St. Eustatius, mislukte deze leening van Mrt. 1781 echter totaal en de Neufville kreeg later geen kans meer, om het beheer van de amerikaansche geldmiddelen in Nederland aan zich te trekken.
In den goederenhandel op Noord-Amerika was de Neufville intusschen een der voortrekkers geweest. Hij deed zaken over St. Eustatius, deels voor eigen rekening, deels als tusschenpersoon tusschen engelsche firma's en de Amerikanen; hij was ook een der eersten, die in 1779 rechtstreeks goederen naar Nieuw-Engeland begonnen af te zenden. De Amerikanen echter betaalden slecht of in het geheel niet. Zij waren gewoon aan het zeer ruime crediet, dat Engeland altijd had toegestaan en bovendien hun markten raakten weldra overvoerd door den zeer intensen export uit alle landen, die zich de Unie als nieuw afzetgebied dachten te verwerven. In Nederland was de organisatie van het kapitaal echter bij die van Engeland achter gebleven; de handel leefde er nog contant. Zoo raakte de Neufville weldra in moeilijkheden. In Juni 1782 had hij de zaken overgelaten aan zijn zoon Leendert; in Mrt. 1783 was hij hertrouwd en had hij zich te Bonn gevestigd. Reeds 28 Mei 1783 moest zijn zoon voor de firma surséance van betaling aanvragen. Terwijl voor de europeesche zaken verder werd zorg gedragen door Jean Rolland, vertrok eerst Leendert de Neufville naar Noord-Amerika, daarna in Mei 1785 Jean de Neufville zelf ook. Hij woonde er eerst te Boston, later te Albany, waar hij toezicht hield op het glasfabriekje, dat zijn bij vlagen zwakzinnige zoon daar begonnen was. Vergeefs requestreerde hij bij het Congres om hulp in zijn moeilijke omstandigheden; zijn hooge dunk van de diensten, die hij den vrijheidsoorlog meende bewezen te hebben, werd in Amerika niet gedeeld. Zoo sleet de Neufville met vrouw en kind zijn leven verder in behoeftige omstandigheden, voor zijn levensonderhoud vooral steunend op een maandelijksche uitkeering van den Amsterdammer Pieter Stadnitski. Na zijn dood voteerde het Congres, op voorspraak van Alexander Hamilton, voor de weduwe een bedrag van $ 3000.
Jean de Neufville was tweemaal gehuwd, 1e met zijn nicht Cornelia de Neufville, die hem 18 September 1755 den bovengenoemden zoon Leendert schonk; 2e in Maart 1783 te