[Leeuw, Mr. Daniël Cornelis de]
LEEUW (Mr. Daniël Cornelis de), geb. te Utrecht (gedoopt 13 Sept. 1747), overl. te 's Gravenhage 19 Juni 1834, was de zoon van Egbert Anthony de Leeuw en Maria Catharina Wttewaall. Hij werd te Utrecht 10 Juli 1767 als student ingeschreven maar heeft vrij zeker voor dien tijd eenige jaren aan de hoogeschool aldaar gestudeerd. Hij promoveerde aldaar in de rechten op 13 d.a.v. op een dissertatie over het huwelijksrecht De communione bonorum etc. Hij vestigde zich als advocaat te Utrecht en behoorde tijdens de troebelen aldaar tot de gematigde Patriotten, en o.a. tot de 11 leden der utrechtsche vroedschap, die het patriotsche regeeringsreglement op 20 Mrt. 1786 onderteekenden; 18 anderen weigerden dit. In Oct. 1787 werd hij als lid der vroedschap afgezet, maar in Jan. 1795 werd hij weder lid.
Hij werd 27 Jan. 1796 in het kiesdistrict Soestdijk tot lid der nationale vergadering gekozen. Hij was tegelijk in Utrecht 1 tot eersten en in Utrecht 2 tot tweeden plaatsvervanger gekozen en zou voor beiden hebben kunnen optreden, omdat de in 1 gekozene voor een ander district optrad en de in 2 gekozene lid der commissie voor het ontwerpen eener constitutie werd, terwijl aldaar de eerste plaatsvervanger ook voor een ander district optrad. Bij loting werd bepaald, dat hij lid voor Soest dijk zou zijn. Hij werd 25 Mrt. door zijn medeleden gekozen tot lid der commissie voor Buitenlandsche Zaken. Hij was van 3 tot 17 Mei president der vergadering.
De Leeuw was een middenman. Op 24 Nov. 1796 hield hij een rede, waarin hij als zijn oordeel uitsprak, dat de door de commissie van 21 ontworpen constitutie zeer goed kon dienen, maar slechts na verbetering. Hij ondersteunde het voorstel van Schimmelpenninck (dl. IV, kol. 1225) om een commissie van 7 leden te kiezen ten einde nadere voorstellen hieromtrent te doen. Dit werd 25 Nov. aangenomen. De Leeuw werd 28 d.a.v. in deze commissie gekozen en bij de langdurige discussiën is daardoor veel verbeterd, doch 8 Aug. 1797 werd het ontwerp bij volksstemming verworpen.
De Leeuw werd 2 Aug. 1797 herkozen, maar nam evenals Schimmelpenninck en enkele anderen, die inzagen, dat de wagen van staat een verkeerde richting insloeg, de benoeming niet aan. Ook werd hij in Sept. d.a.v. als afgevaardigde voor Utrecht 2 aangewezen, zoolang het lid voor dat district in de commissie van 21 zitting had, maar ook nu bedankte hij. Hierdoor ontkwam hij ook aan het lot, dat velen zijner ambtgenooten trof, die 22 Jan. 1798 gevangen gezet werden. Hij werd na den tweeden staatsgreep van 12 Juni d.a.v. op 15 Juli in het district Utrecht 1 tot lid van het Vertegenwoordigend lichaam gekozen. Hij was hier gedurende de zittingjaren 1798-1800 lid der Tweede, daarna der Eerste Kamer.
Op 17 Oct. 1801, na den derden staatsgreep van 19 Sept. te voren, werd dit lichaam ontbonden en denzelfden dag werd de Leeuw geïnstalleerd als een der 12 leden van het na dien staatsgreep opgerichte Staatsbewind. Hij verhuisde toen naar den Haag en is daar verder blijven wonen.
D. Delprat, Journal (in Bijdr. en med. Utr. hist. gen. 1893, blz. 180) zegt: ‘De Leeuw est très médiocre, et plus prononcé contre l'ancien parti, qu'il ne conviendrait pour le bien général’.