[Heeckeren van Enghuizen, Evert Frederik baron van]
HEECKEREN VAN ENGHUIZEN (Evert Frederik baron van), heer van Enghuizen en Beurse, geb. te Arnhem 23 Dec., ged. 26 Dec. 1755, overl. op kasteel Enghuizen te Hummeloo, 13 Jan. 1831, zoon van Jacob Adolph (kol. 723) en van Charlotte Alexandrine van Westerholt.
Hij was eerst in militairen dienst en majoor, daarna in 1783 in de ridderschap van Zutphen en gecommitteerde ter Staten-Generaal. Tijdens de onlusten van 1787 hield hij meer de patriotsche zijde, maar later koos hij openlijk partij voor de oude constitutie en den stadhouder. In 1795 was hij voorzitter der Staten; hij vergezelde den Prins 19 Jan. 1795 tot aan de pink, waarmee deze naar Engeland wilde oversteken. Bij de komst der Franschen week hij buitenslands, doch keerde later terug. Als lid van het departementaal bestuur van Gelderland nam hij onder het staatsbewind weer deel aan de regeering en werd onder koning Lodewijk lid van den Staatsraad. Bij de restauratie was hij in 1814 een der notabelen die de grondwet hielpen aannemen en werd 28 Aug. 1814 benoemd in de ridderschap van Gelderland en tot lid der provinciale staten in hetzelfde jaar. In 1815 werd hij lid der Eerste Kamer.
Hij huwde 2 Juli 1782 op Beverweerd te Odijk met Henriëtte Johanna Susanna Maria des H.R.R. gravin van Nassau - la Lecq, vrouwe van Beverweerd en Odijk, geb. te Utrecht 21 Oct. 1764, overl. op Enghuizen 26 Juni 1810, dochter van des H.R.R. graaf Hendrik Carel en van Johanna Gevaerts. Uit dit huwelijk sproten 9 kinderen, o.a. baron Jacob Derk Burchard Anne, die volgt.
Zie: Herald. Bibl. (1882), 94; Nederl. Adelsboek (1925), 178; Navorscher (1905), 355.
Regt